| |
| |
| |
Atomistische interpretatie
1. Val |
1. substantief; |
|
2. imperatief. |
|
De eerste mogelijkheid lijkt te worden bevestigd door Schal 9; zie interpr. ontbrandt; de tweede zou een inleidende functie hebben en het thema van het gedicht (in verband met de titel) aangeven: ‘wat in dit vers beschreven wordt is een val’. Voorlopig moeten beide interpretaties mogelijk blijven. |
2. lichtende |
1. ‘licht zijnd’: lichtende geeft helderheid aan; |
|
2. ‘licht gevend, licht verspreidend’. |
|
Nu wordt vooruitgrijpen noodzakelijk. Het gedicht behandelt een bepaalde Val of het begrip ‘val’ (zie interpr. ontbrandt), er moet iets zijn dat valt en dat met lichtende rank kan worden aangeduid. |
|
Een rank is een stengel van een plant (zie plant 8) ‘die in zichzelf niet voldoende stevigheid bezit om overeind te staan’ (Van Dale). Als zodanig, en gecombineerd met het betekenisaspect ‘gracieus’ van het adjectief ‘rank’, is dit woord mogelijk op Trakl te betrekken (zie interpr. ontbrandt). |
3. die |
interpreteert men Val als imperatief, dan is de aansluiting met die volkomen grammaticaal: lichtende rank wordt dan aangesproken; daarentegen is het evengoed mogelijk dat 2-5 een elliptische zin is en lichtende rank anecdotische waarde heeft: ‘er is een lichtende rank die...’. |
heelal |
wijst naar het citaat (zie interpr. ontbrandt). |
4. na heelal |
De herhaling van het woord heelal komt door het enjambement functioneel tot zijn recht. |
|
Parafrasen: ‘lichtende rank valt door heelal na heelal’, of: ‘de val vormt een lichtende rank’, of: gij, lichtende rank die...’. |
5. ontbrandt |
1. ‘ontbrandt zelf, raakt in vlam’. heelal / na heelal is een bijwoordelijke bepaling. |
|
2. ‘doet ontbranden: steekt tijdens het vallen heelal na heelal (object) aan’. |
|
Beide interpretaties kunnen met lichtende rank worden verbonden. De twee mogelijkheden die zich bij Val 1, lichtende 2 en hier weer voordoen, wijzen op twee verschillende interpretaties van het hele vers (in het vervolg A en B genoemd). |
|
A. lichtende rank 2 staat metaforisch voor ‘ster’: het gedicht gaat dan over een vallende ster. Een ster is nl. het enige object dat door ‘heelallen’ valt. De metafoor geeft visueel het vallen aan: lichtende |
| |
| |
|
duidt op de helderheid van het licht van de ster; ontbrandt moet worden geïnterpreteerd als ‘raakt in brand’. |
|
rank is dan de lichtende streep die door het vallen voor een waarnemer ontstaat. In deze interpretatie wordt de beeldspraak van het motto in het vers uitgewerkt. |
|
B. lichtende rank heeft direct betrekking op het citaat van Trakl. Dan zijn er nog twee mogelijkheden. |
|
B 1.: met de lichtende rank wordt Trakl zelf bedoeld, en in het vers aangesproken: Val 1 is mogelijk imperatief. |
|
B 2.: Niet direct Trakl hoeft bedoeld te zijn, maar de dichter überhaupt of diens inspirerende kracht; mogelijk ook een ‘ik’ die de sensatie van het vallen ondergaat (zie motto). Met ‘vallen’ wordt dan het bereik van die kracht verbeeld. Val hoeft geen imperatief te zijn. |
|
Deze laatste mogelijkheid doet lichtende als ‘lichtverspreidende’ en ontbrandt als ‘doet ontbranden’ interpreteren; rank is dan een emotionele metafoor, met het betekenisaspect ‘groei’ (zie plant 8), en de notie ‘lieflijkheid’, wellicht ‘kwetsbaarheid’. Deze noties kunnen wel op Trakl betrokken worden.Ga naar eind1. |
6. steen |
Binnen A is steen metafoor voor lichtende rank, waarin dan vooral het ‘vallen’ is verwerkt: ‘als een steen’. |
|
B 1. 6-8 geven het bereik van het vallen evolutionair aan, zij het niet in logische volgorde, en werken heelal / na heelal uit als ‘per heelal’.Ga naar eind2. |
|
B 2. steen slaat op lichtende rank maar geeft de kracht van het vallen aan, de impact. |
7. dier |
A raadselachtig. |
|
B 1. zie boven bij steen. |
|
B 2. kan op de dichter of Trakl slaan, en een expressionistische (Trakliaanse) metafoor zijn; dier is dan symbool voor het puur elementaire dat het dier voor een aantal expressionisten had.Ga naar eind3. |
plant |
A zie rank. De uitwerking lijkt niet erg functioneel. |
|
B 1. zie bij steen. |
|
B 2. waarschijnlijker bij rank: plant verwijst daarnaar. In de interpretatie van 6-8 naar aanleiding van II wint het tweede alternatief op grond van plant, nl. als metafoor voor de dichter. Het woord geeft dan ‘groeikracht’ aan. |
|
Zo lijkt de reeks vrij functioneel: steen voor ‘geweld in het vallen i.c. verspreiden’; dier voor de kwaliteit van de over te brengen inspiratie; plant voor ‘leven en groeikracht’. |
9. Schal |
Elke nieuwe fase begint met een hoofdletter. Dit is de tweede. Schal voegt de notie ‘geluid’ toe. Binnen A is Schal moeilijk te plaatsen: waarom zou er geluid bij een vallende ster klinken? |
|
B 1. imperatief: ‘laat het geluid schallen’. |
|
B 2. substantief, neologistische afleiding: het geluid zelf (‘geschal’). De notie ‘geluid’ is binnen B wel functioneel: de stem van het dichterschap, resp. van Trakl. |
|
Schal geeft de omvang van het geluid aan, ‘een zo groot mogelijk bereik’. Het betekenisaspect ‘hol’ lijkt me niet toepasbaar. |
10. grondeloos |
A ‘zonder grond’: ‘eindeloos diep vallend’; |
|
B figuurlijk: ‘eindeloos’, geen beperkende maar een uitbreidende waarde: ‘het bereik is oneindig’ (zie interpr. aan 15 en achter 18). Ook kan grondeloos verschoven zijn gebruikt: ‘het lood dat geen |
| |
| |
|
grond vindt totdat het aan de vloer van de dood slaat’. |
lood |
sc. ‘gewicht om iets loodrecht, lijnscherp te laten hangen’. |
|
A Het beeld van het vallen wordt uitgewerkt door middel van het beeld van een ‘peillood’: de noties ‘loodrecht’ en ‘eindeloos diep’ worden in deze regel geactueerd. De verbinding met 1-8 is associatief. |
|
B ‘peillood’: ‘datgene wat haarscherp naar het juiste punt wijst, maatstaf’. |
|
Ten opzichte van 1-8 voegt 10 dan iets nieuws toe. |
11. snoer |
sc. ‘snoer waaraan het lood bevestigd is’. |
|
A snoer hoort bij het beeld van het ‘peillood’. Waarom wordt het vallen uitgewerkt met snoer? Een (peil)lood zit ergens aan vast, maar waaraan hier en waarom? |
|
B snoer staat voor iets anders, is een directe metafoor: ‘richtsnoer’. Is het een metafoor voor ‘innerlijk voorschrift, integriteit’? Of een alternatieve metafoor voor de lichtende rank? Dit blijft speculatief. snoer wordt uitgewerkt in 12-13 die de lengte van het snoer aangeven, of het bereik van het lood. (Als 12 en 13 een bepaling zijn bij slaat, staat snoer los). |
12. diep |
A ‘diep vallend’; |
|
B ‘intens’. De positie van 12 en 13 doet vermoeden dat ze bijstelling zijn bij snoer, niet een bepaling van slaat. |
schoot |
‘intiemste, diepste deel, oorsprong’. |
|
I schoot geeft ‘diepte’ aan; |
|
II schoot geeft het bereik aan dwars door de oorsprong van alles, van het leven: ‘het bereik is het totale leven’ (schoot als ‘oorsprong van leven’ ligt voor de hand). |
13. al |
I ‘heelal’, zie dan 3-4 waar het naar verwijst; |
|
II behalve dat al aan heelal 3-4 refereert, staat het ook voor ‘alles, leven’ (zie interpr. schoot). |
14. slaat |
12 en 13 kunnen bij slaat horen. Bezwaren hiertegen: snoer blijft onduidelijk, het verbum finitum staat na de bijwoordelijke bepaling in plaats van andersom. Eerder had men dan verwacht: 10-11-14-12, 13-15, 16. |
|
slaat is 3e persoon enkelvoud; onderwerp van slaat is natuurlijk grondeloos lood. De 3e persoon ontkracht het argument dat Schal imperatief zou zijn: grondeloos lood kan, vanwege slaat, niet aangesproken persoon zijn. (B 1 vervalt, zie interpr. Schal) Volgens A ‘slaat te pletter’, B ‘raakt’ (zie interpr. dood). |
15. aan |
A ‘kapot aan’; |
|
B ‘tot aan’. Interpr. B neemt natuurlijk niet weg dat slaat iets gewelddadigs heeft: de noties ‘krachtig, dynamisch’ zijn wel toe te passen. |
vloer |
vormt binnen A geen probleem: ‘eindpunt’. |
|
Binnen B kan vloer a. ‘onderste grens’, b. ‘bovenste grens’ betekenen; a: ‘reikt tot en met de dood’, b: ‘reikt tot aan de dood, de uiterste grens van het leven’. Tegen a is in te brengen, dat 19-20 dan een herhaling wordt (zie interpr. van). |
16. van |
Als van een genitiefrelatie aangeeft, is het beeld binnen II minder duidelijk dan wanneer van een identiteitsmetafoor bewerkt: ‘de dood is (als) de vloer’: de onderste grens van het bereikbare is immers de dood. |
| |
| |
|
(Binnen de voorstelling van het vallen is de laatste grens de onderste, niet de bovenste). |
|
Het enjambement is in de laatste interpretatie van van functioneel, zet vloer apart maar het enjambement is niet als argument voor deze interpretatie te gebruiken want het vers enjambeert voortdurend. |
dood |
Binnen A is de dood het einde van het vallen: het gedicht zou hiermee afgelopen kunnen zijn. Er volgt echter nog 17-24. |
|
Interpretatie A komt er in deze tweede fase bekaaid af: aan Schal blijft de notie ‘geluid’ vreemd; het lood-beeld fungeert als illustratieve associatie, en brengt niets nieuws; dood zou het slot van het vers aan moeten geven. |
|
Binnen B is echter met de moeilijke laatste fase nog wel iets te beginnen. |
17. Val |
19-24 heeft, in tegenstelling tot 1-8 en 9-16 geen onderwerp tenzij het Val is. |
|
De interlinie is dan echter, afgezien van de parallellie in vlakverdeling, weinig functioneel. |
|
Nu zou 19-21 geen onderwerp nodig hebben, ware het niet dat door een richting aangeeft (‘doorheen’), zodat Val er dus wel degelijk bij gerekend moet worden. |
18. achter |
‘naar achter’ (analogie op basis van door) of ‘achter’ (plaats), zie interpr. luik. |
wal |
Omdat het gedicht na vloer nog verder gaat met wal/van den dood, is het aannemelijk, dat ook de Val verder gaat dan de dood zelf (vloer). |
|
wal geeft ‘scheidslijn’ aan: achter den wal moet wel staan voor ‘binnen het gebied van de dood zelf, buiten het bereikbare’. Binnen I heeft dit weinig zin, dan zou wal een herhaling van vloer zijn, wat toch niet aannemelijk lijkt. |
19. van |
bewerkt hier m.i. geen metafoor: de dood werpt wel een wal op, maar is geen wal. |
dood |
Het heeft hier geen zin meer binnen A te interpreteren. Laten we ons tot B beperken. |
|
1. Dit vers gaat over Trakl, dan kan met dood aan Trakls eigen dood worden gerefereerd.4 Bedoeld kan zijn: ‘zelfs na de dood, over de grenzen van de dood heen, reikt de uitstraling van de dichter’. |
|
2. Gelukkiger is m.i. een minder biografische interpretatie: ‘datgene wat valt is het gedicht of de dichter überhaupt die zich met de dood bezighoudt’. De ‘reikkracht’, uitgewerkt in het beeld Val krijgt binnen deze interpretatie zin: ‘de reikkracht van het gedicht is onverbrekelijk verbonden met de dood en kan dus inderdaad juist met het begrip vallen worden uitgedrukt.’ |
20. blind |
te verbinden met Val. |
|
Gezien de positieve noties die de laatste drie woorden oproepen in 22-24, lijkt blind niet negatief geïnterpreteerd te moeten worden. Aansluitend bij de interpretatie van dood 19 past: ‘zonder het te weten’ of ‘zonder het te kunnen verhinderen: onontkoombaar’. |
luik |
luik en hal maken na dood en al plotseling een zeer alledaagse indruk. Wat kan ermee bedoeld zijn? |
|
Het bepaalde lidwoord bij luik doet vermoeden, dat we het kennelijk moeten weten. Welk luik, welke hal? |
|
Er zijn twee mogelijke interpretaties. 1. het luik/van de hal ligt achter |
| |
| |
|
den wal / van den dood: de huiselijke woorden geven een dagelijkse sfeer aan, te parafraseren als: ‘val over de grens van de dood heen in mijn brievenbus bij mij naar binnen’. |
|
(Deze interpretatie zou aansluiten bij die van dood 1). |
|
2. 20 en 21 zijn een uitleg van 18 en 19: ‘om over de grens van de dood te komen moet je uit het gebied van het leven vallen’: het luik geeft de opening aan, de hal het gebied van het leven, het heelal. De twee interpretaties staan tegenover elkaar, een verschil dat voortkomt uit de twee interpretaties van achter. M.i. sluit de tweede beter aan bij blind en bij het motto (tweede regel). |
21. de hal |
Binnen de eerste hierbovengegeven interpretatie werden de voor de hand liggende betekenisaspecten bij hal geïnterpreteerd: ‘toegang tot iets’; binnen de tweede interpretatie wordt hal opgevat als ‘zaal, wijde ruimte.Ga naar eind5. |
22. boot |
De gebruikelijke meerwaarde van boot (‘extase’) lijkt in ieder geval niet toepasbaar. |
|
Tenzij men wil aannemen dat het vers eindigt met een losse, hoogst persoonlijke associatieketen, moet toch een verband gelegd worden met het voorgaande. boot is wel een associatie, maar via de notie ‘reis’ met ‘vallen’ te verbinden: te meer daar boot ‘bestuurbaarheid’ en ‘reis’ kan impliceren (Val op zichzelf niet). Ook kan boot symbolisch voor de dood staan.Ga naar eind6. |
24. ster |
is minder moeilijk met iets te verbinden: zie het citaat van Trakl. Het beeld van de ‘vallende ster’ is trouwens duidelijk in het vers (2-5) geïmpliceerd en geeft m.i. ook ‘de dichter’ zelf aan (zie interpr. dal). |
25. dal |
heeft geen bekende symboolwaarde bij Marsman.Ga naar eind7. Wel echter is ‘dal des doods’ toepasselijk. Naast elkaar genomen kunnen 22-24 drie aspecten van het in het gedicht behandelde thema nu samenvatten: boot: ‘de reis, het vallen naar de dood toe en verder’; ster: ‘degene/datgene die/dat valt’, de positieve waarde van ster is dan zowel integrabel wanneer de ‘dichter’ bedoeld is, als wanneer het om het gedicht, kunstwerk überhaupt gaat: dal: ‘het gebied dat blindelings (blind) bereikt moet worden: het gebied van de dood’. De interpretatie van 20-21 1. weet met 22-24 geen raad. |
|
VAL |
De titel is in de interpretatie ruimschoots te pas gekomen. |
motto |
Het motto moet gezien worden als uitgangspunt voor dit vers. De verbinding ‘vallen’ - ‘sterren’ is uitgangspunt voor het beeld van de ‘vallende ster’, met alle waarden van ‘vallen’ en ster die in de interpretatie zijn aangewezen. Dat motto en gedicht niet parallel lopen blijkt al in 2-5: daar valt de ster zelf, terwijl in het motto de sterren het eindpunt zijn - en het eindpunt van het gedicht is zeker niet ‘de sterren’: die zijn juist beginpunt, het eind is de dood. |
|
Het gedicht begint dus waar het ‘citaat’ ophoudt, draait het motto in zekere zin om.Ga naar eind8. |
| |
| |
| |
Literaire werkelijkheid
1 Lyrische situatie
In Valkomen geen personen voor: lichtende rank, grondeloos lood zijn metaforen voor Val. In het hele gedicht treft men geen enkel persoonlijk voornaamwoord aan.
Het feit dat er verschillende interpretaties van Val gegeven kunnen worden hoeft geen konsek wenties te hebben ten aanzien van de lyrische situatie. Wel loopt uiteraard de interpretatie van de lyrische situatie uiteen.
Bekijkt men Val los van de atomistische interpretatie, dan verschilt de lyrische situatie niet zoveel van die van de andere ‘Seinen’: van buitenafGa naar eind9. werden impressies over een onderwerp gegeven, i.c. een stad. Hier is het onderwerp geen concretum, maar een abstract idee: ‘het vallen’. Val is dus een verbeelding van het idee van het vallen, gepresenteerd zonder dat de presentator zich manifesteert (impliciete waarnemer), niet vanuit een bepaalde persoon gezien (van buitenaf), maar desondanks wel degelijk gepresenteerd: het vers telt een groot aantal metaforen die wijzen op een gezichtspunt: Lichtende rank, grondeloos lood en waarschijnlijk boot zijn metaforen voor ‘val’; vloer en boot en dal (waarschijnlijk) voor dood. Ook zijn er associatieketens (6-8 en 22-24): hier treffen we geen objectieve weergave van een anecdote aan, maar een abstracte verbeelding van een idee. Dat we ook hier met een impressie te maken hebben, mag ten overvloede blijken uit het visuele beeld in lichtende rank (zie interpretatie).
Wat de betrokkenheid betreft: niet Marsmans betrokkenheid bij Trakl is hier van belang, al zal die ongetwijfeld aanzienlijk zijn geweest. Het gaat om tekenen waaraan een betrokkenheid van de waarnemer geconstateerd kan worden. Nu komen de gevoelens van het gezichtspunt nergens naar voren: er zijn geen meerwaarden en chiffren, geen uitspraken.Ga naar eind10.
Kunnen we hier wel van een anecdote spreken? Natuurlijk, Ingarden onderscheidt de laag ‘wereld’ aan literaire werken überhaupt. Wel is van belang dat hier een anderssoortige anecdote optreedt dan in de andere ‘Seinen’, nl. een abstracte: ‘het vallen’. Referenties aan deze anecdote in het vers leveren de titel, 1 en 17. Meer is ook niet nodig, de rest is een visie òp het ‘vallen’. Wat betreft de relatie tussen lyrische situatie en de verschillende interpretaties: het is duidelijk dat interpretatie A niet voor het hele vers blijft opgaan. Interpretatie B 1. ‘de dichter’ eventueel aangesproken (imperatieven) en B 2. ‘het gedicht’ maken voor de lyrische situatie niet veel verschil.
| |
2 Tijd
Tijd speelt als structuuraspect geen rol, afgezien van de tegenstelling tussen dood en ‘leven’ die in de interpretatie al aan de orde kwam. Het praesens geeft tijdloosheid aan.
| |
3 Ruimte
Het vers roept de totale ruimte op: heelal / na heelal. Het ‘vallen’ trekt een loodrechte lijn door de ruimte (grondeloos lood). De ruimte in deze zin is oneindig (grondeloos) met een geprononceerd verticaal aspect. Maar er is ook een horizontale ruimte: die van leven versus dood. Beide ruimten zijn interdependent: ‘de vloer van het vallen’ is de dood. ‘vallen’ drukt de wijdheid van beide ruimten uit: zowel ‘kosmische ruimte’ als ‘de ruimte van het leven’ worden beide tot over
| |
| |
hun grenzen gepresenteerd. De grenzeloosheid van de ruimte in dit gedicht bevestigt het thema.
De oneindigheid in beide richtingen, door het ‘vallen’ uitgedrukt, is de voornaamste karakteristiek van de ruimte. We vinden geen plaatsbepalingen, geen kleuren, en de ‘plaatswoorden’ vloer, wal, hal geven eerder grenzen dan plaats aan, terwijl achter en door ‘richtingwoorden’ zijn.
| |
Samenvatting
Het gedicht Val kan op verschillende manieren worden geïnterpreteerd. Bij de minst grondige lezing is het een verbeelding van het idee van het ‘vallen’, associatief uitgewerkt.
Bij deze interpretatie is het m.i. niet mogelijk alle in het vers voorkomende woorden zinvol te betrekken.Ga naar eind11.
lets beter gaat het, wanneer we aannemen dat het gedicht handelt over een ‘vallende ster’. Dan blijven alleen de laatste 8 regels moeilijk interpretabel, tenzij men ze als een wat uitbreidende herhaling van het voorgaande opvat.
Het meest heeft het vers te zeggen in de m.i. preferabele (hoewel vrij speculatieve) interpretatie, waarin de reikwijdte van de dichter of het gedicht überhaupt centraal staat. Dit bereik tot en over de grens van de dood heen wordt uitgewerkt door middel van het idee van de Valuit het motto: het hele vers is dan als het ware een metafoor.
Voor de uitwerking van deze interpretatie verwijs ik naar het atomistische gedeelte.
De lyrische situatie wijkt minder af van andere ‘Seinen’ als het wel lijkt: er wordt van buitenaf gepresenteerd door een impliciete waarnemer, en objectief. De ruimte is oneindig, zowel op het horizontale vlak (leven en dood) als op het verticale (heelal / na heelal): beide oneindigheden raken elkaar in de Val.
De typografie weerspiegelt de valrichting: smal en lang naar beneden. Per groep van acht regels treft men minstens twee rijmen aan, het eerste van die twee eindigt altijd op -al (negen maal), het eindrijm sluit de fase af. |
-
eind1.
- Lehning (Marsman en het expressionisme p. 53) toont een reproductie van Marsmans handschrift van Val, met een mogelijke variant in de titel:
‘Val (lende ster; ter verduidelijking)’.
De variant ‘vallende ster’ laat beide interpretaties A en B toe.
-
eind2.
- De cijfers 1 en 2 achter de letter B hier en bij de volgende woord-interpretaties verwijzen niet naar de twee mogelijke interpretaties volgens B die bij ontbrandt gegeven werden, maar geven alleen binnen de ‘B’-opvatting van het vers de verschillende mogelijkheden per woord aan. De ambiguïteit van de verschillende woorden is dus niet in een drieledig systeem te plaatsen; wel dragen bijna alle woorden bij tot zowel interpretatie A als B.
-
eind3.
- Cf. de vele dier-metaforen bij Trakl en Lasker-Schüler, en de dieren in de schilderijen van Marc.
-
eind5.
- cf. het duitse ‘Halle’.
-
eind6.
- In latere gedichten (bv. De Stervende in Paradise regained) is de ‘boot’ dikwijls symbool voor de dood.
-
eind7.
- In de bundel: Invocatio 3, 19 en Bazel 3. dal staat voor ‘dood’ in Memento Mori (Verzameld werk I poëzie p. 165).
-
eind8.
- Het motto van dit gedicht komt bijna woordelijk overeen met een brief die Trakl aan zijn vriend Erhard Buschbeck stuurde op 15-8-1913: ‘Lieber! Die Welt ist rund. Am Samstag falle ich nach Venedig hinunter. Immer weiter - zu den Sternen’ (Trakl p. 305). Deze brief werd voor het eerst gedrukt in Erinnerung an Georg Trakl (Innsbruck 1926). Val is van 1922. Buschbeck heeft de brief geciteerd in Georg Trakl, p. 22.
-
eind9.
- Als in Berlijn, Bazel, Weimar, Delft.
-
eind11.
- De lezing van Verbeeck lijkt nog het meest op deze interpretatie (p. 18):
‘Zo bijv. in het gedicht Val, met als motto het citaat van Trakl. Dit citaat werkt verhelderend (“Ich falle nach Venedig hinunter und so weiter - bis zu den Sternen”), doordat het de verdubbeling van de duizelingwekkende ruimte in de Venetiaanse waterspiegel suggereert. De val is het traject vanuit de hoge sterren naar de sterren in de diepe waterschoot.’
Het Venetië uit het citaat kan ik echter in het vers zelf niet terugvinden.
|