Langs den Heirweg(1932)–Willem de Mérode– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 27] [p. 27] Leerstellig. Laat ons dezen nieuwen dag U ter liefde nieuw beginnen. Geef ons door Uw Geest gezag Om de dieren en de dingen Te regeeren naar Uw wil. Want als Uwe fluisteringen Ons doorvloeien zijn zij stil. Alles gaaft Ge in onze handen; Alle schepslen der natuur Sloeg Uw wet voor ons in banden. Wij slechts, door onheilig vuur, Gloeiden voor gemaakte goden, Door onszelven opgerecht. Booze geesten, vreemde dooden Zijn het waar ons hart voor vecht. Maar dan komt Ge ons toornig tegen. Nederlaag en laffe vlucht Dreef ons langs de modderwegen Naar des levens laatst gehucht. Daar, wij stortten met Uw haatren Blindlings in de doodsrivier, Greep Uw hand ons uit de waatren, Gaf Uw goedheid ons kwartier. Alle schuld werd kwijt gescholden, Want Uw Zoon die ons berecht, Heeft den opstand ons vergolden Met genâ die 't kwaad beslecht. Om Zijn bloed voor ons vergoten, Om Zijn dood, die ons onttrekt [pagina 28] [p. 28] Aan den dood en zijn genooten, Hebt Gij ons opnieuw verwekt. Nieuwe menschen, Godes zonen, Zijn wij in een nieuwen dag. Wil, in ons, de wereld toonen Wat de wereld worden mag, Als Uw Geest haar zal doordringen En haar wezen hel doorlicht. Vader, ons, en alle dingen, Bloeiende voor Uw gezicht, Laat ons stil zijn en onschuldig, Alle dagen, dat ons lot, Schepper, Uwe grootheid huldig', En Uw heil, Herscheppend God! Vorige Volgende