Sluiproutes en dwaalwegen
(1991)–Anthony Mertens– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van een liminale poëtica toegelicht aan de hand van het werk van Jacq Firmin Vogelaar
[pagina 93]
| |
6. De drempel als een neutrale ruimteHet spel met de conventies van het verhaal of de regels van een genre wordt met grote ernst gespeeld. De helden in Vogelaars romans beleven kortstondige momenten van desoriëntatie. Daarin verliezen ze de greep op de taal. Ze belanden telkens in een situatie die autistische kenmerken vertoont: de verbinding tussen de woorden en de conventionele betekenissen is doorgesneden. Het is een hachelijke situatie: tijdens het kortstondige verblijf in die prille sferen waarin niets een naam of functie heeft, houdt elke vorm van communicatie op, wordt de verbinding met de buitenwereld verbroken. Het is juist de routine, het zijn de gewoontegebaren, waardoor het individu zijn bindingen met de buitenwereld onderhoudt. De routine die zich in de taal manifesteert in de clichés, de beproefde formuleringen, is nodig om het contact niet te verliezen. Wie zich te lang buiten de communicatieve orde ophoudt, loopt het gevaar definitief te verdwijnen. De helden bevinden zich voortdurend in een dilemma: zich te verliezen in de routine van alledag of zich te laten verlokken door de sferen van de woordloze wereld. Ze aarzelen tussen tussen iemand of niemand. Hun lotgevallen zijn exemplarisch voor het uiteindelijke doel van het spel. Dat spel heeft te maken met het schrijven zelf: ook daarin vormen de kortstondige momenten van desoriëntatie de vruchtbare plaatsen waar dingen in hun nog onbenoemde staat opdoemen. Ze lijken onderdeel uit te maken van een anonieme, onophoudelijke en obsederende beweging waaruit alle boeken voortkomen.
Talloze malen is gespeculeerd over de aard van dit concrete weten dat zich aan elke vorm van verbalisatie lijkt te onttrekken [Foucault, 1986b]. Tussen de woorden en de dingen ontvouwt zich een neutrale ruimte waarvan men zich geen voorstelling kan maken, die ook niet kan worden gesymboliseerd. Soms bedient men zich letterlijk van het neutrum ‘Het’ om er naar te verwijzen [Blanchot, 1987]. De neutrale ruimte heeft niets te maken met een hogere of verborgen waarheid, maar ‘Het’ duidt eerder een punt aan waarin het schrijven zich in ruwe vorm voordoet, een moment van buitensporigheid dat zich onttrekt aan de regels van het verhaal, het genre en tenslotte zelfs aan dat van de communicatieve orde. Vogelaars cyclus Operaties kan als een exploratie van deze neutrale ruimte worden gelezen. Misschien is het beter te zeggen dat de cyclus de verschillende manieren waarop in de moderne literatuur deze exploratie is ondernomen, documenteert. De lotgevallen van de helden in de vroegere romans worden nu getransponeerd naar de lotgevallen van de schrijver in zijn reis door de wereld van de taal. | |
6.1. Het heeft geen naamDe bundel verhalen die vooraf gaat aan het Operaties project, verwijst in de titel rechtstreeks naar de neutrale ruimte: Het heeft geen naam. Het motto citeert de befaamde uitspraak van Mallarmé waarin hij zegt dat het | |
[pagina 94]
| |
woord de dingen doet verdwijnen.Ga naar voetnoot[18] De drie verhalen van de bundelGa naar voetnoot[19] beelden toestanden van afasie uit. Ze verwijzen naar een kortsluiting tussen de namen en de dingen. De suspense van deze verhalen schuilt in ‘aanwezigheid’ die zich niet laat benoemen en bij gebrek aan beter met het neutrum wordt aangeduid: hoe op de naam te komen van iets wat zich aandient, maar zich onmiddellijk terugtrekt, wanneer het onder woorden wordt gebracht. In het eerste verhaal Interieur gaat het om niet veel meer dan een onbestemd geluid. Soms is het niet meer dan een schaduw die de verteller in de beslotenheid van zijn kamer meent waar te nemen. Met een niet aflatende energie probeert de protagonist deze onbestemde aanwezigheid te identificeren, een aanwezigheid die hem uitholt en hem verhindert ‘ik’ te zeggen. Maar het blijkt een hardnekkige, redundante aanwezigheid, een overbodige figuur, onzichtbaar en zwijgzaam, een belasting waarvan de anonieme held zich wil ontdoen. In de andere verhalen treedt dit naamloze iets, deze figuur zonder gezicht op in de vermomming van de metgezelGa naar voetnoot[20] (bijvoorbeeld in het verhaal De fuga van Mor & Tor). Het lijkt er op dat deze naamloze figuur zich van het spreken van het vertellende ik bedient op het moment dat deze de greep op de woorden kwijt raakt. Zo staat in het tweede verhaal Gesloten sirkwie te lezen: Je moet aan iets denken je weet hoe het eruit ziet of eruit zou moeten zien tenminste dat denk je en je krijgt het niet uit je gedachten zolang je er niet achter bent wat het is - is het geweest [53/54]. | |
[pagina 95]
| |
De uitgespaarde ruimte - hier gemarkeerd door het liggende streepje - verwijst naar het neutrum, een interval waarvan alleen het moment dat er aan vooraf ging en dat er op volgt onder woorden kan worden gebracht. Een schrijver probeert deze neutrale ruimte binnen te dringen door op zoek te gaan naar het juiste woord ervoor; een zoektocht in de taal die het uiterste vergt van de grammatica, de syntaxis en zelfs van de orthografie. Op papier verschijnen interpunctieloze zinnen, waarin woorden worden uitgeprobeerd en weer hernomen. Men krijgt de indruk van een hortend schrijven. De uitbeelding van wat zich voltrekt in het schrijven is een onmogelijke opgave. Ze leidt tot een manier van schrijven, waarin elke mededeling wordt overwoekerd door metacommunicatieve uitingen, reflexieve zinnen: als ik nu papier en balpen bij me had zou ik op kunnen schrijven wat er is nu dwz al 'n minuut geleden enzovoort wie ik ben hoe ik voelde of ik iets voelde wat ik was op 'n bepaald moment nee op 'n willekeurig ogenblik bijvoorbeeld nu met mij als archimedies punt ik zeg in dat geval schrijf ik punt en bedoel ik en probeer zo nauwgezet mogelik aan te geven welk tijdstip het is gebruik omschrijvingen om de tijd niet stil te zetten geef ik weer waar ik me bevind en zou alleen daarom al doodstil moeten blijven zitten omdat met elke verplaatsing ook de gehele omgeving zou veranderen en ik elke keer weer opnieuw zou moeten beginnen ik zie het al een hand is niet genoeg ik zou met twee handen tegelijk moeten schrijven met de ene pen schrijven waar ik ben en wie ongeveer hier en nu met de andere pen schrijven dat ik zittend op 't zolderluik of bij de kier bezig was te schrijven waar ik zat en waarom terwijl beneden mij 'n vrouw bezig is of moet ik nu al zeggen was beter zou zijn en dan volgt wat zij op dat moment zal doen [63]. De verhalen proberen dit moment van de handeling van het schrijven zelf zo dicht mogelijk te naderen. Ze gokken op het moment waarop de handeling van het schrijven zich in zijn pure vorm manifesteert. Deze pure vorm is niet gebonden aan de regels van de grammatica of aan de soevereiniteit van degene die het woord neemt. Ze maakt zich ook los van de metacommunicatieve uitingen die alsnog proberen de neutrale ruimte in de greep te krijgen. | |
6.2. Het woord op de drempelIn de cyclus Operaties doet de schrijver een beroep op een groot arsenaal van (formele) middelen die in de literatuur wordt gebruikt om een vorm te vinden voor het vormeloze. Het eerste deel van de cyclus Kaleidiafragmenten zou men kunnen lezen als een boek waarin de middelen die in de moderne literatuur zijn beproefd om een vorm voor het vormeloze te vinden met voorbeelden wordt geïllustreerd. Het is een waar handboek | |
[pagina 96]
| |
van de teratologie, een introductie in de leer van de schrijfvervormingen.Ga naar voetnoot[21] In het schrijfproces schijnen er momenten te zijn dat de taal zijn eigen gang gaat. Een anonieme instantie lijkt de pen van de schrijver over te nemen. Talloze malen is in de literatuurgeschiedenis door schrijvers deze ervaring verwoord. Wie is deze anonieme instantie? Het antwoord op deze vraag is legio: god, de muze, de intuïtie, de inspiratie, het onbewuste. Het is de taal zelf, zeggen anderen. De taal gaat zijn eigen gang. In Kaleidiafragmenten worden voorbeelden gegeven van de autonomie van de taal. Een voorbeeld van een tekst die als het ware zelfstandig kan worden voortgezet zonder dat er een auteur aan hoeft te pas te komen, vinden we op de pagina's 42-49 van het boek.Ga naar voetnoot[22] Het is een raadselachtige passage, letterlijk een vorm van cryptografie waarvan ik hier alleen maar de eerste alinea's zal citeren. De tekst luidt als volgt: * SCHAT. Niet te verwarren met schat (dianalyse) (intraveneuse verkenningstocht van kpt. NemoN) (in het land van tautologiese sellen) (MINIATUUR) Deze ondoorzichtige tekst is de uitkomst van een procedure, vaker door auteurs toegepast om het proces van betekenistoekenning te parodiëren. De parodie bestaat in een volstrekt letterlijke uitvoering van een bepaalde methode om achter de betekenis van een woord te komen, namelijk door | |
[pagina 97]
| |
de gestandaardiseerde betekenis in het woordenboek op te zoeken. Door het woord niet langer te beschouwen als de drager van een vaststaande betekenis (zoals men die in de lemmata van het woordenboek kan vinden), parodieert deze procedure een leeswijze die achter de tekst een verborgen betekenis probeert op te sporen, als was het een onder de woordlagen begraven schat. In het bovenstaande fragment gaat het om de betekenis van het woord ‘schat’. Wie de omschrijving in Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal opzoekt, vindt achter het woord ‘schat’ een zevental betekenis-omschrijvingen [1976: 2141]. De vierde perifrase is voor ons voorbeeld van belang. Voor ‘schat’ wordt daar als betekenisomschrijving gegeven: geheel van grote geestelijke of zedelijke waarde. Het is precies deze omschrijving die in Vogelaars boek aan het eind van het lange ondoorzichtige fragment als oplossing van het cryptogram wordt aangeboden: schat (dialyse: geheel van grote geestelike en zedelike waarden [49]. Het is een oplossing in de letterlijke zin van het woord, want de omschrijving wordt opgelost in betekenisomschrijvingen van de afzonderlijke elementen van de zin, die op hun beurt weer worden opgelost in een volgende reeks van betekenisomschrijvingen. Zo wordt ‘geheel’ vervangen door de omschrijving die Van Dale geeft voor het woord: ‘een zaak gedacht als eenheid, als de vereniging harer gezamenlijke delen, en beschouwd in tegenstelling van die delen afzonderlijk’. Ook van deze omschrijving worden weer de afzonderlijke woorden vervangen door hun betekenisomschrijvingen. Kortom de cryptografische tekst is het resultaat van een permanent proces van substitutie. In de preambule tot het fragment wordt de situatie bijna stenografisch, schetsmatig aangegeven. De verkenningstocht van kpt. NemoN is een labyrintische reis door het woordenboek: elk woord splitst zich af door een nieuwe reeks van woorden. De held van deze tocht is dan ook NemoN, niemand, een taalfiguur, als men zijn naam tenminste achterstevoren leest: Nomen. Deze held bevindt zich in het land van de tautologische sellen, woorden die zich permanent vermenigvuldigen. Het woord wordt immers opgelost in reeksen nieuwe woorden die dienen om zijn betekenis aan te geven. Wie de betekenis van deze woorden niet kent, moet elders in het woordenboek verder zoeken: wanneer men de resultaten opschrijft, is de tekst het resultaat van een permanente celdeling: dialyse.
Het fragment is een illustratie, een formele representatie van een overigens weinig spectaculair combinatorisch principe waarmee een woord verbindingen kan aangaan met alle andere delen van het woordenboek. In Kaleidiafragmenten wordt het gepresenteerd als het voorbeeld van een subjectloos schrijven, maar dan in de vorm van een bloedeloze uitvoering van een dictee, een tekst die slechts een stramien volgt. In hoeverre ver- | |
[pagina 98]
| |
schilt dit organisatieprincipe nu op het punt van de uitvoering van andere modellen, bijvoorbeeld van een plan dat de schrijver in zijn hoofd had, het werk dat hij al helemaal had geschreven in het klein en dat hij alleen nog maar in vergrote vorm naar buiten hoefde te brengen of hoefde op te schrijven: wat maakt de uitvoering van een tekst niet tot iets machinaals. In Kaleidiafragmenten wordt de spanningsverhouding tussen de mogelijkheid en onmogelijkheid van het schrijven als een uitvoering zonder plan, zonder principe afgetast. In hoeverre kan met andere woorden door het schrijven een inzicht worden geproduceerd in plaats van herhaald van wat tevoren al in miniatuurvorm was uitgedacht.
De spanningsrelatie wordt in de fragmenten vaak tot uiting gebracht door de tegenstelling van een anonieme taal en een individuele taal: of betekenissen gaan verloren in de clichés van de anonieme taal of in de incommunicabele taal van het strikt individuele. Het tweede fragment van het boek kan daarvoor als illustratie dienen. Het luidt als volgt: I:K/ LOGOGRIEF. Ik spreek nu over 44 er schijnt veel veranderd veel is er niet veranderd het ziet er niet naar uit het doet geen pijn - het laat geen sporen na - het blijft lang goed - in geopende toestand niet onbeperkt houdbaar - het verkleurt aan de randen - het is reukloos - men hoort er niets meer van - het bestáát niet 10. schreeuwt om te schrijven 3. er wordt aan gewerkt, hoewel ze niets uitvoeren 8. voordien wisten we niet, dat het bestond 13. na de nadruk op de eerste volgt misschien die op de tweede, die hebben we al gehad oplossing 1054: Elk tekstfragment van het boek blijkt voorzien te zijn van een of twee (soms drie) code-aanduidingen, in de vorm van hoofdletters gevolgd door een schuine streep. Deze codeletters blijken te verwijzen naar het register achter in het boek. Het betreft een woordenlijst, waarin achter elke letter een (willekeurige) reeks van woorden staat opgenomen. Wanneer we deze lijst opslaan blijkt het eerste uit de rij van woorden achter de letter I het woord Isotoop te zijn. Achter de letter K staat als eerste woord vermeld Kettingreaksie. Men zou beide woorden kunnen opvatten als de thema's van het fragment. Het bovenstaande fragment heeft isotoop en kettingreaksie als onderwerp, maar tegelijkertijd zou men ze kunnen beschouwen als vormen van zelfverwijzing: het bovenstaande fragment is een isotoop en is een kettingreaksie. Wat is een isotoop? Wie de betekenis opzoekt in Van Dale, krijgt daar als betekenisomschrijving gegeven: elk der vormen van een zelfde element die in chemische eigenschappen geheel overeen- | |
[pagina 99]
| |
komen, maar in samenstelling van de atoomkern (...) verschillen. Kortom de omschrijving waarmee het fragment eindigt, laat zich lezen als de gegeven oplossing van het cryptogram (nr 1054). De beide woorden geven aan dat elke lezing van het fragment er slechts één uit duizenden is, volstrekt afhankelijk van het gezichtspunt van waaruit men het fragment leest. Zo zouden ook andere woorden uit de lijst: Ik, industrie, identifabrikatie of koe, kamera, kadaver, kannibalisme als de topics van het fragment kunnen worden opgevat, waardoor telkens andere betekeniscombinaties in het fragment ontstaan.
Het fragment wordt aangeduid als een Logogrief, een woordraadsel, een rebus, waarvan een eenduidige oplossing niet te vinden is. In plaats daarvan wordt een andere betckenis van het woord ‘oplossing’ geactiveerd. De tekst valt uiteen in een aantal elementen. De woorden uit hun context gehaald kunnen aanleiding geven tot een proces van betekenisvermenigvuldiging. Maar de term Logogrief kan ook betrekking hebben op het neutrum, dat in het fragment wordt geaccentueerd door het cursief. De eerste zin: ik spreek nu over 44, laat zich - wanneer men de andere fragmenten er bij betrekt - lezen als een verdwaalde zinsnede uit een (auto)biografie die als uitgangspunt voor Kaleidiafragmenten zou hebben gediend. Het eerste fragment van het boek begint immers met een citaat van een bombastisch vertoog waarin wordt teruggeblikt op de geschiedenis ‘van een dag, onvergetelijk voor hen, in wier leven hij een keerpunt vormde’. Elders staat de opzet van het boek onomwondener geformuleerd: GEBRUIK EEN DAG ALS VOORB. had 3 sept. uitgekozen (...) de eerste woensdag van sept [69] verder voor niem. van bet., voor mij een groot gat* dat ik moest vullen, waar ik het een en ander moest opdiepen (...) een biografie in gekonsentr. vorm de biogr.v mijn/de tijd [25]. Het fragment schetst stenografisch een project: de beschrijving van 3 september 1969, die onmiddellijk in verband wordt gebracht met de geboortedag: 3 september 1944.Ga naar voetnoot[23] Het boek bevat dan ook allerlei fragmenten van schrifturen, die op die septemberdag van 1969 zijn gepubliceerd.Ga naar voetnoot[24] Het dagboek wordt al gauw een autobiografie waarin het individuele juist tot probleem wordt. | |
[pagina 100]
| |
Na de zinsnede ik spreek nu over 44 volgt een reeks van cliché-zinnen, waarin het neutrum het onderwerp vormt. Dit neutrum is de kern van het logogrief, want de vraag is waarnaar ‘het’ verwijst. Via citaten van de standaardtaal van gebruiksaanwijzingen, recepten, enzovoort wordt duidelijk gemaakt dat het in ieder geval voor de zintuigen niet waarneembaar is: men kan het niet zien (‘HET ziet Er niet naar uit’), niet voelen (‘HET doet geen pijn’) niet horen (‘MEN hoort ER niets meer van’) noch ruiken of proeven (‘HET is reukloos’). Door het hele boek heen wordt aandacht gevraagd voor dit neutrum in zinnen die door een geïsoleerde plaatsing een extra accent krijgen: Het is alles een kwestie van wegdenken [7]. Het neutrum markeert bij Vogelaar, zoals ik hierboven al heb aangegeven en in het volgend hoofdstuk nog zal demonstreren, het punt waar de taal van vast (bijvoorbeeld in het cliché) overgaat in vloeiend (bijvoorbeeld in het delirerende schrijven waarin betekenissen haast niet meer zijn te fixeren). Vandaar dat in Kaleidiafragmenten, zowel in de tekst als in de woordenlijst achterin, in hoge frequentie woorden opduiken als aanduiding voor het versteningsproces (diagenese bijvoorbeeld) en het omslagpunt, het neutrum wordt vergeleken met schuim dat wel een zekere structuur heeft, maar niet valt te grijpen.
Wat hier van belang is, is dat de onschuldig ogende zin ik spreek nu over 44 tegen de achtergrond van de clichés een problematische status krijgt. De clichés worden gepresenteerd als citaten zonder aanhalingstekens waarin onduidelijk is wie er aan het woord is en waarover wordt gesproken. Ze hebben in die zin een terugwerkende kracht dat ze de aandacht vestigen op de status van de voorafgaande zin. Is het grammaticale subject ‘Ik’ ook niet een lege betekenaar die zijn betekenissen pas krijgt door de plaatsen die ze inneemt in verschillende vormen van taalgebruik? Het grammaticaal subject wordt tegelijkertijd een lijdend voorwerp: ‘Ik’ wordt ‘betekend’, krijgt de schutkleur van het omringende tekstlandschap.
Wie ‘ik’ schrijft, schrijft tegelijkertijd over ‘I:K’, in de vorm van een kettingreactie. Het ene woord roept het andere op en daarin ontstaat langzamerhand een betekenispatroon (een isotopie) dat per definitie onvoltooid is. De schrijfwijze is zo niet reproductief, dat wil zeggen beschrijft niet iets dat vooraf is gegeven, maar productief: het beeld van het ‘ik’ moet nog tot stand komen. De werkwijze is niet die van het cryptogram waarvan de bedenker de oplossing al weet, maar die van de oplossing: de oplossing vormt het raadsel. | |
[pagina 101]
| |
Met deze illustratie van ‘schrijfvervormingen’ in Kaleidiafragmenten heb ik al een voorschot genomen op het volgende hoofdstuk. Daarin wil ik laten zien hoe de topos van de drempel niet alleen consequenties heeft voor de compositie van verhalen en genres, maar ook voor de opbouw van teksten in het algemeen. In het voorafgaande heb ik gedemonstreerd hoezeer de topos van de drempel doorwerkt in de fabelstructuur van de verhalen. Deze wordt beperkt tot de uitbeelding van een tussenspel: na de openingszetten komt een lang middenspel waarvan de grote hoeveelheid zetten telkens hetzelfde patroon vertonen. Het zijn niet meer dan verplaatsingen. De helden van de verhalen zijn tussenfiguren. Ze bevinden zich op drempels, vaak tussen slapen en waken, waarin ze schijngestalten vormen. Hun perspectief op de verhaalwereld is niet betrouwbaar: ze moeten zich afvragen hoe een perspectief tot stand komt. In hun waarneming vindt een spel van omkeringen plaats. Het moment van de omkering zelf willen ze in de greep krijgen. De personages raken verzeild in een verhaalwereld waarbij niet duidelijk is of ze onderdeel uitmaken van een misdaad- of een initiatieverhaal of in een parodie daarop. Wat ze zien lijkt door die vormen al voorgekadreerd. Ze proberen uit die kaders te breken en belanden in een neutrale ruimte. De verbinding tussen de woorden en de betekenissen is daar verbroken. Lang kunnen ze daar niet verwijlen. De lotgevallen van de helden van Vogelaars romans worden in de latere boeken getransponeerd naar de lotgevallen van het schrijven. De schrijver mikt op momenten waar iets zichtbaar wordt van de woordloze wereld die zich tijdens het schrijfmoment aandient. Hij voert rituelen uit op de drempel van de neutrale ruimte. |
|