Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 71] [p. 71] De stammoeder. Zij werd zeer oud en boven de verbanden Van bloed en tranen, tot een heilig ding, Een vaandel, dat in sterke jonge handen, Over de hoofden van de schare ging, In glans en schaduw, met geheim vol zwaaien, En onbarmhartig dwingen naar haar wil, Die van haar uitging als het groote waaien Om torens; maar zij, ingekeerd en stil, Ontstierf der zonen eerbied en hun nooden, En heeft als erfbezit hen toebedeeld, Het zalig lachen van helleensche goden, Dat als een weerlicht met het leven speelt. Vorige Volgende