| |
| |
| |
Atomistische interpretatie
1. Terzij |
1. plaatsbepaling: ‘de horde staat terzijde (van mij)’; |
|
2. Terzij is voorzetsel: ‘ik bevind mij terzijde van de horde’; |
|
3. bepaling van richting: ‘opzij de horde’. |
horde |
De betekenis van horde (‘ongeordende massa’) releveert Terzij in de derde interpretatie, temeer daar Terzij een imperatief karakter krijgt: ‘opzij jullie’. Dit imperatieve karakter vindt echter weinig steun in 2-7. De noties ‘onbeschaafd’ en ‘agressief’, die horde ook heeft, doen de tweede interpretatie prefereren. |
2. nooit |
De eerste interpretatie van Terzij geeft aanleiding tot ‘omdat immers nooit’, hetgeen onwaarschijnlijk aandoet gezien de negatieve waarde van horde. |
|
De derde interpretatie leidt tot een parafrase ‘gelukkig nooit en in de toekomst evenmin’, die naast 6-7 nogal stellig aandoet. |
|
De tweede interpretatie van Terzij impliceert een explicatie: ‘want nooit’, die in het vers de meest integrabele lijkt. |
gleed |
bloemsignaal is onderwerp van de zin. Alleen het eerste lid van de samenstelling is toepasbaar op gleed: ‘nooit gleed een bloem’. gleed bezielt bloem-; gleed naast -signaal levert een synesthetische metafoor op. De combinatie van persoonsvorm en onderwerp is metaforisch complex. |
bloemsignaal |
In de samenstelling zelf is het eerste lid ondergeschikt aan het tweede: ‘signaal (in de vorm) van een bloem’. Het tweede lid, -signaal, moet (vooral) verbonden worden met tegen 3: ‘een bloem glijdt en geeft een signaal tegen’. |
|
De waarde van bloemsignaal moet contextueel worden bepaald. -signaal kan, gezien steilte 3, worden opgevat als ‘poging tot communicatie’. |
|
gleed suggereert dan ‘op vriendelijke, zachte wijze’. |
|
bloem- staat, door de bezieling via gleed door -signaal, en de verbinding met steilte, voor ‘mooi, levend, (menselijk) wezen’ en deelt in de waarde die gleed heeft: ‘zacht’.Ga naar eind1. |
3. tegen |
sc. ‘tegenop’. |
|
tegen suggereert de onbereikbaarheid van de ik. |
steilte |
wijst terug naar nooit: ‘de schemernacht is te steil om benadering mogelijk te maken’. |
|
De betekenis van het woord steilte suggereert zowel onbereikbaarheid: ‘de ik kàn geen contact krijgen’, bevestigd door de positieve waarde van bloemsignaal; als onaantastbaarheid: ‘de ik wil geen |
| |
| |
|
contact’, zie horde en de kosmische metaforen in 4-5. |
van |
Geen van-metafoor (‘steilte is (als) schemernacht’), maar genitiefrelatie: ‘schemernacht is steil’. |
mijn |
introduceert de ik als gezichtspunt. |
schemernacht |
De waarde van deze samenstelling moet uit de context blijken. In deze regel wordt de schemernacht ‘steil’ genoemd, en we zagen dat steilte zowel een positieve (‘onaantastbaar’) als een negatieve (‘onbereikbaar’) waarde heeft. Deze dubbele waarde van schemernacht wordt bevestigd, enerzijds in 4-5: kosmische gevoelens van macht en genot; en anderzijds in 6 en 7: gevoelens van onmacht en nietigheid (smalle). |
|
schemer- is toepasbaar, verbonden met -nacht. |
|
De combinatie geeft een tegenstellende waarde (‘tussen licht en donker, tenderend naar donker’), die de gesignaleerde dubbele waarde bevestigt. Hoe schemernacht geïnterpreteerd moet worden, valt niet met zekerheid te zeggen. Men zou de samenstelling kunnen splitsen, en schemer- voor bv. zwakte en -nacht voor kracht laten gelden, maar het omgekeerde is evenzeer mogelijk.Ga naar eind2. |
|
In ieder geval lijkt schemernacht in deze regel niet bedoeld als een plaatsbepaling, maar louter als een karakteristiek van de ik of van diens stemming: ‘ik in mijn schemernacht ben onbereikbaar’. |
|
De komma geeft een overgang aan: behalve als karakterisering van gemoedsgesteldheid gaat schemernacht nu ook functioneren als een plaatsbepaling (waar) waarvan het gedicht verder afhankelijk is; de komma leidt de kosmische metaforen in. Zonder komma had schemernacht uitsluitend als plaatsbepaling gefungeerd. |
|
Vatten we schemernacht dus tevens op als gemoedsgesteldheid, dan ligt het ook voor de hand dat waar + 4-7 een uitleg geeft vàn schemernacht. De functie van schemernacht in het gedicht is dus geconcentreerd: in 3 karakteriseert het woord een gemoedsgesteldheid, en in 4-7 functioneert het bovendien als plaatsbepaling. In het laatste geval wordt schemernacht geconcretiseerd door steilte. |
4. waar |
In het voorgaande is aangenomen dat waar terugslaat op schemernacht. Grammaticaal kan het ook op steilte terugslaan, maar de volgende regels maken dit onaannemelijk. |
|
Is het nl. de steilte, waar de ik ‘de geur der eeuwen enz. puurt’, dan zou rand der ruimte een uitleg zijn van steilte. Dan zou schemernacht alleen plaatsbepaling kunnen zijn, en een aantal verschillend te visualiseren mogelijkheden van de kosmische beelden in 4 en 5 zouden ontstaan. |
|
a. ‘de ik bevindt zich in de ruimte die de schemernacht is, en welft zich over de rand heen naar de bokaal der lucht’; |
|
b. ‘de ik bevindt zich in de schemernacht en welft zich over de rand heen naar de ruimte, waarin zich de bokaal der lucht bevindt’; |
|
c. ‘de ik bevindt zich, als schemernacht, van boven gewelfd over de ruimte onder hem, die tevens de bokaal der lucht is’. |
|
Geen van deze drie interpretaties geeft een aansluiting met 6 en 7, die grammaticaal wèl bestaat. Verbinden we echter en zelve drijf met schemernacht in plaats van met steilte, dan blijft in het hele vers de emotionele waarde van schemernacht meespelen (als karakterisering van de ik) en fungeert waar in de eerste plaats explicatief, waardoor de beelden van 4-5 en 6-7 los verbonden kunnen zijn, en |
| |
| |
|
pas in tweede instantie als plaatsbepaling. Deze interpretatie neemt niet weg, dat t.a.v. 4 en 5 moeilijk voor één bepaalde visualisering gekozen kan worden.Ga naar eind3. |
ik, |
Met waar ik, dient men enerzijds gewelfd enz., anderzijds en zelve enz. te verbinden. |
gewelfd |
leidt beelden van kosmische vergroting in. gewelfd functioneert t.b.v. de karakterisering van de ik. Het beeld, in gewelfd - lucht opgeroepen, is niet eenduidig te visualiseren: de ik kan zich zowel a. de ruimte in- en b. de ruimte uit-welven, bevindt zich m.a.w. buiten of binnen de ruimte. Gezien de kosmische waarde van gewelfd, moet de regel ook in verband met de ik worden geïnterpreteerd: ‘de ruimte (en tijd 5) beheersend’. |
over - ruimte |
De interpretatie van gewelfd als ‘de ruimte beheersend’ steunt de tweede gegeven visuele interpretatie: ‘de ik bevindt zich in (boven) de ruimte, en welft zich over de rand heen (naar de aarde toe)’. |
|
Ook in verband met het thema verdient deze interpretatie de voorkeur: onaantastbaarheid past beter bij een ruimtelijk kosmische, dan bij een aards kosmische figuur. Ook 1 wijst in deze richting: de gegeven distantie tussen ik en de horde wordt door een ruimtelijk ik benadrukt. Ten slotte komt de tegenstelling tussen 4-5 en 6-7 beter tot zijn recht wanneer het hier om een kosmisch vergroot ik zou gaan. |
5. geur |
Synesthetische, directe metafoor. Datgene waarvoor geur ‘in de plaats staat’, de waarde van geur, moet uit de betekenisaspecten van puur worden afgeleid. ‘puren’ betekent: ‘het zuiverste halen uit’, waardoor geur een positieve waarde krijgt. Maar eveneens moet het betekenisaspect ‘de essentie, datgene wat van belang is voor het subject’ (de bij puurt honing uit een bloem) worden toegepast: puur geeft geur de waarde van ‘essentie’. de geur der eeuwen moet dus worden opgevat als ‘de voor de ik positieve, zuivere essentie van die eeuwen’. |
eeuwen |
De ‘tijd’ wordt door bokaal geconcretiseerd (‘vloeibaar’). eeuwen fungeert in de context niet in de eerste plaats als ‘langdurig tijdsverloop’, maar als iets dat in het ‘nu’ voor de ik aanwezig is en genoten kan worden. geur kan nu begrepen worden als ‘leven’ of ‘cultuur’, d.w.z. die aspecten van eeuwen welke stand houden. Overigens blijft in eeuwen natuurlijk wel het betekenisaspect ‘duur’ geactueerd; dit betekenisaspect werkt nl. de kosmische vergroting uit: de ik beheerst de tijd, evenals de ruimte (gewelfd). |
puur |
moet persoonsvorm zijn. Het betekenisaspect ‘zuiver’ is toepasselijk, draagt bij tot de positieve noties in deze regels. |
bokaal der lucht |
Het beeld is visueel voorstelbaar.Ga naar eind4. |
|
der formeert een ‘van’metafoor: ‘de lucht vormt/is een bokaal’. bokaal visualiseert de kosmische vergroting: de ik moet oneindig veel groter zijn, wil hij de lucht met de afmetingen van een bokaal kunnen zien. |
|
lucht bevestigt bovengegeven interpretatie van kosmisch, niet aards vergroot ik. lucht wordt hier kleiner voorgesteld dan ruimte: ‘ruimte heeft een rand waar de ik zich over(heen) welft, lucht daarentegen is een bokaal’. Tenzij men de bokaal der lucht binnen de ruimte zou willen visualiseren, hetgeen door geur (‘aards leven, cultuur’) wordt tegengesproken, tendeert de visuele interpretatie van gewelfd - lucht |
| |
| |
|
dus naar een voorstelling als zou de ik zich, in de ruimte, over de rand daarvan heenbuigen naar de aarde (eeuwen) toe, en als ruimtelijk vergrote figuur genieten van en heersen over de tijd. |
6. en |
zet waar ik voort, dus schemernacht. |
|
en heeft hier niet alleen nevenschikkende waarde, 6, 7 zijn volkomen tegengesteld aan 4, 5: ‘en anderzijds’. |
zelve |
In de context van de regel geeft zelve (naast ik 4) objectivering aan. In deze regels voltrekt zich een overgang in betrokkenheid t.o.v. 4-5: hier ziet de ik zichzelf objectief (bloem). |
drijf |
staat in sterke tegenstelling enerzijds met gewelfd: hier geen kosmische beheersing meer; anderzijds met puur: ook geen actieve handeling meer. Noties van verkleining en passiviteit kondigen zich in drijf aan. |
een - bloem |
te verbinden met zelve |
late |
Formeert een tegenstelling met geur der eeuwen: de ik is nu zelf onderworpen aan de tijd, in plaats van die te beheersen. |
smalle |
naast gewelfd: de kosmische omvang is nu sterk verkleind, smalle geeft kwetsbaarheid aan. |
bloem |
zie bloemsignaal. De ik ziet zichzelf óók als bloem, d.w.z. als levend wezen dat contact nodig heeft. Door middel van een groot aantal tegenstellingen en een teruggrijpen op bloemsignaal wordt in deze regels de kwetsbare component van de eenzaamheid van de ik belicht, in tegenstelling met 4 en 5 waar het ging om de onaantastbaarheid van de ik. |
op |
sc. ‘als op golven’, met passieve notie; i.t.t. de actieve handeling in 5: geur der eeuwen puur. |
verloomden maatslag |
Aan de tijd, waaraan de ik onderworpen is (maatslag), wordt door middel van verloomden hier een negatief aspect onderkend, i.t.t. geur in 4: ‘de maatslag van de tijd wordt langzaam zwakker, de tijd is oud’. verloomden wijst dan ook terug naar late in 6. |
maatslag |
roept het beeld van een uurwerk op: ‘heen en weer’; disjunct is dit met drijf te verbinden: ‘eb en vloed’. |
tijd |
4-7 vormen een complex uitgewerkte tegenstelling: ‘ik in mijn schemernacht, beheers aan de ene kant de tijd en ruimte (puur - gewelfd 4-5) en ben aan de andere kant van tijd en ruimte afhankelijk (maatslag - drijf 6-7). |
|
Deze tegenstelling wordt gekoppeld met twee vormen van eenzaamheid: vrijwillige en onvrijwillige. |
|
EINDE |
De titel is pas begrijpelijk na interpretatie van het hele vers. Einde kan zowel slaan op het thema van het vers: ‘met de wereld wordt afgerekend 1; ik ben altijd alleen geweest 2-3; in mijn trotse 4-5, en kwetsbare 6-7 eenzaamheid beide’. Maar tevens slaat de titel in het bijzonder op de noties van ‘laatheid’ in het gedicht zelf, vooral in 6-7: ‘er is niet veel heil meer te verwachten in deze avondlijke tijden’ (late, verloomden maatslag van den tijd). |
| |
| |
| |
Literaire werkelijkheid
1 Lyrische situatie
Einde kent maar één persoon, de ik (mijn 3, ik 4, zelve 6) die direct wordt genoemd. Deze ik, tevens het gezichtspunt, karakteriseert zich als een eenzame figuur. Het kernwoord is schemernacht. De waarde van dit woord is evenwel niet gemakkelijk te bepalen. schemernacht staat (in de eerste plaats) voor een omschrijving van de gemoedsgesteldheid van de ik, die tweeledig is. Enerzijds voelt de ik zich kosmisch genieten van tijd en ruimte, 4-5, anderzijds is hij aan tijd en ruimte zelf ook onderworpen, nietig, 6-7. Deze twee facetten van de ik, die naar aanleiding van schemernacht worden uitgewerkt, komen ook elders in het vers naar voren: steilte staat zowel voor ongenaakbaarheid als onbereikbaarheid, kracht en zwakte. De explicatie, die het vers geeft van Terzij de horde, is dus ambivalent: het isolement is bewust (kosmische vergroting) en onvrijwillig (kosmische verkleining).
Einde is een ik-gedicht, dat van binnenuit wordt gepresenteerd. De betrokkenheid van het gezichtspunt wisselt: gewelfd - lucht wordt subjectief gepresenteerd. Deze subjectiviteit versterkt de overtuigingskracht van de vergrotings-metaforen. 6 en 7 zijn objectievere regels, in plaats van ‘ik’ staat er zelve. Deze wisseling in betrokkenheid is integrabel in de geleding van het thema, nl. de uitwerking van de twee verschillende aspecten van eenzaamheid die in Einde ontwikkeld worden.
| |
2 Tijd
In Einde compareren twee verschillende verbaaltijden.
gleed 2 is o.v.t., maar met een duratief karakter: het vers geeft geen reden aan te nemen dat een dergelijk signaal de ik ooit wèl zal bereiken.
puur en drijf zijn o.t.t. Het verleden fungeert als explicatie van het heden: gleed geeft een stadium in de ontwikkeling van het thema aan, niet een tijdsverloop in het vers.Ga naar eind5.
Van een ‘handeling’ is in Einde geen sprake.
Een belangrijke rol speelt de ‘genoemde tijd’: geur der eeuwen en verloomden maatslag van den tijd. De waarde van deze genoemde tijd verschilt in beide gevallen: in 5 wordt de tijd positief gezien, in 7 negatief. Deze laatste waardering van de tijd vindt zijn weerslag in de titel: Einde geeft het (Spengleriaanse en ook wel expressionistisch) gevoel van ‘Spätheit’ weer, hetgeen zich ook uit in late 6.
| |
3 Ruimte
De regels in Einde waar van ruimte sprake is, zijn 4-7.
In 4-5 is er echter een àndere ruimte dan in 6-7: het gaat hier om twee gegeven ruimtebelevingen, niet om een bepaalde specifieke ruimte in het vers. Beide ruimten, kosmische vergroting en kosmische verkleining, dienen als uitleg van schemernacht en illustreren de gevoelens van de ik. Het ambigue schemernacht wordt in twee tegengestelde visuele beelden uitgelegd, en beide subjectieve ruimten hebben vnl. metaforische waarde. In Einde treedt dus tweeërlei ééndimensionale ruimtesuggestie op, geen consistente visualisering. Nu geeft het gedicht ook alleen gevoelens weer (Terzij de horde), er is geen handeling die zich in een bepaalde ruimte zou moeten afspelen.
| |
| |
| |
Samenvatting
Einde moet in de eerste plaats gezien worden als een explicatief gedicht. Er is maar één figuur in het vers, geen handeling, geen tijdsverloop. Het thema wordt in vier stadia uiteengezet.
In 1 plaatst de ik zich nadrukkelijk terzijde van de horde, in 2-3 wordt daar een uitleg van gegeven: ‘nooit kreeg, noch wilde ik contact’. De ik karakteriseert de eigen emotionele positie met schemernacht: de subjectieve gemoedsgesteldheid die enerzijds, 4-5, aanleiding geeft tot kosmische genieting van ruimte en tijd, en anderzijds, 6-7, van ruimte en tijd afhankelijk is. Deze twee kanten van de eenzame positie van de ik worden uitgewerkt in tegengestelde metaforen van kosmische vergroting en kosmische verkleining. Pas wanneer men deze ruimtelijke visies metaforisch, als ruimtesuggestie opvat, dus ondergeschikt ziet aan de emotionele waarde van schemernacht (en niet uitsluitend als plaatsbepaling bij steilte) krijgt het vers coherentie en spreekt het zichzelf niet tegen: 4 en 5 zijn minder onduidelijk en met 6 en 7 onderling niet inconsistent.
De vier stadia waarin het thema zich ontwikkelt, worden mede door structurele factoren onderstreept (de verbaaltijd van gleed, de wisseling in betrokkenheid van het gezichtspunt in 6, de ambivalente waarde van de ‘tijd’ in resp. geur der eeuwen en verloomden maatslag). De titel moet worden opgevat als een stellingname tegen de wereld, die in het vers wordt uitgewerkt; maar tevens speelt hier het expressionistisch motief van ‘laatheid’ mee, uitgewerkt in 6 en 7. |
-
eind1.
- Wil men bloem- hier opvatten met de meerwaarde, die het elders heeft (Bloei), dan zou het hier om contact in de liefde gaan. Deze opvatting is mogelijk, maar de context geeft er weinig aanleiding toe, vooral de herhaling van het woord bloem 6, zònder deze symboolwaarde, in aanmerking genomen.
-
eind2.
- In Verhevene heeft ‘nacht’ vijandige waarde, terwijl hetzelfde woord in Stroom met kosmische kracht wordt verbonden.
schemer- heeft hier in geen geval de chiffrewaarde die het woord in ‘Droomkristal’ kenmerkt (zie bv. Bloesem. Blauwe tocht 1).
Waarschijnlijk valt hier invloed van Holst aan te nemen, die ‘schemer’ vaak gebruikt met een meerwaarde ‘droefheid, eenzaamheid, mijmering, eeuwen’ die hier zeer goed past. Zie hoofdstuk III 2.1.
-
eind3.
- Marsman zelf is ws. wel van een bepaalde voorstelling uitgegaan. Lehning (Marsman en het expressionisme p. 18) citeert:
‘ik hing boven de ruimte en onder mij wentelde langzaam de wereld, de sterrenbeelden, de planeten.’
-
eind4.
- Cf. Vlam 3-4 schalen / van lucht en aarde.
-
eind5.
- Cf. Vrouw 7 waren, dat wel tijdsverloop aangeeft.
|