Uyt-heemsen oorlog ofte Roomse min-triomfen(1651)–Matthijs van der Merwede– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Op d'Vytheemschen Oorlog, ofte Roomsche Min-Triomfen van den Ed: hoogh-geleerden ende sin-rijcken Poëet M.V.M. Heer van CL. Van sijn Ed: te Romen gemaekt. WIE zag de felle en sterke brandt te lessen, Toen Romen, door der Gotten overmoedt, Verdronken lag als in een zee vol bloedt? De Tyber vluchte en al zijn Stroomgodeßen. [pagina XIII] [p. XIII] Zy, die haer oor zoo keurig en zoo teder Tot het gehoor van 'tRoomse Minnedicht, De soete toon, daar hadden naauw verplicht, Die trokken in haar kil de hoofden neder. Zy vonden eer geen kans tot we'er te keren In d'oude standt, voor dat de Roomsche taal En Stadt zoo was verandert altemaal, Dat een Latijner het Latijn most leren. Ten lesten is een nieuwe lust ontsteken In't hert des Tybers, na dat daar soo lang Het oudt Toskaans in't dichten ging in swang, Om uyt de borst eens suyver Duytsch te spreken. Wat raadt voor hem om hier toch toe te komen? Hy heeft het werk, zoo lang van hem bedocht, Op deze wijs noch tot het eyndt gebrocht En Venus Zoon in zijnen arm genomen. En sprak tot hem: Mijn oever wordt betreden, O groote Min, van zulk een groote Geest Als ooit voor heen te Romen is geweest. Ey zet in vier en vlam zijn jonge leden. [pagina XIV] [p. XIV] De Min is voort in MERWE ingevaren; Zoo dat hy heel geblaakt van't minne-vier Zijn brandt beschreef en zengden schier 'tpapier. Zoo was die kracht gekropen door zijn âren. De Tyber zach zijn kunst zoo wel gelukken, En sprak: Apol heeft M.....niet geraakt, De Min alleen heeft hem Poëet gemaakt, Die moet zijn hooft met Lau werkranssen drucken. Maer gy, O Geest, ey stuur uw Roomsche Dichten In Nederduytsch, naar 't lieve Vaderlandt, En zet daer door heel Neêrlandt in de brandt Dan zult gy zien wat dat uw pen kan slichten. De Min zal voort zijn pijl en toorts verzaken, En over al de Juffers, stuurs van zin, Ontsteken met u dichten tot de min. Alwat'er leeft zal dan van liefde blaken. R. Ans. Te Romen. Vorige Volgende