Sluiproutes en dwaalwegen
(1991)–Anthony Mertens– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van een liminale poëtica toegelicht aan de hand van het werk van Jacq Firmin Vogelaar
2. VoorbereidingsrituelenIn Raadsels van het rund zijn de fragmenten in acht hoofdstukken bij elkaar gebracht. De hoofdstukken worden Nachten genoemd.Ga naar voetnoot[4] Daardoor ontstaat de suggestie dat we met een nachtboek van doen hebben: een pendant van het dagboek. Gaat het om een verzameling dromen? De titels van de hoofdstukken, de Nachten, versterken die suggestie. Het zijn woorden die ontleend kunnen zijn aan het idioom van de droomanalyse: Verplaatsingen, Herinneringssporen, Nachtelike landschappen. Toch ver- | |
[pagina 106]
| |
wijst de aanduiding nachtboek rechtstreeks naar de liminale situatie van de geschriften. Niet voor niets wordt de ‘nacht’ omschreven als ‘de overgang tussen twee ruimtes, een draaideur’ [265].Ga naar voetnoot[5]
De tekstfragmenten verwijzen allemaal naar het begin van een tekst die nog moet worden geschreven. Het begin wordt geprojecteerd in een neutrale ruimte.Ga naar voetnoot[6] Zo staat in een van de aantekeningen te lezen waar ‘het’ zou kunnen beginnen: Lokatie n'een. We moeten het stellen met slechte beelden en misschien zouden we ons helemaal geen beelden moeten maken. De deur gaat open () de deur gaat dicht [17]. Met andere woorden: de tekst waar ‘het’ om draait bevindt zich precies op de plaats van de tekstuitsparing tussen de haakjes, op de drempel. De nog te schrijven tekst kan opdoemen in overgangssituaties. Verschillende keren wordt de opzet van het boek vergeleken met het naderen van een drempel.
Zo komen in het dossier Raadsels van het rund verschillende versies van een brief voor, die Ekke Wagenaar aan zijn broer Thomas schrijft. Ekke concipieert zijn brief vroeg in de morgen wanneer zijn gedachten nog voor een deel in beslag worden genomen door de dromen van de nacht. In de eerste versie van de brief probeert hij op te schrijven wat hij heeft gedroomd. Bij de tweede versie neemt hij zijn beschrijvingen terug. Dan begint hij nog eens aan een derde versie: hij schrijft een verhandeling over de noodzakelijkheid van rituelen die in acht moeten worden genomen bij het schrijven. De schrijver van de brief herinnert zich de woorden van een oudere collega van Thomas, die hem ooit eens vertelde wat er allemaal bij opgravingswerk komt kijken. (Thomas is archeoloog van beroep.) Hij vergeleek zijn werk met dat van de psychoanalyticus, die de droom beschouwt als de koninklijke weg naar de wereld van het onbewuste.Ga naar voetnoot[7] De voorbereidingswerkzaamheden zijn van groter belang dan het graaf- en | |
[pagina 107]
| |
spitwerk, of de analyse. Op het omspitten van het verleden en het onbewuste staat een verbod, had deze collega gezegd. De mogelijkheid van een authentieke weergave van de dromen moet gering worden geacht, maar het belang van de voorbereidingsrituelen voor het vergaren van kennis is des te groter, omdat ze de afstand met wat zich in de droom afspeelde respecteren. Het gaat er om zich de droombeelden in hun ongeïnterpreteerde staat toe te eigenen. Een weergave van de droom werkt vervalsend. De rituelen daarentegen houden de mogelijkheid open van een toenadering. Ze stellen een vervalsende interpretatie uit. Het zijn geen loze rituelen: uit teratrale of afleidende overwegingen rondom ons eigenlijke werk in scene gezet, integendeel, dit verbod behoort tot het zinvolle geheel (...) van omzichtige, indirekte handelingen, noem het voor mijn part het selebreren van liturgiese bezweringen en formules (...) die de afstand tussen ons en het domein waar zij wederrechtelik in binnendringen intakt moeten laten [52/53]. Om dromen in hun authentieke gedaante in het oog te kunnen krijgen, dient men zich op de drempel op te houden: Wanneer iemand ontwaakt verkeert hij in een unheimliche toestand welke nog tot de invloedsfeer van de droom behoort. Er hangt nog de schemertoestand van een wereld die ons per definitie vreemd blijft. (...) In dat no man's land (...) is het blootleggen van overblijfselen, die in hun tijd wellicht onbetekenende gebruiksvoorwerpen waren en nu magies kunnen aandoen maar voor ons niet meer zijn dan te ontsijferen gebruiksaanwijzingen, een ongeoorloofde en voor de waarde van onze wetenschap niet van gevaar ontblote inbreuk. (...) In deze toestand, tussen de wereld van de nacht en die van de dag, kan het vertellen van dromen fataal zijn (...) daar de persoon in kwestie, nog voor de helft deel uitmakend van de droomwereld, haar in zijn woorden verraadt en beducht moet zijn op vraak van haar kant [53/54]. De verhandeling over de voorbereidingsrituelen zal niet voor niets in dit boek zijn opgenomen. Op verschillende plaatsen wordt de lezer gewaarschuwd dat wat hij voor zich heeft niet meer is dan een voorbereidingsschrift [216, 483]. De schrijver weet niet precies in welke richting hij werkt, wat hij precies zoekt. Dit idee van het voorbereidingsschrift komt tot uiting in de presentatievorm van de teksten. Het boek bestaat uit teksten die de ‘eigenlijke tekst’ omgeven. Een analyse van zo'n drempeltekst, in de betekenis die Genette er aan geeft, kan dit gegeven illustreren. |
|