Lust-hof der zielen
(1707)–Jacob Merler– AuteursrechtvrijLitanie.
| |
I.
Godt Hemelschen Vader: die de weerelt
soo bemint hebt, dat gy uwen eenig gebooren
| |
[pagina 387]
| |
Soon gegeven hebt; en Hem voor ons, hebt
doen het Vleesch aennemen, en het Kruys onderstaen.
Ontfermt u onser: op dat wy uyt geheel
ons ingewant, en met inwendige bewegingen
van liefde Hem mogen herbergen: en ons
selven, geheel en al wat wy syn, aen u mogen
wederom geven; en niet leven voor ons
selven, maer voor u.
Eeuwigen Vader; die uyt eene liefde tot ons
uwen eygen Soon niet gespaert hebt, maer voor
ons allen gegeven hebt.
Ontfermt u onser: op dat wy het werk
van eene soo groote liefde, met een dankbaer
gemoet mogen overleggen; en het selve in dit
Heylig Mysterie mogen gedagtig wesen.
Aller-Heyligsten Vader, die uwen eenigen Soone
in de weerelt gesonden hebt; niet om dat
hy de weerelt soude oordeelen; maer op dat de
weerelt door hem soude salig worden.
Ontfermt u onser: Op dat Syn Lighaem
en Syn Bloed, ons niet en sy tot een oordeel
en verdoemenisse; maer tot het leven,
en de Saligheyt.
Allerwysten Vader; die door eenen wonderlijken
raed onse Saligheyt uyt-gewerkt hebt op de
aerde: en uwen Soon, den welken gy van alle
eeuwigheyt voortgebragt hebt; gelijk aen u,
in Wesen; in den tyt hebt willen laten geboren
worden van eene Maget; als ook in dit H. Sacrament,
op eene nieuwe en wonderlijke maniere,
tegenwoordig syn; om also tot het eynde
der eeuwen met ons te wesen.
| |
[pagina 388]
| |
Ontfermt u onser: Op dat wy nimmer
meer ondankbaer mogen bevonden worden,
aen de weldaden van soo eene onuytsprekelijke
liefde en gratie.
Allergoedsten Vader; wy welken wy Jesus
Christus hebben voor onsen Advocaet; die
een versoeninge is, voor onse sonden.
Ontfermt u onser: Op dat wy door hem
mogen bekomen vergiffenisse van onse sonden.
Allermagtigsten Vader; die met een klaere
stemme, getuygenis gegeven hebt; dat Jesus
uwen wel beminden Soone was, in welken gy
uw wel-behagen had.
Ontfermt u onser: En mits dat wy u door
onse eygen werken niet en konnen behagen:
siet op het aengesigt van uwen Gesalfden: op
dat wy door hem gratie vinden in uwe oogen.
Allermildsten Vader, die volgens de belofte
van uwen allerliefsten Soone; ons het sult geven,
indien wy iet in synen Naem sullen gevraegt hebben.
Ontfermt u onser: Op dat wy noyt onwaerdig,
of tot ons oordeel, de Mysterien
van het Lighaem en van het Bloed van uwen
Soone ontfangen.
Vader der Weesen, op welken de oogen van
alle Schepselen hopen; en die hun de Spyse
geeft, 't synen bequamen tyt.
Ontfermt u onser: En geeft ons heden
ons dagelijkx Brood: te weten dat Levende
Brood, het welk van den Hemel gedaelt is;
op dat het ons herte versterke en voede voor
alle eeuwigheyt.
| |
[pagina 389]
| |
II.
Godt Soone Verlosser des Weerelts: Die
uyt uwe oneyndelijke liefde het werk van onse
Verlossinge aenvaert hebt: en, het Vleesch aennemende
uyt den schoot van de Aller-suyverste
Maget Maria; geworden syt gelijk eene Mensch,
ende in die gedaente ook verscheenen syt.
Ontfermt u onser: Op dat wy de gedagtenis
van uwe ongemeete liefde, en van uwe
Allerheyligste Menschwordinge, in het binnenste
van ons herte mogen eeren, soo dikwils,
als gy door dit H. Sacrament in onse
Ziele, als geboren wort.
Aller-sagtmoedigsten Saligmaker; die voor ons
eene Maeltyt op-geregt hebt tegen die ons quellen.
Ontfermt u onser: Op dat onse vyanden
tegen ons nimmermeer de overhant en hebben,
en wy geen quaet en vreesen; want gy
met ons syt, en in dit H. Sacrament soo
nauw met ons ver-eenigt.
Aller-minnelijksten Jesu, die geseyt hebt:
Komt al tot my, die vermoeyt en belast syt;
en ik sal u ruste geven.
Ontfermt u onser: Op dat wy ontlast
worden van het pack onser sonden; mits dese
als een swaeren last op ons beswaert syn, en
dat wy mogen verquikt worden door dit Hemels Voetsel.
Aller-barmhertigsten Jesu; die, innerlijk met
barmhertigheyt, beweegt synde over de scharen,
die by u bleven en niet hadden te eten:
| |
[pagina 390]
| |
die alle, door uwe wonderlijke magt, ten vollen
versaet hebt.
Ontfermt u onser: Op dat wy niet beswyken
op den weg, by gebrek van het Hemels Voetsel.
Aller-goedertierenste Jesu: die ons vermaent
en nodigt om U te ontfangen, seggende: Myn
Vleesch is waeragtelijk Spyse, en Myn Bloed
is waeragtelijk Drank. Ende: Ten sy dat gy
eet het Vleesch van den Soone des Mensche, en
syn Bloed drinkt; soo en sult gy het leven in u
niet hebben.
Ontfermt u onser: En geeft ons, Dit
Broodt en Desen Drank waerdiglijk te ontfangen;
op dat wy geen honger of dorst wederom
mogen hebben; nog in der eeuwigheyt
komen te sterven.
Jesu, wien Zacheus in syn huys met blytschap
aenvaert heeft; en wien de Hooftman van hondert,
uyt eerbiedigheyt, niet heeft durven laten
onder syn dack komen.
Ontfermt u onser: Op dat wy dese twee
herts-togten, te weten van Liefde, en van
Vreese; altyt mogen samen voegen, als wy
u in ons huys ontfangen.
Aller-ootmoedigsten Jesu, die u niet te goet
gehouden hebt; om te verkeeren en te eten met
bekende sondaren.
Ontfermt u onser: Op dat gy ook u gewaerdigt,
by ons te komen herbergen, die
sondaren syn; en, onse Zielen te genesen,
de welke tot 'er doot siek syn.
| |
[pagina 391]
| |
Jesu grooten en wonderlijken Konink: die, om
te toonen de magt en de pragt van uw Rijk,
eene groote Maeltyt hebt op-geregt; en tot dese
alle uwe onderdanen soo minnelijke geroepen.
Ontfermt u onser: Op dat wy tot dese
Maeltyt met vreugd en vlytigheyt mogen komen;
doch noyt sonder het Bruyloft-kleet,
aen te hebben.
Aller-suyversten Jesu, die, dit H. Sacrament
willende in-stellen, eerst de voeten van uwe
Apostelen gewasschen hebt.
Ontfermt u onser: En wast ons meer en
meer van onse ongeregtigheyt; op dat onse
handen, hooft, ende voeten; dat is alle onse
genegentheden gesuyvert synde; wy geheel suyver
mogen wesen, als wy aen uwe Tafel komen.
Aller-mildsten Jesu, die ons u selven gegeven
hebt voor Mede-gesel, als gy op de weerelt
gekomen syt; voor een Spyse, als gy met uwe
Discipelen gegeten hebt; voor onsen Prys, als
gy voor ons gestorven syt; en ten laesten voor
onsen Loon nu gy regneert in den Hemel.
Ontfermt u onser: Op dat onse Ziele, en
al dat in ons is, u altyt love voor soo groote weldaden.
Jesu, de Waerheyt self; die, als gy u selven
tot Spyse en Drank gegeven hebt; geseyt hebt:
Dit is myn Lighaem, 't welk voor u sal
overgelevert worden, En: Dit is myn
Bloed, 't welk voor u sal uyt-gestort worden.
Ontfermt u onser: Op dat wy niet en
wankelen in ons Geloove, en in de Woorden,
die gy self gesproken hebt.
| |
[pagina 392]
| |
Aller-dankbaersten Jesu: die, als gy dit H.
Sacrament hebt in gestelt, uwen Vader daer
over bedankt hebt, en den Lof-sang geseyt
hebbende, syt uyt-gegaen naer het Hofken.
Ontfermt u onser: Op dat wy noyt ondankbaer
te rugge keeren van dese Maeltyt:
maer dat onse Ziele door het overleggen van
dit weldaet, meer en meer ontsteke worde in
uwe liefde.
| |
III.
Godt den H. Geest: die het Mysterie van de
Menschwordinge van Christus door de wonderlijke
kragt van uwe Godtheyt, uyt-gewerkt
hebt in den schoot van de H. Maget; en dese op
een onuytsprekelijke maniere vrugtbaer en Heylig
gemaekt; op dat sy eene waerdige wooninge
soude worden van den Soone Gods.
Ontfermt u onser: Op dat ik ook den
selven mynen Heere en Godt, met een regtsinnig
en suyver herte in dit H. Sacrament
mag ontfangen; en het selve, door goede
werken daer naer in het openbaer mag betoonen.
| |
IV.
H. Drievuldigheyt eenen Godt
Die uw hand open doet, en alle dier vervult
met segen.
Ontfermt u onser: Op dat , Dat Brood
't welk het herte van den mensch versterkt,
my gegeven worde om te eten: en dat ik door
| |
[pagina 393]
| |
de kragt van Die Spyse mag voortgaen door
dese Woestyne, tot dat ik eens gerake tot
uwen Heyligen Berg.
Die de Kinderen van Israel tot gedagtenis van
hun verlossinge uyt de harde slavernye van Pharao,
het Paesch-Lam, dat een Af-beeldsel van
onsen Saligmaker was; hebt te eten gegeven.
Ontfermt u onser: Op dat wy, soo dikwils
wy deelagtig worden van dese Mysterien;
het werk onser Verlossinge, met een dankbaer
gemoet mogen overdenken.
Die de Kinderen van Israel in de Woestyne met
het Manna, dat alle smaek in syn selven had,
gespyst hebt: dog in het laeste daer over walgende:
scherpelijk gestraft hebt.
Ontfermt u onser: Op dat ik met een
suyveren mond smake, en sie, hoe soet dat
den Heere is: en dat myne Ziele nimmermeer
een walge van Dese Spyse, kryge.
Die voortyts de oneerbiedinge, die welke geschiede
tegen de Arke en de Sacrificien; die
maer schaduwen waren van dit H. Sacrament;
swaerlijk gestraft hebt.
Ontfermt u onser: Op dat wy, door
dese exempelen op gewekt synde; Voorsigtiger,
Heyliger, en Godsdienstiger, dese
H. Mysterien mogen handelen.
| |
V.
H. Maria; die alleen gebenedyt wesende boven
alle Vrouwen, verkosen syt tot het verhevenste
Mysterie van de Menschwordinge Christi:
en die, van den H. Geest daer toe bereyt
| |
[pagina 394]
| |
gemaekt synde, den Heere van Hemel en van
Aerde, in uw aller-reynigste ingewand, verdient
hebt te ontfangen. Hem negen maenden
te dragen, en also den Saligmaker aen de weereld
voor te brengen.
Bidt voor ons: Op dat wy ook, die uwe onwaerdige Dienaeren en Dienaressen syn; desen
selven Heere, Uwe Soon, met een suyver
herte mogen ontfangen en dragen.
Alle HH. Engelen en Aerts-Engelen: die
den Heere, als hy voor ons Mensch geworden
was, ootmoedelijk aenbeden hebt; hem
inde Kribbe liggende met verwonderinge ge-eert
hebt; de blytschap van den geboren Saligmaker
verkondigt hebt; en nu geduerig by hem
staet in den Hemel, ja self ook rond-om den
Autaer terwylen het Onbloedig Sacrificie opgedragen wordt.
Bidt voor ons: Op dat ik Dit Brood der
Engelen altyt met eerbiedigheyt handele;
en myn herte door het dikwils gebruyken soo
versterkt worde; dat myne vyanden noyt tegen
my de overhand krygen.
H. Joseph: Die, verkoren synde, om te wesen
den Bruydegom van de Maget en Moeder
Gods, Maria; en den Voedster van Jesus
Christus: aen uwe Bruyt, alle dienstbaerheyt
en sorgvuldigheyt bewesen hebt; en aen uw
toevertrouwd Kind, alle soorten van eerbiedigheyt
Bidt voor ons: Op dat wy ook aen het
Kind, en aen de Moeder betoonen onse schuldige
dienste, en eere; en besonderlijk een
| |
[pagina 395]
| |
diepe eerbiedigheyt bewysen, aen Jesus
Christus in dit H. Sacrament.
| |
VI.
H. Simeon, Die soo seer verlangt hebt om den
Saligmaker des weerelts eens te sien; en desen;
ten lesten verdient hebt, te sien, en in uwe armen
te nemen; seggende van blytschap: Nu
laet gy, Heere, uwen dienst-knegt gaen in vrede.
Bidt voor ons: Op dat wy ook dat selve
verlangen hebben, om Jesus Christus eens
te aenschouwen in syne glorie; en ons met
hem hier te vereenigen in dit H. Sacrament;
ende om syn minnelijkst te omhelsen in onse Ziele.
Geluksalige Wyse en Koningen; die door het
ligt van een Sterre van verre komende, den
Konink der Koningen, den welken maer eerst
geboren was, aenbeden hebt; en door een
besonder geloove en innerlijke Godsdienstigheyt,
uwe geschenken, nedervallende, ootmoedelijk
Hem hebt op gedragen.
Bidt voor ons: Op dat wy ook met een gelijke
liefde, en Godsdienstigheyt komen om
den Konink, die waeragtelijk in dit H. Sacrament
tegenwoordig is, te aenbidden; en
Hem met onse kleyne geschenken te vereeren.
Alle HH. Patriarchen en Propheten, die
door verscheyde af-beeldselen, gelijkenissen, en
schaduwen, de Mysterien van dit Sacrificie en
Sacrament afgemaelt hebt; en met groote
| |
[pagina 396]
| |
begeerten en veel sugten, naer den Messias verlangt hebt.
Bidt voor ons: Op dat wy ook, niet de
schaduwe maer de Sake self; niet een af-beeldsel,
maer de Waerheyt self; niet de
Arke, maer het Heylig der heyligen; niet
Schapen of Ossen, maer den Soone Gods
self, Heyliglijk handelen, en met een suyver
herte mogen omhelsen.
Alle Onnoosele Kinderen: die, als Christus
eerst geboren was, uwe teere lighaemen
en uwe onnosele kintsheyt, als nieuwe Martelaren,
aen hem op-gedragen hebt.
Bidt voor ons: Op dat wy ook in onnoselheyt,
mogen gaen tot den Autaer Gods;
en ons daer mogen op-dragen, als eene Levende,
Heylige, en God behagende offerande.
H. Joannes Baptista: Die, als gy besogt
wiert van Christus en syne Moeder van vreugd
syt op-gesprongen in den schoot van uwe Moeder;
en daer naer, u onwaerdig houdende om
syne schoenriemen te ontbinden; nog waerdig
gevonden syt, om als den meesten onder de geborenen
der Vrouwen; en meer als eenen Propheet:
den weg des Heeren te bereyden, en
Hem doopende, te genaken.
Bidt voor ons: Op dat wy ook met blytschap
mogen gaen tot den Autaer Gods; tot
Godt, die onse jeugt verheugt; dog niet sonder
eene eerbiedige vreese, en diepe ootmoedigheyt.
H. Petrus, Prince der Apostelen; die beleden
hebt, niet uyt in-geven van vleesch en bloet,
| |
[pagina 397]
| |
maer door de veropenbaringe van den Hemelschen
Vader: Dat Jesus was den Gesalfden
Sone van den levenden Godt; en van hem ontfangen
hebt, de sleutelen vanden Hemel, en
de sorge om syne Schapen te voeden.
Bidt voor ons: Op dat wy ook met een
levend en onberoerlijk Geloove belyden:
Dat Jesus Christus, is onsen Godt en onsen
Heere; dat Hy in het H. Sacrament wesentlijk
en waeragtelijk tegenwoordig is; en
Hem, daer ook behoorlijk mogen eeren.
H. Paulus; die van eenen Wolf een Lam geworden
syt; van een vervolger een vercondiger
van het Evangelie; en van een vat van versmadinge,
een uytverkoren: die opgenomen syt
tot den derden Hemel, en besonderlijk van de
Goddelijke Mysterien onderregt syt.
Bidt voor ons: Op dat, gelijk gy het bevolen
hebt; wy ons selven beproeven, eer
wy tot die Heylige Mysterien, gaen om niet
tot ons eygen verdommenis die te ontfangen;
met geen onderscheyd te maken, van het Lighaem,
en het Bloet des Heeren.
H. Johannes, Wel beminden des Heere; die
uyt eene besondere liefde; de welke gy had tot
den Heere, en den Heere tot u; in het Avontmael
op Syn gebenedyde Borst gerust hebt: en
daer uyt gesogen die verholen waerheden, die
gy daer naer in uw H. Evangelie, gelijk eenen
Arend, hooger vliegende, als de andere: verkondigt hebt.
Bidt voor ons: Op dat wy ook meer mogen
getrocken worden, uyt liefde tot Jesus Christus,
in dit H. Sacrament, als daer afbly-
| |
[pagina 398]
| |
ven uyt vreese: en dat wy met een betrouwen
steunende op onsen Wel Beminden, met
vreugde mogen putten, levende wateren uyt
de Fonteyne van onsen Saligmaker.
Alle HH. Apostelen, die in het leste Avontmael
van Christus onsen Saligmaker self, tot
Priesters gewyt synde; de magt ontfangen hebt
van dese H. Mysterien te Consacreren en te Heyligen:
als ook naer voorgaende wassinge van
uwe voeten tot blyke van inwendige reynigheyt
hier toe; deelagtig geworden syt, van het Lighaem,
en van het Bloet des Heeren.
Bidt voor ons: Op dat wy de Priesterlyke
Wyinge mogen eeren; en tot dese H. Mysterien
niet komen, als met een suyvere Conscientie.
Alle HH. Evangelisten: die de instellinge
van dit H. Sacrament, met soo heerlyke getuygenisse
bevestigt hebt.
Bidt voor ons: Op dat wy met een levendig
Geloove, een vaste Hoop, en een brandende
Liefde, dit groot Mysterie altyt eeren;
en het selve deelagtig moge worden.
Alle HH. Discipelen des Heeren: die samen
met de eerste Geloovige volherdende syt geweest
inde Communie en brekinge van Dit Brood:
soo verre dat de Geloovige als maer een hert
en eene Ziele hadden; en niemant seyde, iets
voor hem alleen te wesen.
Bidt voor ons: Op dat wy; die van Een
Brood, en van Eene Kelk deelagtig syn; niet als
in vereeniging van Vreede, en in den band van
Liefde, mogen komen tot Dit H. Sacrament
van Vreede en van Liefde: soo dat wy alle-
| |
[pagina 399]
| |
gader, als maer een woord en sin voerende;
in eendragtigheyt met eene mond Godt moge
loven en onsen Heere Jesus Christus; die
onse Vreede is, en alles ver-eenigt.
Alle HH. Martelaren: die aen Christus,
den Konink der Martelaren, de welken syn
Lighaem en syn Bloed voor ons aen den Galgen
boom des Kruys en in dit H. Sacrament
op gedragen heeft; eene weder offerande gedaen
hebt van uw Lighaem en van uw Bloed.
Bidt voor ons: Op dat wy ook onse Litmaten
versterven op der aerde; en also een
Levende, een Heylige, en Godt-behagende
offerande mogen doen van ons selve.
Alle HH. Belyders, Bisschoppen, en Priesters
des Heeren, die als Dienaeren van Christus,
en als getrouwe Uyt-reykers van de Mysterien
Godts, 't Priesterschap Heyliglijk bedient;
het H. Sacrificie voor de geloovige dikwils
op gedragen; en die, soo met het Woord
Gods als het H. Sacrament, sorgvuldelijk hebt gespyst.
Bidt voor ons: Op dat wy ook de pligten
van een Christen mensch getrouwelijk volbrengen:
en aldus bevonden mogen worden;
dat wy de genade Godts niet vrugteloos ontfangen hebben.
Alle HH. Moniken, en Eremyten, Die vertrekkende uyt het Egypten van dese weerelt,
en als doot aen de selve, niet meer begeert hebt
de vleesch-potten van Egypten; maer gespyst
syt geworden met het Hemelsch Manna in de
Woestyne van dese werelt; tot dat gy eyndelijk
gekomen syt in dat beloofde Land, vloeyende
van Melk en Honing.
| |
[pagina 400]
| |
Bidt voor ons: Op dat wy ook een walge
mogen hebben vande slegte Spyse van Egypten;
en uyt eene begeerte van dese Hemelsche
Spyse, mogen veragten het draf der
verkens, ende wellusten van dese wereld.
Alle HH. Maegden en Weduwen, die door
eenen meer als Mannelijke kloekmoedigheyt, een
standvastige belydenis van Suyverheyt en Onthoudentheyt
hebt aengegaen: en soo uwe lighaemen
hebt op-gedragen, tot eene levendige
offerande aen den Bruydegom, met welke gy
nu een eeuwige Bruyloft houd.
Bidt voor ons: Op dat wy ook door den
Wyn die de maegden maekt, mogen indrinken,
een iever tot de Suyverheyt: en door
een suyvere liefde des herte, met uwen Hemelschen
Bruydegom mogen onderhouden, een
onverbrekelijke band van Liefde, om hem
in dit H. Sacrament op syn minnelykst te omhelsen.
Alle HH. en Uytverkoorne Gods. Die
Jesus, synde dat Brood dat van den Hemel
gedaelt en wederom ten Hemel op geklommen
is; nu in het Vaderland onbedekt van aengesigt
aenschouwt en gelyk met volle monden eet;
daer wy Den selven alhier maer besien als door
een Spiegel in een duyster raedsel, en bedekt
onder een andere gedaente, ontfangen. Hoe gelukkig
syt gy lie, die de gewenschte have bereykt
hebt; dat wy tusschen soo veele gevaren
nog henen reysen, en daerom soo vele reys-middelen
nodig hebben!
Bidt voor ons: Op dat wy door dese Hemelsche
Teer-Spys van Jesus Christus
| |
[pagina 401]
| |
die ook den Weg is, de Waerheyt, en het
Leven; in dit ballingschap mogen ondersteunt
worden: tot dat wy, met u versaet worden,
door den overvloet van het Huys Gods, en
van den stroom der wellusten in het Hemelsche
Vaderland.
| |
Onse Vader, &c.
| |
Litanie
| |
[pagina 402]
| |
Heylige Drievuldigheyt eene Godt Ontfermt u onser.
Levend Brood, dat gedaelt syt uyt den Hemel. ''
Verborge Godt en Saligmaker, ''
Tarwe der uytverkorenen, ''
Wyn, die Maegden teelt, ''
Voedsaem Brood, en vermaek der Koningen, ''
Altyd duerende Offerhande, ''
Suyvere Opdragt, ''
Lam sonder vlekke, ''
Allersuyverste Maeltyd, ''
Spys der Engelen, ''
Verborge Hemels Brood, ''
Geheugenis van de wonderheden Gods, ''
Boven natuurlijk Brood, ''
Woord, dat Vleesch geworden syt, ''
Die onder ons woont, ''
Heylig Slagt-offer, ''
Gesegende Drinkbeker, ''
Geheym des geloofs, ''
Doorlugtig en hoogwaerdig Sacrament, ''
Allerheyligste Sacrament, ''
Soen-offer voor levenden ende doden, ''
Hemelsche tegen-middel, waer door wy ''
behoed worden van de sonden, ''
Wonder der wonderheden Gods, ''
Allerheyligste geheugenis van 't lijden des Heeren, ''
Geschenk, dat alle volheyt te boven gaet, ''
Uytmuntend gedenk-teken der Goddelijke liefde, ''
Overvloedende bron van Gods mildadigheyd, ''
| |
[pagina 403]
| |
Over-heylig en treffelijk geheym, Ontfermt u onser.
Kragtige Spyse der onsterffelijkheyd, ''
Aenbiddelijk en levend makende Sacrament, ''
Brood, dat door d' almogendheyd des ''
Woords syt Vleesch geworden, ''
Onbloedige Offerhande, ''
Spys en Mede-gast, ''
Allersoetste Maeltyd, daer d' Engelen tegenwoordig ''
syn, en dienen, ''
Teken van genade, ''
Band van liefde, ''
Opper-Priester, die self d' offerhande syt, ''
Geestelijke soetigheyd, die gesmaekt word ''
in haer eygen oorspronk, ''
Verquikking der Heylige Zielen, ''
Teer-spys der genen, die in den Heer sterven, ''
Pand der toekomende Zaligheyd, ''
Weest genadig; Spaert ons Heer. ''
Weest genadig; Verhoort ons Heer. ''
Van het onwaerdig nuttigen uws Lighaems en Bloeds, Verlost ons Heer.
Van de begeerlijkheyd des vleeschs, ''
Van de begeerlijkheyd der oogen, ''
Van de hovaerdy des levens, ''
Van alle gevaer der sonden, ''
Door dat verlangen, waer mede gy dit Paesch-Lam ''
met uwe Discipelen wenschte te nuttigen, ''
Door de diepe ootmoedigheyd, waer mede ''
gy de voeten der Discipelen gewassen hebt, ''
Door de brandende liefde, waer mede gy dit ''
| |
[pagina 404]
| |
Goddelijk Sacrament hebt ingestelt, Wy bidden u, verhoort ons.
Door uw dierbaer bloed, dat gy ons op 't ''
Autaer hebt nagelaten, ''
Door de vyf wonden van dit uw alderheyste ''
Lighaem, die gy voor ons ontfangen hebt, ''
Wy sondaers, Wy bidden u verhoort ons. ''
Dat gy u gewaerdigt, 't geloof, d' eerbiedigheyt, ''
ende de devotie tot dit wonderlijk ''
Sacrament in ons te vermeerderen en te bewaren, ''
Dat gy u gewaerdigt ons, door een ''
ware belydenis der sonden, tot het gemeensaem ''
gebruyk van dit H. Sacrament te bereyden, ''
Dat gy u gewaerdigt ons van alle kettery, ''
ongelovigheid, en verblindheyt des herten ''
te verlossen. ''
Dat gy u gewaerdigt de Hemelsche en ''
waerdige vrugten van dit Sacrament in ''
ons uyt te storten, ''
Dat gy u gewaerdigt ons in d' uur onser ''
dood, met dese Hemelsche Teer-spyse ''
te versterken en te beschermen, ''
Sone Gods
Lam Gods, dat wegneemt de sonden des werelds;
Spaert ons Heere.
Lam Gods, dat weg neemt de sonden des werelds;
Verhoort ons Heere
Lam Gods, dat weg neemt de sonden des werelds,
Ontfermt u onser Heere.
Christe hoort ons. Christe verhoort ons.
| |
[pagina 405]
| |
Korte Lofsang, uyt Landa Sion.DAt Christus gedaen heeft in syn laeste avontmael, heeft hy wel expresselyk belast te doen tot synder goede gedagtenis. Nu wort dan aen de Christene gegeven een leere, dat 't Brood en Wyn verandert in syn Vleesch en Bloede. O goeden Harder, ô waere Spyse: Jesu wilt onser ontfermen, wilt ons voeden en behoeden: wilt ons doen smaeken Dit Brood in u Hemelryk. Amen. | |
Den Lofsang
| |
[pagina 406]
| |
syn eigen handen, tot een waeragtige Spyse ende Drank. Het Woord nu Vleesch geworden synde, is door het woort, van Brood syn Vleesch gemaekt. Ende de Wyn wort door 't selfde 't Bloed Christi. Al ist sake dat de sin ende verstant hen begeven. Om dit te bevestigen sy genoeg, een goetwillig hart ende vast geloove. Daerom laet ons ootmoedelijk ter aerden ons buygen, om alsoo grooten Sacrament behoorlyk te vereeren, ende laet de oude leeringe wyken aen de nieuwe instellinge Christi, ende dat 't geloove vervulle 't geen de sinnen niet en begrypen. Lof, ende vreugde, Saligheyt, eer, kragt, ende benedictie, sy Godt den Vader, Godt den Soon, ende die van beyde uytgaet Godt den Heyligen Geest: Een gelyke prys en lof van eeuwigheyt tot inder eeuwigheyt. Amen. | |
Maniere om den Vader Ons te lesen, met toepassinge tot de H. Communie:Onsen Vader HEmelschen Vader, die, om te betoonen de goetheyt en minnelijkheyt, de welke gy had tot uwe Kinderen; de selve voed met een Brood, dat van hier boven gedaelt is: ik heffe myne oogen tot den Hemel daer gy syt: sugtende in dese myne ballingschap, daer ik nog soo verre ben van de tegenwoordigheyt van mynen Vader: en alwaer ik als versmagt legge in een dal der tranen; tot dat ik eens keere tot het | |
[pagina 407]
| |
Huys van Mynen Vader. Maer wat kan ik nu beter van u vragen, als dat. Geheyligt zy uwen Naem. Wanneer behoort myne begeerte, meer daer toe in my te branden, dan als ik kome tot het aenbiddelijke Mysterie van Het Lighaem en Bloed van uwe Sone: die uwe glorie met sulk eenen iever gesogt heeft; dat gy hem daerom ook verheven hebt, met eenen Naem, die is, boven alle naemen. Om toe-komen uw Ryk, ONs toe-kome dat geluk-salig Ryk van wellusten; waer van gy ons een voorsmaek geeft in dit onuytsprekelijk H. Sacrament; ons door de gratie van uwe aenneminge, maekende tot uwe erfgenamen, ende tot mede-erfgenamen van Jesus Christus. Dat dit Rijk van uwe glorie ons toekome; en maekt, dat in ons, terwylen wy dit geluk verwagten; hier, meer en meer vermeerdert, het ryk van uwe gratie. Uwen wille geschiede. EN wat is dog uwen wille; als dat wy ons Heyligen; en dit voornamentlijk, als wy gaen tot uwe H. Tafel? gy wilt, dat wy Heylig syn, als wy den Heylig der Heylige, ontfangen. Maer wie kan ons Heylig maken, als | |
[pagina 408]
| |
gy alleen? geeft ons: het gene dat gy ons self gebiet: en maekt, dat wy dese Heylige dingen, mogen handelen op de heyligste, suyverste, en oplettenste maniere, die ons mogelijk is. Op dat wy, gelijk uwe Heylige in den Hemel, ook dese Spyse eeten met een suyver en brandend herte op der aerde. Geeft ons heden ons dagelijks brood. GY doet uw hand open, ô mynen Godt, en gy vervult alle gedierte met uwen segen; dese op synen tyt hun voedsel gevende. Geeft ons dat Brood der Engelen, en dat Manna van den Hemel; gy, seg ik, die sonder dat wy besorgt syn om te sayen, of te mayen, of in de schueren te vergaderen; Het Brood des levens verleent aen onse Zielen: de welke sonder dit voedsel, soo wel souden beswyken door het vier van de begeerelijkheyt; als ons lighaem soude komen te sterven by gebrek van Spyse. Dat dit dan sy ons dagelijkx Broot; mits wy dagelijx vallen in flaeuwigheyt en in sonden: en als wy dit niet Lighaemelijk en ontfangen; laet ons dit ten minsten genieten, Geestelijk. | |
[pagina 409]
| |
Vergeeft ons onse schulden, gelijk wy vergeven onse schuldenaren. VErgeeft ons dese uyt insigt van de liefde van dat Goddelijk Lam, het welk u betaelt heeft het gene dat wy u schuldig waren, om dat wy niet hadden, om u te betalen. Vergeeft ons door Jesus Christus onsen Saligmaker, gelijk wy vergeven aen onse schuldenaren: want wy moeten ons eerst versoenen met onsen even-mensch! op dat wy het H. Sacrament van eenigheyt en vrede niet ontfangen, in eene scheuringe van de liefde en van den vrede. Wat bystant soud eenen mensch mogen verwagten van Godt, die een grammoedig hert draegt op synen even-mensch. Wy doen dan nu, ô Heere, het gene dat uwen Soone self; den welken wy soeken te ontfangen; ons geboden heeft: en wy vergeven het uyt geheel ons herte aen onse Broeders; eer wy tot uwen Autaer komen. En leyt ons niet in bekoringe. ONdersteunt ons, ô mynen Godt, die ons een Tafel bereyt gemaekt hebt tegen die ons quellen; en ons een Brood geeft, dat 't menschelijk hert versterkt. Dat my dit dan versterke, tegen de weerelt: op dat ik desen niet beminne, nog my naer den swier van den selven schicke; maer door de kragt van dese Spyse geheel verandert mag worden in u! Dat my de gansche aerde slegt en veragtelijk voorko- | |
[pagina 410]
| |
me; als ik ontfange den Godt van den Hemel! Dat de aenlokselen des vleeschs my niet genaken, daer ik ontfange het suyver Vleesch, en het Lam sonder vlekke! Dat den duyvel, ook geen magt hebbe op myne Ziele; aengesien ik Godt selve, met my hebbe! Maer verlost ons van den quaden. WY versoeken den bystant van dien Goddelyken Herder; den welken sig selven aen ons geeft. Dat Desen ons aensie, als syne schapen; en ons bescherme tegen den wolf! Dat hy ons leyde in de weyde, daer geen vergift en is! en dat hy, al dat quaet, ons soude konnen overvallen, keere tot ons goet. |
|