Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 68] [p. 68] Het meisje. Zij leed zoolang, dat droom en visioen Veel eerder dan haar kleederen versleten. Haar leven werd tot aan haar jeugd vergeten: Zij droeg een jurkje van gebloemd katoen. Vlak voor haar venster stond de stille tuin Wachtende; was 't een prent, een waan, of waarheid? Een zomermorgen voelde zij de klaarheid Van zon en wind; haar broeders, sterk en bruin, Droegen haar langs de tulpen en seringen, Zij was zoo ziek, hun ademen ging zwaar. Zij zond een glimlach raaklings langs hun haar, En speelde met hun ooren als met dingen, En luisterde ontzet naar een groot zingen, En wist niet dat er weenen was om haar. Vorige Volgende