| |
| |
| |
Atomistische interpretatie
1. Smarten |
De grammaticale constructie van de eerste regel plaatst het belangrijkste woord voorop: in 1-6 speelt de hier geïntroduceerde pijn van de protagonist een belangrijke rol. |
|
De concretiserende bezieling door tasten releveert de waarde van Smarten op inhoudelijk niveau. |
tasten |
De regel kan geïnterpreteerd worden als: ‘smarten tasten zijn gang aan’. Maar de vaststelling dat hier ‘aan’ is weggelaten, voldoet niet zonder meer: tasten moet ook conjunct functioneren in het vers. Dit gebeurt dan ook, enerzijds via de bezieling: de Smarten worden concreet voorgesteld, waardoor de situatie van de ‘hij’ penibeler lijkt dan wanneer ‘aantasten’ was gebruikt. |
|
Anderzijds speelt natuurlijk ook de betekenis van tasten mee: de notie ‘aarzelend, gebrekkig’ moet op gang worden toegepast. |
zijn |
Het vers geeft alleen indirect aan, om wie het gaat. 1-4 kan slechts geïnterpreteerd worden als een van binnenuit gepresenteerde, door een persoon gevoelde emotie. Deze persoon, de protagonist, wordt hier indirect genoemd, en later alleen in 7. Niettemin wordt het vers oninterpretabel als men bv. bij oogen 3 niet tevens ‘zijn’ invoegt. |
gang |
Zelfs de titel buiten beschouwing gelaten, moet gang in deze regel een waarde hebben die de betekenis van het woord te boven gaat. Interpreteren als ‘manier van lopen’ of ‘zijn lopen’ is onvoldoende, de regel zou na het zware Smarten en functionele tasten met een anticlimax eindigen. |
|
Het bepalen van de specifieke waarde is echter geen eenvoudige zaak. Informatie uit andere verzen mag niet beslissend zijn.Ga naar eind1. In de eerste plaats dient men rekening te houden met de in het vers gegeven tegenstelling gang - ‘slaap’ (7-8), die zou kunnen worden ‘vertaald’ als ‘bewust - onbewust’. Voorts moet Smarten in aanmerking worden genomen, wat onmogelijk maakt dat het hier om een incidenteel ‘aantasten’ zou gaan: ‘iets wezenlijks van de protagonist wordt voortdurend aangevallen’: gang staat min of meer voor ‘levensloop’. Op grond van deze contextuele informatie kan de meerwaarde van gang omschreven worden als ‘bewust handelen, levenswijze’. |
2. het vlak |
De waarde van vlak wordt in de eerste plaats bepaald door blind, in de tweede plaats door de gegeven interpretatie van 1. Op zichzelf betekent vlak nl. vrijwel niets. Het enige betekenisaspect dat uit het woord te isoleren valt, is ‘tweedimensionaal’. Dit betekenisaspect is |
| |
| |
|
integrabel in de context (zie verder interpr. blind). |
blind |
De betekenis ‘niet kunnende zien’ is ontoepasbaar. Staat blind echter voor ‘uitzichtloos’ (cf. ‘blinde muur’), dan fungeert deze regel als explicatie van 1: een uitleg van Smarten wordt gegeven. Dat er echter blind staat, en niet ‘uitzichtloos’, maakt ook andere betekenisaspecten toepasbaar. Van Dale geeft o.a.: ‘van datgene waarbij men niet zien kan’, ‘wat niet de verwachte bestemming heeft’, en ‘van datgene waaraan ontbreekt wat men erbij of erin verwachten zou’. Deze betekenisaspecten bepalen de waarde van vlak: ‘gezichtsveld’. De eerste regel maakt (naast ‘gezichtsveld’) ook ‘vlak waarop iemand loopt’ integrabel, en deze beide waarden van vlak leveren in combinatie met de meerwaarde van gang de interpretatie: ‘de toegemeten leefruimte’ op. Het aspect ‘tweedimensionaal’ in vlak versterkt dan bovendien de waarde van blind: ‘de ruimte, uitzichtloos, wordt al gegeven als tweedimensionaal, als van nature beperkt’. |
3. en |
Naast nevenschikkende heeft en ook uitbreidende functie. Behalve dat 2 en 3 beide explicaties zijn van 1, geeft en ook een verklaring van 2 aan: ‘des te uitzichtlozer omdat nu eenmaal’. |
oogen |
sc. ‘zijn ogen’. De ‘weglating’ van bezittelijk voornaamwoord richt de aandacht in de eerste plaats op de pijn, pas in de tweede plaats op de ‘hij’ zelf. |
|
oogen verwijst naar blind. Omdat hier oogen staat, kan blind in 2 niet verschoven worden opgevat: ‘hij is blind voor het vlak’ o.i.d., aangezien die verschuiving meteen in de volgende regel zou worden tegengesproken: oogen - doel legt er de nadruk op dat de situatie uitzichtloos is. Speculatief is een interpretatie ‘hij is blind’, waarbij aan een ‘blinde ziener’ gedacht kan worden. |
branden |
suggereert intensiteit, karakteriseert de ‘hij’: ‘zijn zien is intens’. Oók moet branden wel intransitief worden opgevat: ‘doen pijn’. |
|
Deze aan branden toe te kennen waarde wordt dan geïnterpreteerd: ‘als gevolg van het dieper zien branden zijn ogen’. |
dieper |
Beeldcontaminatie treedt op, twee visies spelen door elkaar: 1. oogen [zien] + doel; 2. branden + dieper. |
|
dieper dan het doel kan alleen geïnterpreteerd worden als ‘kijken, branden zich een weg, door het doel heen, zien wat daarachter verborgen ligt’. |
het doel |
De introductie van de wereld 5 maakt waarschijnlijk, dat het hier niet alleen gaat om ‘zijn doel’, maar dat doel ook in algemenere zin moet worden opgevat: ‘het gegeven doel, het doel van 's mensen gang’. |
|
geeft aan dat 4 niet als uitleg van 3 kan worden opgevat, wèl als toevoeging bij 1-3. |
4. o |
Uitroep, vanuit het bewustzijn van de ‘hij’ gegeven.Ga naar eind2. Hier vinden we bevestiging van het vermoeden, dat 1-4 van binnenuit wordt gepresenteerd, en niet van buitenaf, als beschrijving van de ‘hij’ door een gezichtspunt buiten het vers. |
grenzen |
versterkt de interpretatie van het vlak is blind, benadrukt het uitzichtloze van de situatie voor de ‘hij’. Ook verwijst grenzen naar het doel: ‘het doel is beperkt, begrensd’. grenzen, horizonten en vervloeien moet dus ws. negatief geïnterpreteerd worden. |
horizonten |
benadrukt grenzen, en verwijst directer naar de in Gang aan- |
| |
| |
|
geduide leefruimte, die beperkt is: grenzen en horizonten versterken alle in 1 en 2 gegeven noties. Het meervoud suggereert ‘beperking aan alle kanten’, en werkt daardoor pregnanter dan ‘horizon’ zou hebben gedaan. |
vervloeien |
krijgt door de positie naast grenzen en horizonten zelfstandig naamwoord-suggestie. Hoe vervloeien functioneert is moeilijker te begrijpen. Op het eerste gezicht staat vervloeien in betekenis diametraal tegenover grenzen en horizonten, maar na twee negatieve noties met o kan vervloeien toch onmogelijk positief worden opgevat. De context geeft twee mogelijkheden. |
|
1. ziet men grenzen en horizonten als hinderpalen om het doel te bereiken, dan zou vervloeien in verband te brengen zijn met branden dieper dan: ‘grenzen en horizonten, het doel, worden nu scherp gezien en opnieuw geïnterpreteerd als vervloeien, iets wat oplost, onhelder blijft’ (‘de vervloeide einder’). |
|
Deze interpretatie van vervloeien wordt bevestigd door 5 en 6. |
|
2. Men kan vervloeien echter ook interpreteren binnen de situatie van de ‘hij’, en in verband met 1 gebracht. De ‘hij’ lijdt aan beperking (Smarten) maar wordt er ook door ‘aangetast’. |
|
vervloeien zou zo kunnen staan voor het besef van gebrek aan kracht van de eigen persoonlijkheid.Ga naar eind3. |
|
geeft de overgang aan tussen 1-4 en 5-6. |
5. terzijde |
sc.: ‘niet op het belangrijkste, centrale gebied’. terzijde geeft al de verkleining, onbelangrijkheid van de wereld aan die in scheeve en bloem wordt benadrukt. |
zal |
De toekomende tijd duidt aan, dat het hier om een visioen gaat. Teruggrijpend op de interpretatie van branden 3, wordt hier de rol van de protagonist verduidelijkt: de ‘hij’ krijgt profetische trekken. Ook geeft zal de onontkoombaarheid van het gebeuren aan. |
de wereld |
In deze regels wordt de persoonlijke pijn uit 1-4 kosmisch uitgebreid tot wereldleed. Naast de visionaire waarde van deze regels, is ook een solipsistische interpretatie aannemelijk (zie ook 7-8). |
branden |
sc. ‘in vlammen opgaan’. branden verwijst m.i. niet direct naar branden 3, waar dit woord o.m. de waarde had van ‘zien’. Indirect echter, d.m.v. het betekenisaspect ‘pijn lijden’ wijst het wel terug. |
6. scheeve |
wijst terug naar terzijde: 6 is een metaforische explicatie van 5. scheeve is ook disjunct op te vatten: ‘mismaakt’. |
bloem |
cf. wereld. Het gebruik van het woord bloem duidt, naast verkleining, ook op een notie van vertedering. De verkleining alludeert aan de ‘begrenzing’ in 1-4. |
wapperenden |
‘wapperen’ kan hier transitieve waarde hebben: ‘doen wapperen’, in dat geval treedt hier verschuiving op: ‘de bloem wappert door de mond van de ruimte’. |
|
Maar ook bij mond der ruimte is wapperenden functioneel. Het verwijst naar branden omdat de mond der ruimte door wapperenden een gevaarlijke plek wordt: ‘opgeslokt worden, teloorgaan’. |
|
wapperenden heeft klanknabootsend en iteratief aspect. |
mond |
De ruimte wordt in deze metafoor gepersonifieerd, heeft een mond. De notie ‘gevaar’ die ook in tasten zat, vindt men hier in de personificatie terug. |
7. maar |
moet een tegenstelling aangeven met de voorgaande regels. De functie van deze tegenstelling is echter vrij moeilijk te bepalen, |
| |
| |
|
omdat 7 en 8 polyinterpretabel zijn (zie interpr. oogen en kwartslag). |
toen |
Hier wordt de ‘hij’ solipsist: ‘hij sluit zijn ogen’, hetgeen voor de wereld een gevolg heeft. |
luiken |
In het beeld wordt luiken als directe metafoor gebruikt (‘oogleden’). Het uitgangspunt van de metafoor ligt in ‘geloken ogen’. |
gleden |
Een interpretatie van toen als ‘terwijl’ is onmogelijk (‘terwijl hij slaapt, gaan zes uren voorbij’), méde door het gebruik van gleden dat een momentane waarde heeft.Ga naar eind4. |
oogen |
De regel moet in een zo kort gedicht wel terugwijzen naar 3. De functie van de tegenstelling met maar zou dan ook uit 3 moeten kunnen worden afgeleid. |
|
3 gaf aan hoe uitzichtloos zijn situatie was (via verwijzing naar blind); hoe uitzichtloos de situatie van de mens in het algemeen is (het doel), en hoe de ‘hij’ daartegen vecht (dieper). |
|
maar kan dan ook drie verschillende contrasten aangeven, alle drie in deze regels integrabel: ‘zijn pijn houdt op’; ‘de pijn van de mens in het algemeen (de wereld) houdt op’; ‘het gevecht houdt op’ (zie interpr. kwartslag). |
8. de wereld |
moet ook verwijzen naar 5, hetgeen bevestigt dat er zich niet alleen in de ‘hij’ een verandering voltrekt (‘hij sluit zijn ogen’) maar tevens in de wereld. die in 5 brandde. Men moet deze regels wel positief interpreteren.Ga naar eind5. |
zich |
De waarde van de wereld is hier een andere dan in 5: zich geeft zelfstandig handelen aan. Het contrast met de verkleining in 5 en 6 zou door maar acceptabel moeten worden gemaakt. |
kwartslag |
Uit het herhaalde gebruik van het woord wereld bleek, dat de verandering door maar aangegeven een positieve moet zijn. Op zichzelf leent deze regel zich voor verschillende interpretaties. |
|
a. ‘het wordt zes uur later’; b. ‘de wereld draait gewoon door’; c. ‘de wereld laat een ander gezicht zien’. |
|
De eerste twee interpretaties zijn te zwak om het contrast, waarmee het gedicht kennelijk eindigt, zinvol te maken. De derde interpretatie geeft meer houvast, mits opgevat in positieve zin: ‘de wereld draait zich van negatieve tot ruststand’. Dan nog zijn alternatieve parafrases mogelijk, variërend van ‘het valt wel mee’ tot ‘zijn slaap wendt het noodlot af’. |
|
Het rechtvaardigst tegenover het vers zou zijn, om de drie door oogen mogelijk gemaakte interpretaties tegelijk te laten gelden. |
|
Dan ‘betekenen’ de regels 7 en 8 zowèl 1. ‘zijn pijn houdt op tijdens de slaap’; als 2. solipsistisch gezien komt door zijn slaap óók een einde aan de pijn van de wereld’ en ten slotte 3. ‘zijn slaap wendt het noodlot af’. |
|
GANG |
De titel kan nu zowel in ruimere als in engere zin worden geïnterpreteerd. |
|
In engere zin slaat Gang op 1-6, omdat zijn gang 1 aan Smarten gekoppeld is. De titel verwijst dan naar de pijn van protagonist en wereld. |
|
In ruimere zin echter slaat de titel op het hele gedicht, wanneer men Gang, zoals ook bij gang 1 noodzakelijk was, opvat als ‘levensloop’. Deze interpretatie omvat dan ook 7 en 8 (immers, ook de slaap behoort tot de levensloop). |
| |
| |
| |
Literaire werkelijkheid
1 Lyrische situatie
Gang is een hij-gedicht, waarin slechts één persoon wordt genoemd, de protagonist (zijn 1, 7).
Deze ‘hij’ fungeert in 1-6 als gezichtspunt. Deze regels worden van binnenuit gepresenteerd, de lezer krijgt direct de emoties van de ‘hij’ te zien. In 1-4 is dit zonder meer duidelijk (o), en in 5-6 zet het zich voort omdat deze regels alleen zin krijgen als voortzetting van 1-4, als visioen van de ‘hij’ wiens pijn kosmisch wordt uitgebreid tot zij de hele wereld omvat.
1-6 wordt personaal gepresenteerd.
In 7-8 echter is dat anders: de ‘hij’ wordt niet meer van binnenuit gezien, ‘hij valt in slaap’. In deze regels is er een ander gezichtspunt, dat zich niet in het vers als zodanig manifesteert, en dat de protagonist van een afstand waarneemt: 7-8 worden auctoriaal gepresenteerd!
Deze overgang in gezichtspunt maakt een vreemde indruk, men vraagt zich af wat er de zin van is. Thematisch is er nl. weinig verschil tussen 1-6 en 7-8: immers ook in 7-8 krijgt een persoonlijke daad direct kosmische konsekwenties.
Nu is deze overgang niettemin toch te begrijpen. De pijn van de protagonist, in 1-6, kan alleen effectief direct worden getoond door een presentatie van binnenuit. Aan de andere kant kan een slaapsituatie niet op directe wijze verbeeld worden. Uit de anecdote in 7-8 vloeit afstand en daarmee wisseling van gezichtspunt voort. Beide delen van het vers vragen anecdotisch elk om een ander gezichtspunt. Desondanks ben ik van mening dat er door de afstand tussen ‘hij’ en gezichtspunt in 7-8 aan de overtuigingskracht van het gedicht drastisch wordt afgedaan. De afstand in deze regels reduceert de ‘hij’, en geeft een oppervlakkige wending aan het geheel, die ook om een minder krachtige interpretatie vraagt, in de trant van ‘als hij slaapt valt het allemaal wel mee’. Hier komt nog bij dat juist 7 en 8 het moeilijkst te interpreteren zijn, en de waarde van het contrast (maar) niet eenduidig vast te stellen is.
De ‘hij’ wordt alleen indirect genoemd. Het vers gaat in de eerste plaats over zijn pijn, in de tweede plaats pas over hemzelf. De inzet met Smarten is veelzeggend in dit opzicht.
Door de overgang tussen 1-4 en 5-6 wordt zijn leed kosmisch, solipsistisch uitgebreid, tot het de wereld omvat. In 7-8 gebeurt mutatis mutandis hetzelfde. De relatie ‘hij’-wereld kan echter niet alleen in solipsistische termen worden gezien: vooral in 5-6 is er een visionair verband, dat al in 3 wordt aangekondigd: de ‘hij’ vervult ook de rol van profeet. Nog dieper valt deze relatie te duiden, als men de twee polen omdraait: de begrenzing waaraan de wereld onderworpen is, is de zijne, hij lijdt de pijn in plaats van de wereld: de ‘hij’ is uitverkozen plaatsvervangend lijder aan de smarten van de wereld.
| |
2 Tijd
De bevindingen van het onderzoek naar de verbaaltijd in Gang spiegelen de bovenaangeduide resultaten ten aanzien van het gezichtspunt. De o.t.t. in 1-4 heeft een duratieve waarde: het vers zou oppervlakkig worden geïnterpreteerd als men zou menen dat het in de eerste strofe om een incident ging. Dit duratieve aspect van 1-4 wordt bovendien bevestigd door het feit, dat in Gang 1-6 geen sprake is van een bepaald tijdsverloop.
De toekomende tijd in 5-6 functioneert als aansluiting op het duratieve 1-4: de
| |
| |
profetische rol van de ‘hij’ wordt door zal benadrukt. Maar de overgang naar de o.v.t. in 7-8 reduceert veel van het in 1-6 behaalde effect. De verbaaltijd in deze regels is er de oorzaak van, dat 1-6 (vanuit 7-8) wèl als incident gezien moet worden. Een incident overigens, dat nu voorbij is: tussen 6 en 7 moet ook tijd verlopen zijn.
Nu lijkt, in de bundel althans, een auctoriaal gezichtspunt steeds gepaard te gaan met de verleden tijd.Ga naar eind6. De verbaaltijd in 7-8 kan dus gezien worden als logische konsekwentie van de overgang in gezichtspunt, dus eigenlijk als konsekwentie van het feit dat de ‘hij’ slaapt.
Toch nemen deze overwegingen niet weg, dat ook de overgang in verbaaltijd in 7-8 afbreuk doet aan de overtuigingskracht van het gedicht als geheel.
| |
3 Ruimte
Gang speelt zich niet af in een duidelijke ruimte. 1 suggereert een anecdotische ‘loop’ruimte, maar horizonten 4 kunnen al veel moeilijker letterlijk worden opgevat: horizonten staat als symbool voor de beperkingen waaraan het bestaan onderworpen is, en vraagt derhalve nauwelijks om visualisering. De kosmische visie in 6 is duidelijk subjectief en metaforisch, en 8 geeft geen aanleiding om wereld in kosmische zin op te vatten.Ga naar eind7. Wel geven enkele regels ruimtesuggestie, voornamelijk door de verkleining van wereld in 5-6. De protagonist in Gang wordt niet met kosmische dimensies uitgerust, zijn grootheid ligt louter in de geest, is visionair. Nu verhoogt de afwezigheid van een specifieke ruimte in dit geval alleen de duratieve waarde die aan het gedicht gehecht moet worden: Gang behandelt niet een eenmalige situatie, maar een voortdurende pijn. Driedimensionale ruimte is hier niet bij nodig.
| |
Samenvatting
Gang behandelt de problematiek van een figuur, die solipsist, ziener en plaatsvervangend lijder voor de wereld tegelijk is. Deze drie functies van de figuur, een ‘hij’ (1, 7) zetten de pijn (Smarten) waaraan hij lijdt in een duidelijk perspectief: de leefruimte van de mens is tweedimensionaal, begrensd (2, 3, 4), en de persoonlijkheid is daartegen nauwelijks opgewassen (tasten 1, dieper 3, vervloeien 4). De konsekwentie ten aanzien van het lot van de wereld wordt getrokken: lelijk en onbelangrijk (terzijde, scheeve) en verkleind (bloem) zal zij teloorgaan in de kosmos (vervloeien 4, branden 5, wapperenden 6).
In de eerste zes regels krijgt de lezer de ‘hij’ direct, van binnenuit te zien (o 4), Gang 1-6 wordt personaal gepresenteerd. 1-4 zijn dan ook, als directe weergave van zijn innerlijk, niet eenvoudig te interpreteren (gang 1, vlak, blind 2, de hele 4e regel): de afzonderlijke woorden zijn in hoge mate van elkaar afhankelijk en hun waarde moet contextueel worden bepaald.
Na 7 vinden verschillende overgangen plaats. In de laatste regels is het gezichtspunt een ander: de ‘hij’ (in zijn slaap) wordt auctoriaal, van buitenaf, waargenomen. Tevens verspringt de verbaaltijd van heden (en toekomst) naar verleden, hetgeen aan 1-6 hun duratief aspect ontneemt, en het gedicht zelf tot een eenmalige in plaats van voortdurende beleving van pijn reduceert.
Deze overgangen, zowel in gezichtspunt als in verbaaltijd, zijn wel integrabel in de anecdote van het vers.
De afstand ten opzichte van de protagonist in 7-8 verklaart beide. Niettemin wordt juist door deze afstand en de genoemde overgangen m.i. afbreuk gedaan
| |
| |
aan de overtuigingskracht van het vers als geheel. Hierbij komt nog, dat de interpretatie van de laatste regels raadselachtig blijft. Neemt men maar 7 als startpunt, dan volgt daaruit dat 7-8 contrasteren t.o.v. 1-6. Voorts verwijzen enkele woorden (oogen 7 en 3; wereld 8 en 5) naar andere plaatsen in het gedicht: er moet zich in de laatste regels een verandering voltrekken, zowel wat betreft zijn leed als dat van de wereld.
Regel 8 maakt echter niet duidelijk, waarin die verandering dan moet bestaan. Zoekt men de oplossing, dan levert de context drie alternatieven: ‘zijn pijn houdt op tijdens de slaap’; ‘solipsistisch gezien beëindigt zijn slaap óók de pijn van de wereld’: en ‘zijn slaap wendt het noodlot geheel en al af’.
Een eenduidige oplossing kan ik niet geven.
De titel Gang (ook gang 1) is op te vatten als ‘levensloop’, en verwijst dan naar het hele gedicht. In engere zin slaat de titel vooral op 1-6 wanneer men er de waarde van ‘bewust handelen’ aan geeft. |
-
eind3.
- Zie Lehning (De vriend van mijn jeugd p. 51): Een vroegere titel luidde Raskolnikow (naar de hoofdpersoon uit Schuld en boete van Dostojewski, die inderdaad worstelde met dit probleem van persoonlijk heidsverlies).
-
eind4.
- Zie het onderzoek naar de tijd.
-
eind5.
- In tegenstelling tot Verbeeck, die overigens ook toen als ‘terwijl’ opvat, p. 9-10.
|