| |
| |
| |
H. MARSMAN
VERZEN
J. PLOEGSMA ZEIST
MCMXXIII | |
| |
| |
| |
H. Marsman
Verzen
I
Vlam
drinkt uit ontzaggelijke schalen
| |
| |
| |
| |
Verhevene
I
Eeuwen wentelden hun volheid samen:
nauw kon hun denkgedrocht omvamen
5[regelnummer]
haren sloegen hun vlag langs de hemel:
scherp was zijn lijf, geel en vermetel,
braakte het heilwoord, uit walging geboren,
- hemel, o hemel, ik ben geboren -
| |
II
Maar: sluipend na vreugde
was de befloersing der luchten
15[regelnummer]
in nachten streng en volmaakt;
ze dreef het smeltend licht te vluchten
maar hij, blonde boorling der zwellende jaren,
20[regelnummer]
en vlocht het ruige duister samen met zijn haren
zoo, schragend geleund in de nis der kimmen:
zag hij ellende den hemel beklimmen-
| |
| |
| |
| |
Vrouw
Lichaam, wentelend al-leven...
gedrochtlijk staan wij en massaal geheven
tegen den rottend-paarsen hemel van verlangen -
5[regelnummer]
mijn vale handen tasten even
het slierend kransen van uw blauwe haren,
die, gif en scheemring, vachten hemel waren
over al-ruimte, uw gelaat, ivoor ovaal,
waarin uw oogen, spitse spleten, hangen:
| |
| |
| |
| |
Stroom
Rondde zijn lichaam tot gespannen nacht.
aan de gewelven der vervloeide leden
sloegen de schaduwen hun laat gebaar:
vergane eeuwen aan verwijde flank.
5[regelnummer]
schimmen van strenglooze geslachten
in de omnachting van zijn schedel
wentelt de aarde haar ivoren vlak.
en sterren schrijven stroomende spiralen
10[regelnummer]
om oceanen aan zijn mond ontbloeid.
verleden zuigt zich aan zijn duister vast:
walmende splijtzwam binnen muren nacht.
maar in de kentering der jonge uren,
die hijgend klopten aan den brozen wand,
15[regelnummer]
splijtte de voorhang zich,
die van zijn wimpers plooide
en door de poort der uitgestooten armen,
stroomde het vrouwlijf binnen in zijn schacht.
| |
| |
| |
| |
Bloei
bloeit schaduw waaierbloem en firmament,
dat sterren schrijden in den gang mijns bloeds -
en nacht de weerklank van den roep der handen
5[regelnummer]
...en uit den zoom van mijne donkerheden,
onder de hemelbruggen mijner armen,
het maanzeil tastend over dansend stroomlijf, -
o, het zal stranden aan gifspelonk der oogen,
| |
| |
| |
| |
Einde
nooit gleed een bloemsignaal
tegen de steilte van mijn schemernacht,
waar ik, gewelfd over den rand der ruimte,
5[regelnummer]
den geur der eeuwen puur uit den bokaal der lucht -
en zelve drijf, een late, smalle bloem,
op den verloomden maatslag van den tijd -
| |
| |
| |
| |
Gang
Smarten tasten zijn gang.
en oogen branden dieper dan het doel...
o, grenzen, horizonten en vervloeien -
5[regelnummer]
terzijde zal de wereld branden:
een scheeve bloem in wapperenden mond der ruimte...
maar toen de luiken gleden voor zijn oogen,
draaide de wereld zich een kwartslag om. -
| |
| |
| |
| |
Schaduw
lijden tot kruis zich spant
| |
| |
| |
| |
Wacht
en eeuwigheden breken in den nacht;
mij worde dracht van firmamenten
5[regelnummer]
ik kan der vuren huiverende wacht
ik ben gansch ontkracht -
geef mij uw grijzen wind...
|
-
-
[tekstkritische noot]V p. 9
-
-
[tekstkritische noot]V 1-12 p. 10; 13-25 p. 11.
-
-
[tekstkritische noot]V p. 12
-
-
[tekstkritische noot]V p. 13
-
-
[tekstkritische noot]V p. 14
-
-
[tekstkritische noot]V p. 15
-
-
[tekstkritische noot]V p. 16
-
-
[tekstkritische noot]V p. 17
-
-
[tekstkritische noot]V p. 18
|