Lust-hof der zielen
(1707)–Jacob Merler– AuteursrechtvrijJacob Merler, Lust-hof der zielen (vert. Adriaan van der Loo). Christianus Vermey, Antwerpen, 1707 (tweede druk)
DBNL-TEI 1
Wijze van coderen: standaard
-
gebruikt exemplaar
exemplaar Universiteitsbibliotheek Gent, signatuur: 150 N 31
algemene opmerkingen
Dit bestand biedt, behoudens een aantal hierna te noemen ingrepen, een diplomatische weergave van de tweede druk van Lust-hof der zielen van Jacob Merler in een vertaling van Adriaan van der Loo uit 1707. De eerste druk dateert van 1705. Deze digitale editie is tot stand gekomen met medewerking van Henk Weltevreden.
redactionele ingrepen
fol. **1r: ver-onderde → ver-ouderde: ‘die sig beklaegt over syn quade en ver-ouderde gangen’.
p. 8: geluistett → geluistert: ‘en gy en hebt'er niet naer geluystert’.
p. 32: Chriseus → Christus: ‘daerom wenschen wy ontbonden te werden en met Christus’.
p. 36: schalheyt → schalkheyt: ‘het Serpent Eva verleyd heeft door sijne schalkheyt’.
p. 37: bedriegelijste → bedriegelijkste: ‘dat wy vast mogen staen tegen de bedriegelijkste listen’.
p. 46: Seheppinge → Scheppinge: ‘Sone voor de Scheppinge des werelts’.
p. 56: een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier tussen vierkante haken aangevuld: ‘Door uw leven, en uwen Allerheiligs[t]en’.
p. 79: gyt → gy: ‘maer gy zyt rijk in barmhertigheyt’.
p. 87: in in → in: ‘Neemt uw vermaek in den Heere’.
p. 90: te te → te: ‘oodmoedigheyt met alle Heyligen tot u te singen’.
p. 92: momogelyk → mogelyk: ‘Alles is mogelyk aen Godt’.
p. 94: Heylighyt → Heyligheyt: ‘Aenbiddinge van Gods Heyligheyt’.
p. 94: gegeyligt → geheyligt: ‘Gelyk dese geheel de weerelt geheyligt heeft’.
p. 106: de de → de: ‘mits de volheyt van de Godtheyt in my lighamelyk woonde’.
p. 126: by → hy: ‘hy naer de Goddelijke eere stond’.
p. 135: heweest → gheweest: ‘zyn gehaet gheweest van de menschen’.
p. 143: bebben → hebben: ‘Dat wy gelijk uwe Heylige gedaen hebben’.
p. 144: voorsprak → voorsprake: ‘Gebed om de voorsprake van een H. Apostel’.
p. 147: ondere → onder: ‘Gy hebt ook onder andere Belyders besonderlyk verheven’.
p. 150: exempelem → exempelen: ‘dat, gelijk de exempelen van uwe Heylige’.
p. 152: onstersteunen → ondersteunen: ‘van uwe gratie, om hun te ondersteunen’.
p. 184: regenstaende → tegenstaende: ‘niet tegenstaende dat ik den Opper-Heer was’.
p. 195: vleesck → vleesch: ‘Op dat, gelyk de genoegte van het vleesch u’.
p. 196: Daet-en-boven → Daer-en-boven: ‘Daer-en-boven d'allerbeste voldoeninge, die my’.
p. 200: II → I: ‘I: Deel’.
p. 214: het onjuiste paginanummer 412 is verbeterd in 214.
p. 221: Nam → Naem: ‘Geheyligt zy uwen Naem’.
p. 223: dwaesselzk → dwaesselyk: ‘dat ik soo dwaesselyk verlaten heb’.
p. 224: het onjuiste paginanummer 124 is verbeterd in 224.
p. 225: oorsponk → oorspronk: ‘Sy is het beginsel en den oorspronk van alle sonde’.
p. 234: Et → En: ‘En laet ons dan niet vallen in bekoringe’.
p. 241: romgen → morgen: ‘maer hy en heeft u den dag van morgen niet belooft’.
p. 253: onbedagheyt → onbedagtheyt: ‘wat eene onbedagtheyt in myne woorden’.
p. 265: sond → soud: ‘door neerstelijk te loopen en te stryden; den prijs soud bekomen’.
p. 272: worr → wort: ‘sprankel goets soo bemint wort’.
p. 273: nootsakeiijk → nootsakelijk: ‘Let dan toe, hoe nootsakelijk dat het is’.
p. 278: iky → ik: ‘wat sal ik ergens in, derve vermetende syn’.
p. 286: nootsakelijheden → nootsakelijkheden: ‘en andere nootsakelijkheden van dit leven’.
p. 297: onooselheyt → onnoselheyt: ‘hebt in de oorspronkelijke regtvaerdigheyt en onnoselheyt’.
p. 300: wonderliik → wonderlijk: ‘den welken wonderlijk streng leefde, gesonden’.
p. 302: verragen → vertragen: ‘Op dat wy het goet doende, niet en vertragen’.
p. 308: danbaer → dankbaer: ‘daer mede te vreden ben, en dankbaer voor alles’.
p. 311: bemjnnen → beminnen: ‘dat voor die u beminnen, die self ten goede strekken’.
p. 328: iemans → iemands: ‘om den gront van iemands hert te weten’.
p. 331: oo → soo: ‘soo een onverwinnelijk, dat door geen moeylijkheyt wert beswaert’.
p. 342: waergeyt → waerheyt: ‘Geloof ik u regtsinnelijk, ô eeuwige waerheyt’.
p. 342: bebben → hebben: ‘hoovaerdig of verheven gevoelen soude hebben’.
p. 345: den den → den: ‘van den Koning David, tot den Heere’.
p. 345: kennnen → kennen: ‘Naem kennen, want gy en verlaet niet’.
p. 352: menma nt → iemant: ‘Eer men iemant gaet spreken’.
p. 363: van van → van: ‘om dat ik een afkerigheyt had, van Uwe Tafel’.
p. 367: hehben → hebben: ‘gelijk gy ons geern soud hebben’.
p. 369: worden worden → worden: ‘en sy sal u gegeven worden’.
p. 374: beb → heb: ‘als de menschen, die ik het verstant gegeven heb’.
p. 378: geest → geweest: ‘ende ommegang te hebben, is myn vermaek geweest’.
p. 381: Geliik → Gelijk: ‘Gelijk de Spyse, welke men hongerig en graeg eet’.
p. 382: Sacramen → Sacrament: ‘het welk een af-beeldsel van dit H. Sacrament was’.
p. 384: genooot → genoot: ‘dat eenen vrient, die u soude genoot hebben’.
p. 392: Drievudigheyt → Drievuldigheyt: ‘H. Drievuldigheyt eenen Godt’.
p. 394: die die → die: ‘HH. Engelen en Aerts-Engelen: die den Heere, als hy voor ons Mensch geworden’.
p. 396: geboren → geborenen: ‘om als den meesten onder de geborenen’.
p. 405: lighaen → lighaem: ‘de Vrugt van dat reyn maegdelyk lighaem’.
p. 413: onnute → onnutte: ‘niet dagelijks te verquisten, in ydele en onnutte dingen’.
p. 413: Heyger → Heyliger: ‘en 'er niet Heyliger is als dit Hoog-waerdig Sacrament’.
p. 415: Mfnsch → Mensch: ‘met den Mensch, rakende de H. Communie’.
p. 418: suks → sulks: ‘Ach, dat sulks niet vermag nog leven’.
p. 420: ontalijke → ontallijke: ‘Ik kome tot u met ontallijke wonden’.
p. 451: dagne → dagen: ‘op alle Sondagen, en andere dagen des Jaers’.
p. 461: Kflk → Kelk: ‘Als men den Kelk op heft.’.
p. 465: de → des: ‘of Lam Gods die weg neemt de sonden des weerelts’.
p. 469: getygenisse → getuygenisse: ‘om getuygenisse te geven van het ligt’.
p. 470: gebuyken → gebruyken: ‘en daer toe te gebruyken dese middelen’.
p. 473: de → des: ‘geheugenis syner onderdanigheyt tot de doot des Kruyces’.
p. 476: aenn-emende → aen-nemende: ‘maer sig selven vernietigt heeft, eens knegts gedaent aen-nemende’.
p. 482: ge oont → getoont: ‘Dat ik u getoont heb. Wandelt in myne tegenwoordigheyt’.
p. 482: gevenpe → gevende: ‘met de menschen verkeert heeft; u een exempel gevende’.
p. 523: SALIG-MALER → SALIG-MAKER: ‘maer gy ô SALIG-MAKER MAEKT ONS ZALIG’.
p. 545: het onjuiste paginanummer 145 is verbeterd in 445.
p. 551: beschemt → beschermt: ‘Krenkt hun magt: beschermt, en verlost my’.
p. 553: duyvevelen → duyvelen: ‘dat de listigheyt der duyvelen en van de menschen’.
p. 558: loo → soo: ‘Hoe loopen sy soo blindeling naer de doot’.
p. 580: Eeenen → Eenen: ‘Eenen goddeloosen Propheet wenste te sterven’.
p. 674: gedatig → gedagtig: ‘Zyt gedagtig, ô Heere Jesu’.
p. 675: worpen → worden: ‘wanneer gestreden moet worden om den goeden uytslag’.
p. 681: waerdis → waerdig: ‘Het is een vaste waerheyt, en die waerdig is’.
p. 682: genene → gene: ‘die hoorende, seyde: de gene die gesont’.
p. 682: een deel van de tekst is moeilijk leesbaar. Dat is hier tussen vierkante haken aangevuld: ‘[v]yanden synde met Godt versoent syn’.
p. 690: Glaria → Gloria: ‘manet in saeculum saeculi. Gloria Patri, & Filio &c.’.
Bij de omzetting van de gebruikte bron naar deze publicatie in de dbnl is een aantal delen van de tekst niet overgenomen. Hieronder volgen de tekstgedeelten die wel in het origineel voorkomen maar hier uit de lopende tekst zijn weggelaten. Ook de blanco pagina's (*1v, t.o. ****1v, t.o. 102, t.o. 162, t.o. 254, t.o. 356, t.o. 474, t.o. 554) zijn niet opgenomen in de lopende tekst.
[fol. *1r]
LUST-HOF DER ZIELEN, In het Latyn onder den naem van PARADISUS ANIMAE, Uytgegeven door den seer eerwaerdigen en Geleerden Heer, JAC. MERLO HORSTIUS.
Eerst Vertaelt in het Fransch, en daer naer uyt beyde, overgeset in de Nederduytsche Tael door den Seer Eerwaerdigen Heer, ADRIANUS VAN LOO, PRIESTER.
Tweeden Druck.
Op nieuws in order gestelt, en vermeerdert door verscheyde Kerkelyke gebeden &c. Ende met schoone Kopere Figuren verciert.
✠
T' ANTWERPEN
Voor CHRISTIANUS VERMEY.
met Approbatie.