Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 82] [p. 82] De profeet en zijn opvolger. Wij moeten worden als de boomen, Die luistren in den diepen Grond. Dan zal een ruischen door ons stroomen, En alle blaadren worden mond. De nederigen en de vrouwen Gelooven 't open woord gezwind; Zij overreden het mistrouwen Der mannen; en een eenzaam kind Glipt 's avonds heimlijk in ons loover, En heeft zijn nest zoo diep gebouwd, En geeft zich zoo gewillig over, Alsof hij één werd met ons hout. Vorige Volgende