Sluiproutes en dwaalwegen
(1991)–Anthony Mertens– Auteursrechtelijk beschermdAspecten van een liminale poëtica toegelicht aan de hand van het werk van Jacq Firmin Vogelaar
4. De initiatieSimone Vierne heeft in haar boek Rite, roman, initiation [1987] het scenario van het veranderingsproces beschreven, dat in deze riten wordt gedramatiseerd.Ga naar voetnoot[6] Ik volg haar betoog hier omdat ze een reeks van motieven bespreekt, die in de uitwerking van mijn opvattingen over een bepaalde vorm van literatuur van belang zijn. In haar scenario onderscheidt ze drie sequenties.Ga naar voetnoot[7] De eerste heeft betrekking op de voorbereiding tot de initiatie: hieronder vallen alle preliminale riten. De tweede groep, de eigenlijke initiatieriten, de liminale riten hebben betrekking op de inwijdingsdood. En de derde groep wordt gevormd door de riten die hebben te maken met de intreding in een nieuwe orde, met de hergeboorte. De preliminale riten hebben van doen met de inrichting van de plaats | |
[pagina 26]
| |
waar de inwijding zal plaatsvinden, met de zuivering, de schoonwassing van de noviet en in de derde plaats met gebruiken, die de scheiding met de vroegere wereld, waarin de noviet leefde, uitdrukken. De ‘eigenlijke’ liminale riten vinden in overgangsruimten plaats. Ze beginnen vaak met een verandering in de bewustzijnstoestand van de inwijdeling: doorgaans gaat het om een al dan niet gesimuleerd verlies van het bewustzijn (de inwijdeling wordt in slaap gebracht of in trance: maar steeds is het de bedoeling dat de noviet buiten zijn bewustzijn treedt). Het doel hiervan is in de eerste plaats de ontkenning van de voorafgaande periode. Daarin bestaat ook de functie van de beproevingen die de inwijdeling moet doorstaan: ze moeten hem harden om de moeilijkheden die het nieuwe leven hem zal bieden te kunnen doorstaan. De beproevingen symboliseren het doodsritueel. Meestal gaat het om vormen van ascese: vasten, seksuele onthouding, uithoudingsproeven (het doorstaan van extreme koude en vermoeidheid), slaaponthouding, zwijgen. In latere culturen spelen ook de besnijdenis, tatoeages, lichamelijke kwellingen een rol in de symbolisering van de passage door de dood. De vroegere identiteit van de inwijdeling wordt vermorzeld, gebroken.Ga naar voetnoot[8]
De passageriten worden meestal voorgesteld als een reis. Soms gaat het om reizen die een volstrekte afzondering met zich meebrengen: reizen naar een afgelegen eiland. Soms om een reis naar gene zijde van deze wereld, voorgesteld als een afdaling of als een opstijging. De initiatiedood kan worden voorgesteld als een afdaling (naar het dodenrijk, de ingewanden, naar het binnenste van moeder aarde bijvoorbeeld). Ze kan de vorm aannemen van een terugkeer naar het embryonale leven, vol levensbeloften, maar nog dicht bij het niets, waarnaar men moet terugkeren als men zich geheel wil veranderen.Ga naar voetnoot[9] In de inwijdingsriten wordt men begraven in grotten, monsters, greppels. Deze diepten moeten een angst oproepen, die in de initiatie de persoonlijkheid van de noviet moet afbreken. Vaak is de liminale rite dan ook een passage door een kloof, graf of tunnel. Een variant hiervan is het verblijf van de noviet in de buik van een monster. Vierne neemt aan dat tot de beproevingen die de noviet ondergaat ook die van de opslokking moet worden gerekend. Het Jonas-motievencomplex speelt hier een grote rol. Datzelfde geldt voor het motievencomplex van het labyrint, waarin een gevecht met een monster plaatsvindt.Ga naar voetnoot[10] Geo- | |
[pagina 27]
| |
grafische ruimten, symbolische ruimten (ei, walvis, moederbuik, labyrintGa naar voetnoot[11]: zij alle kunnen worden beschouwd als de elementen van de liminale zone in de initiatieriten, die de sequentie van offer-dood-grafwederopstanding met elkaar gemeen hebben. De derde groep riten die met de hergeboorte van doen heeft, dramatiseert in het algemeen een krachtige uitstoting. De noviet komt door braaksel in zijn nieuwe toestand terecht. (Jonas wordt door de walvis uitgespuugd op een eiland.) Het verlaten van tunnels, graven, grensgebieden is een symbool van de wedergeboorte. In de rite van de hergeboorte spelen de novieten vaak de rol van baby's: zij herinneren zich kennelijk niets van hun vroegere leven. Ze zijn de taal van hun ouders vergeten, hen wordt vaak het recht gegeven de wet te overtreden, vaak wordt de naam van de noviet veranderd als teken van een nieuwe identiteit.
In het inwijdingsscenario is ook een belangrijke rol weggelegd voor de figuur van de mentor of de instructeur. Deze mentor draagt aan de noviet esoterische kennis over. Hij leert de gedragingen, de technieken en de instellingen van de volwassenen, maar ook de mythen en de heilige tradities van de stam, de namen van de goden en de geschiedenis van hun werken; maar hij leert vooral de mystieke verhoudingen tussen de stam en de bovennatuurlijke Wezens, zoals ze in de oorsprong der tijden zijn opgesteld. De noviet wordt ingewijd in de heilige geschiedenis, dat wil zeggen | |
[pagina 28]
| |
in de mythologie, waarin wordt verhaald hoe de dingen zijn ontstaan.Ga naar voetnoot[12] Zo zou het inwijdingsritueel aldus Vierne kunnen worden beschouwd als de dramatisering van een numineuze belevenis, waarin een contact tot stand wordt gebracht met de heilige Tijd. Dat is die Tijd, die aan de profane geschiedenis vooraf moet zijn gegaan. Het is het illud tempus van de schepping, van de omgang tussen de Goden en de mensen, de tijd waarin de wereld werd ingericht, de kosmogonie geïnstalleerd. Buiten de kosmos bestaat een andere onbekende en onbestemde ruimte, chaos, vormeloosheid, die steeds een grote fascinatie heeft uitgeoefend op de bewoners van de kosmos, de veilige, geborgen, geordende wereld. De rites de passage kunnen worden opgevat als een ceremoniële nabootsing van de expeditie van de noviet naar dit terra incognita. De rite de passage is, zou men kunnen zeggen, een vorm van deze vormeloosheid. |
|