Marsmans 'Verzen' (onder de naam Hannemieke Postma)
(1977)–Hannes Meinkema– Auteursrechtelijk beschermdToetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel
[pagina 12]
| |
IIVirgoMorgenmeren.
uw omgrenzing ordent.
bergen klimmen in het tinnen licht.
en uw stille, virginale lippen,
5[regelnummer]
kuischen aan de sidderende beken
zoete smetten van het groene duister
en uw oog wordt licht.
maar de nacht stort ruglings in den nacht.
en uw mond is in zichzelf besloten
10[regelnummer]
en uw bloed is door uw bloed omringd -
| |
[pagina 13]
| |
BloesemOneindig zijn de vloeren van den nacht -
en droomend bruinen vrede, deint, o akkeraarde,
dit donkre nachtland in uw warmen schoot -
o, paarlen licht -
5[regelnummer]
aan donkers zachte zoomen
schoort een verlaten boom
den wankelenden boog der nacht.
als gij den avond om uw schouders plooit,
figuur, gekerfd uit nachtelijk ivoor,
10[regelnummer]
den droom der wimpers langs de luchten spant -
en scheemrend schrijdt -
blauwen uw oogen bloei
en slaan de velden witten geur en wijn,
die uw omdroomde schreden kostbaar siert -
15[regelnummer]
en firmamenten ruischen sterrenbloesems,
die uwer handen tasten scheemrend dauwt.
en door ons warme schrijden schrijdt de nacht -
maar hoor, het wappren van haar grijzen mantel
over den loomen stap der eeuwigheid.
20[regelnummer]
maar aan haar eind, in stroomende omarming,
vouwen wij, aêr aan aêr, en mond aan mond gekust,
ons bloed in zons omschaduwd breken open,
en deinen, droomend zeil, naar Drooms omfloersde kust.
| |
[pagina 14]
| |
Smaragddederat comam diffundere ventis... Uw oogen, in den nacht, zijn zachte ruiten,
groene gevaren in de nis der brauwen,
die avonden doen dralen aan hun huif -
gij hebt uw mond geslepen op het licht,
5[regelnummer]
toen gij het kustet;
en in de bonzende omarming
van de bronzen heuvlen
hebt gij den glans geroofd
der heimelijkste verten
10[regelnummer]
en van het kruid den wilden geur
en van het woud de smart.
o, uwe wanden, huiverend betogen, -
en in uw naden heulend ingevoegd
het vuur der nachten, die uw lust besliep.
15[regelnummer]
gij hebt den wind gevangen in uw haar
en in uw bloed den avond vastgehecht
en in uw stem de zee.
een gele bloem, die alle ruimten ving
en deze mengend, waaiende vergoot
20[regelnummer]
aan nieuwe ruimten...
wuivende, wij groeten u zeer mild:
mijn venster was een oogwenk gansch ontroerd.
| |
[pagina 15]
| |
RobijnOnder voorhoofds elpenbeenen welven,
blind vizier tot aan den zoom der oogen,
op den hechten driesprong der kanteelen
is de val der vlakken ingetogen
5[regelnummer]
en bescheiden en zeer overwogen
is het wisselen en zich verdeelen
van de bogen, die elkaar bedelven -
en uw huid is ruischend,
monotoon geweven uit den moed
10[regelnummer]
der roode beuken en der wilde rozen.
| |
[pagina 16]
| |
Blauwe tocht IHuizen hangen scheef in sluimering
en de straten klagen eindeloos-verwezen...
is dit de straat, vriendin,
die daags uw lach in fonkelende bloesem slaat?
5[regelnummer]
die stroomt, bij schemering,
- o! ruischende verteedering der harten -
van 't grijze vuur, dat aan uw oog ontwelt?
die deind', een andre nacht,
in 't hijgend zich omarmen van al avonds vreugden,
10[regelnummer]
één blauw geluk, dat onze schreden drenkt?
en dit de weg, vriendin,
die voor uw zachten tocht,
haar harde wand als waaier openbuigt?
dit dorp is zonder u mij vaag en vreemd -
15[regelnummer]
zonder de vlam der haren in den wind,
zonder de schaduwen, die van uw handen waaien -
en zonder uwen schemerenden gang -
enkel der linde groene ademing
is van den bloesemdroom dier nachten vol:
20[regelnummer]
een ronde stem, die door de wegen luidt.
| |
[pagina 17]
| |
IIKom, laat ons gaan;
geef mij uw hechte hand, zonder te tasten -
ik ben zeer aardsch, ik ben u zeer verwant:
hoort ge, mijn stem werd ruig,
5[regelnummer]
mijn oog gewet aan grijze horizonten
en smedend buigt mijn wil
de daden van mijn hand en van mijn mond en oog.
neen, schuchter niet:
ik ben zoozeer ontdaan van overluchtse tochten
10[regelnummer]
en zoo afkeerig van het schaduwzeilen
langs wankelende regenbogen,
die droomen huifden over maanrivieren,
dat ik in dezen nacht, die als een bloem verging,
met harden wil het tasten mijner enkels schorend,
15[regelnummer]
mij tuimelende, wilde wegen brak
langs steigerende rots;
en wapperende stroomen
met witte vlag bezeilde naar uw open dag!
geef mij uw hechte hand, zonder te tasten:
20[regelnummer]
ik ben zeer aardsch, ik ben u zeer verwant.
en d' eendre maat gebrand in onze schreden,
doorwaden wij dit land der herfstelijke nachten
en wij vervoeren het met ons verheerlijkt hart.
| |
[pagina 18]
| |
IIIBevreemd: kunt gij den breuk der kernen overbogen,
wanneer de sterren tegenkant'len aan de lucht
en alle bloemen anders luiden dan uw stem?
neen, neen, vriendin, de breuk der kernen zij -
5[regelnummer]
maar mij herheugt de stilte uwer tuinen,
nu smart dit jaar uw oogen duister sloeg.
en, weergekeerd van huiverende hoogten,
koel, maar verheerlijkt, zwaar van firmamenten,
dreef mij het lot u zingend tegemoet.
10[regelnummer]
laat ons den stroom bevaren van den nacht,
omhoog het zeil! - hoort ge: de avond ruischt -
o! ons doorwaaid geluk, dit wapperend fregat,
dat als geen boot voor haar de ruimte kerfde -
en u aan boord, vriendin,
15[regelnummer]
u, die ik nimmer derfde,
wijl ik u nooit bezat.
nu is het goed: hier is mijn zachte hand...
gij zijt zeer aardsch, gij zijt mij zeer verwant.
| |
[pagina 19]
| |
InvocatioLaat mij in uwer haren mantel slapen
en leg uw donker om mijn wilde hart,
verban het licht uit mijner oogen dalen
en vouw uw venster open in den nacht.
5[regelnummer]
want ik ben moe, de dag heeft mij geslagen
met vuur en wijn uit zijn verweerde bron.
mijn angst versteende teere rozenhagen:
ik ben een blindelings bezetene van zon.
omhul mijn hoofd, en laat de schuwe handen,
10[regelnummer]
verborgen in de schee van uw gewaad,
zich ankren mogen aan de heuvelflanken,
waardoor de hartslag van den schemer waart.
en neem mijn mond, want haar verdroogde vlammen
verzengen naar de schaduw van uw bloed,
15[regelnummer]
bedauw mijn stem met schemerende glanzen,
en gord mijn oogen aan met zachten moed. -
laat mij in uwer haren mantel slapen
en leg uw donker om mijn wilde hart,
verban het licht uit mijner oogen dalen
20[regelnummer]
en vouw uw venster open in den nacht...
| |
[pagina 20]
| |
MadonnaGij slaapt met ons als paarden in uw armen,
die schuilen aan de zoomen van uw bloed -
en uwe haren duisteren erbarmen
over de tochten van ons waaiend bloed -
5[regelnummer]
wij tasten u in een verloren golven
en monden in de schalen van uw hart,
en zijn zoo grondloos in elkaar bedolven,
dat wij de merken ruilen van ons hart.
en worden stil, madonna, aan uw handen
10[regelnummer]
en onze vezelen verzachten zeer -
wij bloeien onuitblusschelijke lampenGa naar voetnoot11
over den schemer van het nachtlijk meer.
en huiveren als reeën aan uw slapen,Ga naar voetnoot13
biddende planten in gemeenen nood,
15[regelnummer]
en zijn omvleugeld door een wijde schaduw
in de omraming van den grooten dood.
| |
[pagina 21]
| |
Das TorDas runde läuten
und dieses strömen,
das abend hängt an unsre hände -
o, blauer wind
5[regelnummer]
und blühend steigt die stimme meines bluts
und singt
und lenkt das boot, die braune barke,
an das tor, das deine hände leuchten durch die nacht -
o, hohes lied
10[regelnummer]
die barke fährt
o, ihre steile sehnsucht wird zerschellen
an der fernen küste,
dämmernden hügeln deiner breiten brüste,
aus denen himmel blüht.
15[regelnummer]
du letztes land der ruh
du segnende...du...du.
|