Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De overval. Zij waren jongens van het land, Die meer dan wij van paarden wisten. En 's avonds liepen heele risten Met onze meisjes aan de hand. En dat besliste: dier en vrouw Zijn beiden uit ons bloed geboren. Alle bezinning ging verloren. De brandklok brulde door de gouw. En wij met vleugel en met vlerk Dorschten de vliedende colonnen. Een lafbek, die zich gaf gewonnen Lieten wij luiden in de kerk. En de andren legden wij, nu zonder haat, Zoo, dat er zon zou zijn op hun gelaat. Vorige Volgende