| |
| |
| |
Interpretaties
| |
| |
1. Schuimende |
Op het eerste gezicht staat Schuimende metaforisch bij morgen: ‘de morgen schuimt’. Het beeld is visueel doorzichtig, men zou aan een op schuim gelijkende wolkenlucht kunnen denken. Daarmee doet men echter het beeld te kort: Schuimende heeft meerwaarde. Naast de metaforische functie speelt de meerwaarde een belangrijke rol. Dit meerwaardeaspect wordt gecreëerd door een impliciet beroep op actueringen van ‘schuimen’ überhaupt, die in de context integrabel zijn. Men denke aan ‘schuimende levensvreugde’. De waarde is uiteraard ‘onvertaalbaar’, maar kan benaderd worden met noties als ‘overborrelende actie, exuberantie’ - zolang men zich blijft realiseren dat een dergelijke omschrijving niet meer is dan een benadering. |
|
Bij een meerwaarde speelt de gevoelswaarde in belangrijke mate mee: Schuimende moet subjectief worden opgevat. Dit eerste woord van het gedicht functioneert dus èn metaforisch èn als bijvoeglijk deelwoord bij morgen, heeft een bepaalde meerwaarde, en geeft ook aan dat er sprake is van een persoonlijk gezichtspunt, dat de morgen subjectief waarneemt en met Schuimende karakteriseert. |
morgen |
Het metaforisch gebruik van Schuimende beïnvloedt de waarde van morgen. Het effect is concretisering: morgen wordt voorgesteld als iets dat schuimen kan. Bepaalde betekenisaspecten spelen nu niet meer mee: morgen staat hier niet meer voor een zeker tijdsverloop aan het begin van de dag, maar voor een tastbaar begin van de dag zelf. |
|
De regel is elliptisch: geen lidwoord, geen persoonsvorm. Door de ellips ontstaat niet alleen een kernachtige wijze van zeggen, alsof de twee woorden alles zijn wat erop aankomt in de mededeling, maar alles wat er niet toe doet is zelfs weggelaten: explicitering door verbum finitum of lidwoord zou de complexiteit verminderen. |
|
Er is geen plaats voor meer, omdat de ruimte in de geconstitueerde werkelijkheid in beslag genomen wordt door de Schuimende morgen zelf, een totaal gegeven, dat door toevoeging gereduceerd zou worden tot iets minder absoluuts. Hiermee samen hangt ook de functie van het tegenwoordig deelwoord Schuimende, vergeleken bij een hypothetische persoonsvorm: de regel kan niet alleen geparafraseerd worden als ‘de morgen schuimt’, maar ook als ‘de schuimende morgen is’.Ga naar eind2. |
2. en |
is hier niet gewoon een nevenschikkend voegwoord. en is consecu- |
| |
| |
|
tief: ‘en vervolgens’; en ook explicatief: ‘en dus’. en constitueert de overgang tussen 1, waar de totaliteit van de gepresenteerde wereld bestond uit Schuimende morgen, en de tweede strofeïde waarin een ‘ik’ deel heeft aan die totaliteit.Ga naar eind3. |
mijn |
De ‘ik’ in dit vers wordt niet direct genoemd (zie interpretatie lach). Hier wordt de overgang van 1 tot 2 duidelijk: er is een persoon die in 2-5 van binnenuit beleeft wat in 1 nog niet met deze ‘ik’ verbonden was. Het vers gaat dus een stap verder: de morgen die in 1 subjectief omschreven kon worden als Schuimende, maar geen deel uitmaakte van de ‘ik’ zelf, wordt nu van binnenuit waargenomen. |
vuren |
De betekenis ‘van vuur gemaakt’ (van Dale) past niet, het betekenisaspect ‘verwoesting’ evenmin. |
|
vuren moet een intensivering zijn van ‘vurig’ met het uiterlijk van een stoffelijk bijvoeglijk naamwoord: ‘van vuur’ in plaats van ‘als vuur’. Dit intensiveringsproces verleent vuren een meerwaarde, die door middel van noties in de context omschreven kan worden: ‘hartstochtelijk, elementair, uniek, almachtig, genietend’. (Voor de verwijzing van vuren naar de titel, zie het slot van de atomistische interpretatie). |
lach |
Na vuren kan alleen een bepaald soort lachen bedoeld zijn: een uiting van pure, machtige exuberante vreugde. |
|
mijn vuren lach ‘staat voor’ de ‘ik’, als metoniem, pars pro toto. Men kan hier niet eenvoudig spreken van een bezieling, ‘mijn lach drinkt’, want de parafrase ‘ik, terwijl ik lach, drink’ is even geldig. De metoniem verwijst niet alleen naar de ‘ik’, maar vervult buitendien nog een aantal andere functies. Ten eerste geeft lach de ‘ik’ een karakteristieke dimensie: ‘ik ben één en al vuren lach’. Ten tweede noemt vuren lach het kennelijk meest wezenlijke aspect van de ‘ik’, waar het in dit gedicht op aankomt. In de derde plaats vergroot mijn vuren lach de ‘ik’ oneindig, mede door middel van de volgende regels. |
3. drinkt |
staat voor meer dan ‘neemt een vloeistof tot zich’. De waarde van drinkt is pregnant: ‘een genietend in bezit nemen, in zich opnemen’.Ga naar eind4. Zo omschreven, wordt drinkt hier disjunct opgevat, maar in de directe context spelen alle betekenisaspecten een rol: drinkt maakt een metoniem van vuren lach; en concretiseert opalen dag (zie interpretatie dag). |
|
drinkt heeft dus naar twee kanten effect: iets dat niet drinken kan, drinkt, en iets dat niet vloeibaar is wordt gedronken. |
uit |
De opalen dag wordt voorgesteld als zich bevindend in schalen van lucht en aarde. |
ontzaggelijke |
bevestigt de vergroting die in de metoniem mijn vuren lach al werd gesuggereerd. |
|
De kosmische vergroting van de ‘ik’ blijft suggestie: in het vers wordt niet gesproken van een oneindig groot ‘ik’, alleen van mijn vuren lach die uit ontzaggelijke schalen enz. drinkt, waarmee via vuren lach de ‘ik’ groter gesuggereerd wordt dan ontzaggelijke. De vergroting in Vlam wordt indirect gepresenteerd en onttrekt zich daardoor aan visualisering. |
schalen |
Het beeld ontzaggelijke schalen - aarde leent zich gemakkelijk tot visualisering. aarde en lucht kan men zich voorstellen als twee elkaar |
| |
| |
|
bedekkende schalen, die tesamen de dag in zich bergen. |
|
Men doet het gedicht echter tekort wanneer men deze voorstelling als interpretatie van het totale beeld zou doen gelden. Er treden dan nl. inkonsek wenties op die als zodanig in het vers niet gegeven zijn. Moeilijk voorstelbaar wordt het drinken uit de schaal van de lucht die immers ondersteboven ‘staat’, en nog moeilijker de positie van de ‘ik’, die immers in de Schuimende morgen staat, d.w.z. binnen de schalen zelf. schalen kan echter worden gezien als één van een aantal onderling wèl coherente beelden, wanneer men aanneemt dat de visie van het gezichtspunt in 1 anders is dan in 2-5. In 1 maakte Schuimende morgen de totale wereld uit voor de ‘ik’, in 2-5 wordt opalen dag aan hem ondergeschikt. Het exuberante gevoel dat in 1 verwoord wordt, veroorzaakt de kosmische vergroting in 2-5 (zie ook interpretatie dag), en vanuit deze vergroting is het onjuist en onmogelijk om de ‘ik’ binnen de schalen te plaatsen. Het feit dat men zich de ‘schaal van lucht’ omgekeerd kan voorstellen doet dan ook niet meer ter zake. Door de vergroting worden lucht en aarde kleiner in verhouding tot mijn vuren lach, en in deze verhouding groot-klein doet hun (hypothetische) positie er weinig toe. |
|
Ten slotte mag men door de mogelijkheid van visualisering niet uit het oog verliezen dat lucht en aarde in schalen worden voorgesteld (uit), zodat de schalen niet alleen metaforisch staan voor ‘grenzen’ maar ook letterlijk gepresenteerd worden als concrete voorwerpen waaruit de ‘ik’ kan drinken. |
4. van |
schalen - aarde is een van-metafoor: lucht en aarde zijn/worden vergeleken met schalen, de metafoor werkt via van. Overigens blijft in van ook de conventionele betekenis werkzaam: ‘gemaakt van’. |
lucht en aarde |
Het enjambement na schalen doet het beeld in twee etappes tot stand komen. Ook het enjambement pleit hierdoor tegen coherente visualisering in het hele vers. |
|
Buiten de bij de interpretatie van schalen aangetoonde functie binnen het schalen-beeld, wordt ook de waarde ‘elementaire begrippen’ geactueerd. De twee andere elementen ‘vuur en water’ vindt men indirect ook in Vlam: in de titel en in vuren 2; en in de metafoor via drinkt.Ga naar eind5. |
5. opalen |
is disjunct toepasbaar via de kleur: ‘melkachtig wit, opaalblauw’, met een ‘iriserend, glanzend’ moment. opalen staat metaforisch bij dag. De metafoor is niet complex: dag krijgt door vergelijking met een juweel de notie ‘kostbaar’. opalen heeft bovendien meerwaarde, gereleveerd door het binnenrijm, dat opalen met schalen verbindt. Deze meerwaarde kan, uitgaande van de genoemde betekenisaspecten, omschreven worden als ‘glanzend, puur, verrukking schenkend’. |
dag |
Door drinkt wordt opalen dag geconcretiseerd, tot iets drinkbaars gemaakt. De concretisering gaat hier verder dan die van Schuimende in 1: ‘drinkbaar’ is specifieker dan ‘tastbaar’, en door drinkt, wordt in 5 dag ondergeschikt aan de ‘ik’, hetgeen in 1 met morgen niet het geval was. |
|
dag functioneert in dubbele zin als afronding van het gedicht. In de eerste plaats door het rijm lach - dag. Het rijm legt de relatie subject lach met object dag heel direct. In de tweede plaats door de verwijzing via dag naar morgen 1, op grond van betekenis- |
| |
| |
|
overeenkomst. Beide woorden worden bovendien voorzien van een subjectief bijvoeglijk naam woord: Schuimende en opalen. Maar dag heeft een wijdere betekenis dan morgen: de ‘dag’ omvat de ‘morgen’: ook in de verandering van morgen in dag vindt men de ontwikkeling van de emotie van de ‘ik’ èn de vergroting weerspiegeld. Maar deze afronding wil niet suggereren, dat 5 en 1 naast elkaar staan. Vlam is geen cyclisch gedicht. De houding van de ‘ik’ tegenover de Schuimende morgen is anders dan ten opzichte van den opalen dag. Zou men nl. het hele vers via 2-5 interpreteren, en beide woordparen gelijkstellen, dan zou 1 gezien worden vanuit een kosmisch vergroot ‘ik’, met andere woorden schuimende morgen zou gereduceerd worden tot iets kleins (‘een schuimend hapje’) en deze interpretatie zou de noties van exuberantie en totaliteit die 1 heeft, ontkennen, hetgeen aan het gehele gedicht afbreuk zou doen. 2-5 moet dus niet louter gezien worden als een explicatie van 1, een uitvoeriger verwoording die op hetzelfde neerkomt, maar als een ontwikkeling in de subjectieve visie die het gezichtspunt ten aanzien van de morgen wil presenteren. |
|
VLAM |
Men moet, op grond van de gemeenschappelijke betekenisaspecten, wel een relatie leggen tussen vuren 2 en de titel. Maar vat men deze relatie op als een identiteit (‘ik = Vlam’), dan interpreteert men te smal. Men zou dan de meerwaarde die vuren heeft uit het oog verliezen. Het woord ‘vlam’ moet diezelfde meerwaarde hebben. De verhouding tussen titel en vers is dan metaforisch. Zo gezien vat de titel de totale emotie die het gedicht presenteert, in één woord samen. Geparafraseerd: ‘dit extatisch en persoonlijk overheersend genieten van de jonge dag is een ‘Vlam’. |
| |
Literaire werkelijkheid
1 Lyrische situatie
Er wordt maar één persoon in het vers genoemd, en wel indirect: mijn vuren lach 2. Het ligt voor de hand, dat deze ‘ik’ die in 2-5 het gezichtspunt is, ook voor 1 als gezichtspunt fungeert. Dit gezichtspunt presenteert dan achtereenvolgens twee verschillende visies.
In 1 wordt de morgen, blijkens de meerwaarde van Schuimende, subjectief gezien: de ‘ik’ is erbij aan wezig en betrokken, maar maakt van de totale visie ‘de wereld = Schuimende morgen’ zelf geen deel uit. In de eerste regel is er dus afstand tussen gezichtspunt en de morgen: Schuimende morgen wordt van buitenaf gezien.
en in 2 geeft de overgang in visie aan: 2-5 worden van binnenuit gezien, uiteraard ook subjectief maar met dit verschil: de opalen dag is hier ondergeschikt aan de ‘ik’ (drinkt 3), de totale visie (kosmische vergroting) omsluit nu tévens de ‘ik’. De feitelijke anecdotische informatie is gering: 1 leert dat het morgen is; in 2 manifesteert zich indirect het gezichtspunt.
In de interpretatie hierboven heb ik betoogd, dat in mijn vuren lach juist het meest wezenlijke aspect van het gezichtspunt genoemd wordt, het aspect dat er hier opaan komt, dat de ‘ik’ karakteriseert als iemand die zich kosmisch almachtig voelt en hartstochtelijk en exuberant geniet van de dag.
| |
| |
Vlam is een zeer subjectief vers, zoals men kan zien als men naar woorden zoekt die niet metaforisch zijn of subject van een metafoor: er zijn er geen. De wijze waarop de ‘ik’ de morgen beleeft komt tot uiting in het gebruik van woorden met meerwaarde: de titel; Schuimende; vuren; en opalen; alle met sterk positieve noties.
| |
2 Tijd
De verbaaltijd is in het hele vers de tegenwoordige tijd (Schuimende ook). De wisseling in visie van het gezichtspunt houdt niet in, dat er een ontwikkeling in de tijd zou moeten zijn (bv. een opschuivend nu). Er is wèl een ontwikkeling in emotie, door beide bovenbesproken visies aangegeven, maar de tegenwoordige tijd heeft desondanks een momentane waarde. Het genieten is gebonden aan één moment, dat zowel heel kort als eeuwig kan duren. In dit verband is het van belang, dat Schuimende de notie ‘tijdsverloop’ aan morgen ontneemt.
| |
3 Ruimte
Met de ontwikkeling in emotionele beleving is in Vlam een dubbele ruimte gegeven: in 1 neemt de morgen de totale ruimte in beslag, in 2-5 de ‘ik’. Bij de interpretatie van dag is immers aangetoond, dat het vers complexer en genuanceerder functioneert wanneer men opalen dag niet gelijkstelt met Schuimende morgen, aangezien laatstgenoemde regel dan reductie zou ondergaan.
De kosmische vergroting in 2-5 is een subjectieve vergroting, d.w.z. het gezichtspunt, de ‘ik’, beleeft de relatie tussen zichzelf en de morgen in het licht van een genietend beheersen.Ga naar eind6. De ruimte, die in 2-5 door de vergroting gecreëerd wordt, met inbegrip van het schalen-beeld, moet daarom ook niet gezien worden als een driedimensionale ruimte, maar meer als ruimtesuggestie, een emotionele beleving van de ruimte die binnen de in 2-5 gesuggereerde visualisering niet konsekwent is, en dat ook niet hoeft te zijn. Dit subjectieve aspect van de ruimtesuggestie verklaart ook, waarom de afzonderlijke beelden zowel naar de ‘realiteit’ verwijzen (schalen als ‘begrenzingen van de wereld’) als ook metaforisch functioneren binnen de vergroting van de ‘ik’, hetgeen schijnbare inkonsekwenties oplevert (zie de interpretatie van schalen). Wanneer ik spreek van een dubbele ruimte, dan geef ik hiermee al aan dat Vlam geen gedicht is waarin de anecdote een belangrijke rol speelt: de dubbele ruimte functioneert in dit vers bij de gratie van de beleving ervan, waardoor de vraag naar één enkele consistente anecdotische ruimte volstrekt onbelangrijk wordt.Ga naar eind7.
| |
| |
| |
Samenvatting
Vlam is een ‘ik’-gedicht, waarin de protagonist, de ‘ik’, tevens het gezichtspunt is dat zijn visie presenteert. Het thema van het vers, een ‘ik’ die extatisch, kosmisch, triomfantelijk geniet van de jonge dag, komt tot stand in twee fasen. In 1 wordt de morgen van buitenaf gezien, subjectief en met positieve waarde: Schuimende. In de eerste regel wordt de ruimte totaal gegeven in deze twee woorden. Het gezichtspunt is daar niet inbegrepen, 1 is als het ware een motor die 2-5 op gang brengt.
In 2-5 manifesteert het gezichtspunt zich, van binnenuit, indirect: mijn vuren lach 2. De ‘ik’ maakt nu deel uit van de ruimte, beheerst deze zelfs, via een subjectieve kosmische vergroting (drinkt - ontzaggelijke schalen 3), die niet functioneert als driedimensionaal ruimte-beeld maar als ruimtesuggestie, als metaforische verwoording van de triomfantelijke kosmische extase waartoe de Schuimende morgen de ‘ik’ inspireert. De beelden binnen de vergroting moeten dan ook niet op het hele vers betrokken worden, hierdoor zouden onnodige inkonsek wenties ontstaan en vooral 1 zou aan waarde inboeten, hetgeen een vlakkere, minder gave interpretatie van het gedicht zou opleveren.
De geleding in strofeïden is dus functioneel: de twee fasen waarin het thema zich ontwikkelt, de verandering van visie van het gezichtspunt, de dubbele ruimtebeleving - dit alles wordt door het wit tussen 1 en 2 gereleveerd.
Vlam is een in hoge mate geconcentreerd gedicht. Er is een uiterste economie in materiaal: het hele vers telt met de titel mee achttien woorden. Aan anecdotische gegevens wordt minimale aandacht besteed (morgen 1, mijn 2). Alle woorden zijn metaforisch of bij metaforen betrokken, en de vele meerwaarden (Schuimende 1; vuren 2; drinkt 3; opalen 5) dragen bij tot de concentratie, terwijl ze tevens voortdurend de subjectiviteit van de beleving benadrukken.
Ook het rijm wordt economisch doch functioneel toegepast: het lach - dag rijm verbindt de twee polen van ‘ik’ en ‘morgen’; terwijl dag ook naar morgen verwijst en daarmee het gedicht afrondt.
Het binnenrijm schalen - opalen brengt een nauwere verbinding teweeg tussen de schalen en datgene wat zich daarin bevindt, waarbij opgemerkt moet worden hoe de vele a en aa-klanken in 2-5 wellicht het kosmische ruimtebesef benadrukken.Ga naar eind8.
De titel ten slotte moet worden opgevat als een metaforische samenvatting van de totale emotie. |
-
eind1.
- Voor de gebruikte termen wordt hier en in de volgende interpretaties verwezen naar het glossarium.
-
eind2.
- Waar hier en überhaupt in de interpretaties geparafraseerd wordt, wil ik nadrukkelijk verwijzen naar The well wrought urn, met name het hoofdstuk ‘The heresy of paraphrase’ p. 192-214, waarin Brooks terecht stelt dat interpretatie en parafrase twee volkomen verschillende zaken zijn. Ik maak bij de interpretatie dan ook alleen gebruik van parafrasen, wanneer door middel van verschillende ‘transformaties’ complexe interrelaties kunnen worden blootgelegd, zonder daarmee de parafrase als interpretatie te willen presenteren.
-
eind3.
- Men vindt dit gebruik van en als inleidend op de visie van het gezichtspunt zelf, vaker in de Verzen, bv. Wacht 2; Bloesem 2; Robijn 8.
-
eind4.
- Men zou ook de notie ‘overborrelend’ in Schuimende met drinkt in verband kunnen brengen.
-
eind5.
- De functie van de twee paren elementaire begrippen is echter verschillend: ‘vuur’ en ‘water’ zijn een karakteristiek van de ‘ik’, terwijl lucht en aarde aan deze ‘ik’ ondergeschikt worden voorgesteld (drinkt). Deze verhouding maakt het m.i. overbodig om verder op dit gegeven van de vier elementen in Vlam in te gaan.
Deze veronderstelling is nog minder plausibel in de variant die Lehning (Marsman en het expressionisme p. 17 en 18, resp. in handschrift en druk) van Vlam geeft. In deze variant bevindt zich tussen 1 en 2 geen regel wit, na dag 5 staat een uitroepteken, en de volgende regels zijn (in het handschrift tussen vierkante haken) toegevoegd:
en snijd u blauwe tochten
een stroomend schaduw-dal
-
eind6.
- Cf. Verhevene, Stroom waar de vergroting objectief is.
-
eind7.
- Ook de vraag of de ruimte in Vlam open of gesloten is, wordt hierdoor van geen belang.
-
eind8.
- Verbeeck p.6: ‘Wij horen de lach schallen van een oneindig wezen dat het heelal tot zich neemt: drinkt. De lach weergalmt in de ruimte; de a-klanken bouwen als echo's die ruimte uit van einder tot einder.’
|