Marsmans 'Verzen' (onder de naam Hannemieke Postma)
(1977)–Hannes Meinkema– Auteursrechtelijk beschermdToetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
25 Weimaraant.Atomistische interpretatie
| |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||
Literaire werkelijkheid1 Lyrische situatieWeimar is te kort om er veel over te kunnen zeggen. De complexiteit die het heeft ligt in de dubbele functies van de woorden, niet in de literaire werkelijkheid. De wijze waarop gezichtspunt en presentatie functioneren is uit andere stedengedichten bekend: een impliciete waarnemer, met afstand, en onbetrokken. Het gezichtspunt neemt alleen waar en presenteert indrukken direct, zo objectief mogelijk. Het vers geeft in weinig woorden een verbluffend aantal indrukken: dood (Doodenhuis), dromerigheid (droomen), vergankelijkheid (vergaan), vasthouden aan verleden 2, lijden (luikenkruis), en iets huiveringwekkends (vleermuisschaduwen). De anecdote is minimaal: de titel, een huis en ramen, luiken met schaduwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
2 Tijdvergaan actueert een verleden, maar wordt verder niet uitgewerkt. Het gesubstantiveerde werkwoord dient alleen om het motief van vergankelijkheid (voortgezet in vleermuis-) te releveren. Het heden is gevuld met droomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||
3 RuimteEr is een tweedimensionale suggestie: daaraan, versterkt door het feit dat daaraan een aparte regel uitmaakt. Maar om op basis van één woord een gedicht als tweedimensionaal te karakteriseren, lijkt me enigszins overmoedig. | |||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||
SamenvattingWeimar is het kortste vers uit de bundel, het telt 9 woorden. In deze woorden wordt een groot aantal indrukken weergegeven, maar een hoge mate van complexiteit mag men in zo'n kort gedicht toch niet verwachten. De complexiteit is gelegen in de polyvalentie van enkele woorden: 1. de drie samenstellingen die tegelijk anecdote en indruk presenteren: -huis (anecdote), Dooden- indruk; luiken- anecdote, -kruis indruk; -schaduwen anecdote, -vleermuis indruk. Dit is nog gesimplificeerd: -kruis geeft óók een anecdotische vorm aan, -schaduwen ook een indruk. 2. droomen, waar zowel de interpretatie ‘dromen over’ als ‘leven niet meer actief, staan te dromen’ mogelijk is; en 3. vergaan dat zowel ‘verleden’ als ‘verval’ moet actueren. De eerste interpretatie van vergaan is alleen te combineren met ‘dromen over’, de tweede kan met beide waarden van droomen worden verbonden. Weimar is in dit vers een stad van dromen en schaduwen, met noties van dood, verval, hang naar verleden, lijden, naargeestigheid. De lyrische situatie, de tijd en de ruimte doen weinig. Weimar is een zo objectief mogelijk vers met een suggestie van tweedimensionalitiet (daaraan). |
|