Marsmans 'Verzen' (onder de naam Hannemieke Postma)
(1977)–Hannes Meinkema– Auteursrechtelijk beschermdToetsing van een ergocentrisch interpretatiemodel
[pagina 1]
| |
InleidingEen interpretatietheorie, die op alle lyrische teksten kan worden toegepast, is nog steeds een mooie droom. Dit boek is het zoveelste dat probeert een klein stukje van die droom te verwezenlijken. Moge de aanpak in deze studie misschien tot op zekere hoogte nieuw zijn, de benadering van teksten is dat zeker niet. Ondanks de kritiek van de laatste jaren op de zogenaamde ‘ergocentrische benadering’, is de tijd voor een nieuw paradigmaGa naar eind1. m.i. namelijk nog niet aangebroken. Het failliet van de ergocentrische literatuurbenadering lijkt mij nog allerminst aangetoond, en de mogelijkheden die zij biedt, zijn geenszins uitgeput. Zo is tot op heden nog niet geprobeerd deze opvattingen toe te passen op en te toetsen aan een corpus van gedichten, om op deze wijze af te tasten of het mogelijk is een interpretatiemodel op te stellen dat een zekere algemene geldigheid bezit,Ga naar eind2. en dat bovendien overdraagbaar is.Ga naar eind3. Voor wie het literaire werk als een unicum beschouwt, lijkt de mogelijkheid uitgesloten dat bevindingen naar aanleiding van afzonderlijke interpretaties iets zouden kunnen voorspellen ten aanzien van niet-onderzochte teksten: geen enkele theorie zou dan immers op alle teksten toepasbaar zijn? Toch zijn er redenen om de zaken niet zo somber in te zien. Naast zeer wezenlijke verschillen hebben lyrische teksten ook talrijke onweerlegbaar gemeenschappelijke eigenschappen, die gelegen zijn op het gebied van het materiaal, van de structuurelementen, en van hun ordeningsprincipes. Woorden zijn het materiaal waaruit het gedicht is opgebouwd. Die woorden hebben een polyfunctioneel karakter, waarvan hun betekenissen een aspect vormen. De wijze waarop de woorden in een zodanige tekst functioneren, kan worden onderzocht. Structuurelementen die in poëzie optreden, zijn de lyrische situatie,Ga naar eind4. die anecdote en wijze van presentatie omvat, en de tijd en de ruimte.Ga naar eind5. Aan de hand van deze eigenschappen van de tekst moet het mogelijk zijn een aantal al vaak gehanteerde elementen van ergocentrische benaderingswijzen expliciet te maken en te toetsen. Met ‘ergocentrische benadering’ wordt hier bedoeld dat het onderzoek gericht is op het (zo volledig mogelijk) doorgronden van het werk als zodanig - en niet op de psychologie van de auteur, op de sociale of (literair) historische onder- en achtergrond ervan. In tegenstelling tot de immanente benaderingswijze, die ervan uitgaat dat alle relevante informatie voor het verstaan van de tekst in ‘de woorden op de pagina’ zèlf te vinden is (c.q. moet zijn) - afgezien van de taal- en elementaire werkelijkheidskennis - gaan ergocentrische benaderingswijzen ervan uit dat vele gegevens die zin en waarde van de tekst bepalen, extra- en contextueel zijn (het oeuvre van de auteur, literair-historische elementen als tijdsverschijnselen en conventies, en eventueel biografische, sociale en andere achtergronden). Het | |
[pagina 2]
| |
achterhalen en het gebruiken daarvan vinden hun verantwoording evenwel in hun functie voor een zo adekwaat mogelijk verstaan (in de zin van Ingarden: realiseren) van de tekst zelf.Ga naar eind6. Uitgaande van zowel bestaande analysepraktijken en van mijn eigen aanvankelijke analyses van Marsmans Verzen, ontwierp ik een interpretatiemodel, een methode van onderzoek, waarin de m.i. intersubjectief te maken relevante aspecten van poëzie (lexicale, syntactische, die van beeldvorming, tijd, ruimte en lyrische situatie) een plaats kregen. Ik wil niet zeggen dat daarmee alle voor het inzicht in de tekst relevante aspecten opgesomd of onder het oog gezien zijn. Zo zal iedere lezer en onderzoeker van poëzie het ermee eens zijn dat zeer belangrijke aspecten gevormd worden door de klankorganisatie en het ritme. Men dient m.i. echter te beseffen dat het huidige wetenschappelijke (d.w.z. tot op zekere hoogte objectiveerbare, systematiseerbare en controleerbaar te maken) inzicht in deze problemen nog verregaand ontoereikend is, zo goed als de wijze waarop bv. de lezer het gedicht als totale ‘Gestalt’ realiseert. Ik ben daarom in het volle bewustzijn dat dit een aanzienlijke beperking vormt, slechts op die plaatsen waar ik meende dat over de hier bedoelde aspecten iets intersubjectiefs op te merken was, er nader op ingegaan. Zo heb ik, aan de hand van dit model, mijn onderzoeksmateriaal (de bundel Verzen) opnieuw geïnterpreteerd. De zinvolheid van de gehanteerde benadering en de bruikbaarheid van het model moge zo blijken uit de resultaten die in mijn interpretaties zijn bereikt, zodat de interpretaties kunnen gelden als toetsing van het model - temeer daar niet één enkel object maar een groot aantal, nl. 27 verschillende verzen, is geïnterpreteerd.Ga naar eind7. | |
1 Principes van een theorie van de lyrische tekstAlvorens de methode kan worden toegepast, behoeft het hier gehanteerde model enige verduidelijking. Om kennis over literaire werken te verwerven, dienen literaire teksten te worden onderzocht, en niet iets anders. Weliswaar worden gedichten gemaakt uit taal, maar de vorm en de functie van literaire taal verschillen van die van de omgangstaalGa naar eind8. in verscheidene opzichten - zoals o.m. door Mukařovský en Lotman wordt betoogd.Ga naar eind9. Wellek en Warren spreken over ‘geweld tegen de gewone taal’: ‘Poetic language organizes, tightens, the resources of everyday language, and sometimes does even violence to them, in an effort to force us into awareness and attention’.Ga naar eind10. In omgangstaal is de functie van de woorden gelegen in het overdragen van betekenis. In literaire taal hebben alle woorden meer dan één functie.Ga naar eind11. Het model zal recht moeten doen aan het talige karakter van het literaire werk, en zich moeten concentreren op de functie die de elementen uit de taal in het betreffende gedicht uitoefenen.Ga naar eind12. Omdat taal het materiaal van het literaire werk vormt, hebben wij kennis van de werkelijkheid nodig om het werk te begrijpen. De tekst creëert een ‘wereld’; de structuur van deze wereld berust dus op, wordt geconstitueerd door de correlaties van de tekstelementen, en omgekeerd wordt de betekenis en waarde van ieder woord (element) binnen die tekst weer (mede)bepaald door het in en door de tekst gestichte referentiekader. Maar deze wereld bestaat wèl uit elementen die in de werkelijkheid ook voorkomen. Ik doel hier niet alleen op woorden, maar op àlle betekenisdragende elementen uit de werkelijkheid die in taal kunnen | |
[pagina 3]
| |
worden weergegeven. Op deze wijze is de werkelijkheid aan de literaire tekst gerelateerd, hoewel de tekst van die werkelijkheid geen afspiegeling is.Ga naar eind13. Altijd worden bepaalde elementen uit de werkelijkheid als grondslag voor het literaire werk gebruikt. Men zou zelfs kunnen zeggen, dat elke literaire tekst gebaseerd is op een model van (een stuk van) de werkelijkheid.Ga naar eind14. Zo'n model kan meer of minder gespecificeerd zijn,Ga naar eind15. zonder dat de kwaliteit van het literaire werk daardoor wordt beïnvloed. Ook de aard van het model heeft met de kwaliteit van de tekst niets te maken: door de tekst zelf wordt beslist wèlke elementen uit de werkelijkheid (of welk model van de werkelijkheid) voor de tekst relevant zijn, en hoe ze relevant zijn. Werkelijkheidsmomenten zijn er altijd. Interessant is echter de interpretatie van die elementen, en de overdracht ervan in de literatuur. Tot de werkelijkheid die aan literaire werken ten grondslag kan liggen, reken ik ook de literatuur zelf.Ga naar eind16. Daarom moet de literaire traditie, die immers de aard van het materiaal van het werk beïnvloedt, deel uitmaken van het onderzoek van de literaire tekst. Het materiaal dat in het literaire werk gebruikt wordt ondergaat een verandering, zodra het binnen de tekst functioneert. De veranderingen die het materiaal ondergaat zijn niet geconditioneerd door het materiaal, maar door de relaties die in de tekst tussen de tekstmomenten bestaan. In de tekst is het materiaal georganiseerd. Binnen deze organisatie vervult elk element waaruit de tekst is opgebouwd specifieke functies, die buiten de tekst niet worden uitgeoefend. Zo stelt Nowottny: ‘general critical discussion of the nature and importance of any one of the elements of poetic language is unlikely to be fruitful unless it focuses on the relationships that characteristically obtain between that element and others’.Ga naar eind17. De functie(s) die een element in een specifieke tekst vervult noem ik de waarde van dat element. De elementen waaruit de tekst is opgebouwd, zijn esthetisch irrelevant, de structurering van het materiaal is dat echter niet. De waarde van een woord in een literair werk bestaat dus uit de functies die het in het betreffende werk heeft. Onder deze functies is er één die min of meer voorspelbaar is, nl. de actuering van bepaalde betekenismomenten van het woord door de context.Ga naar eind18. Dit is een gevolg van het feit dat woorden hun betekenissen in de tekst meenemen,Ga naar eind19. maar bovendien wordt in de literaire tekst een gesloten systeem gecreëerd waarin ook andere momenten effectief zijn dan in niet-literaire teksten het geval is.Ga naar eind20. Tesamen vormen de in de tekst aanwezige woorden de structuur van die tekst. Door middel van de waarden fourneert het literaire werk een specifieke informatie, die buiten het werk niet gegeven zou kunnen worden. Zo zegt Lotman: ‘die aus dem Material der (natürlichen) Sprache geschaffene, komplizierte künstlerische Struktur gestattet es, einen Informationsumfang zu übermitteln, der mit Hilfe der elementaren eigentlich sprachlichen Struktur gar nicht ubermittelt werden könnte. Daraus folgt, dass die betreffende Information (der “Inhalt”) ausserhalb der betreffenden Struktur weder existieren noch übermittelt werden kann’.Ga naar eind21. Uit deze opmerkingen volgt, dat onderzoek van de structuur wezenlijk licht moet kunnen werpen op het literaire werk.Ga naar eind22. De aard van de organisatie van de informatie maakt immers deel uit vàn die informatie, en brengt zelfs die informatie pas in volle omvang tot stand. De structuur kunnen we op het spoor komen door de waarden van de woorden te onderzoeken.Ga naar eind23. | |
[pagina 4]
| |
Die waarden kunnen we vinden door uit te gaan van hun betekenissen, en na te gaan hoe de context deze betekenissen modificeert.Ga naar eind24. Want hoewel de ‘betekenis’ van de tekst of de eenheden ervan, niet identiek is met de som van de betekenissen van de woorden of groepen woorden waaruit de tekst bestaat, is de totale ‘betekenis’ toch afhankelijk van, en geworteld in, die woorden. De interpretatie berust op de convergentie van betekenisaspecten. Het materiaal van de tekst wordt weliswaar niet uitsluitend gevormd door woorden en hun betekenisaspecten,Ga naar eind25. maar wel nemen de woorden de belangrijkste plaats in.Ga naar eind26. De hier gehanteerde methode zal zich daarom vooral richten op de functies, die de woorden in de lyrische tekst vervullen, en op de wijze waarop de structuur van elk afzonderlijk geïnterpreteerd gedicht tot stand komt. De structuur van een literair werk vraàgt om interpretatie,Ga naar eind27. want het literaire werk is, zoals Ingarden overtuigend heeft aangetoond,Ga naar eind28. intentioneel, d.w.z. gericht op de concretisering of realiseringGa naar eind29. van het werk door de lezer. Dat het literaire werk gericht is op die realisering, blijkt uit de aard van het werk zelf,Ga naar eind30. zoals het door Ingarden is onderzocht. Ik wijs op de ‘schematisierte Ansichten’ en op de ‘Unbestimmtheitsstellen’.Ga naar eind31. Onder ‘lezer’ wil ik hier diegene verstaan, die alle en uitsluitend die waarden realiseert, die de tekst zelf rechtvaardigt.Ga naar eind32. Maar moge het laatste misschien in de praktijk mogelijk zijn, het eerste lijkt te veel gevraagd: geen interpretator is immers in staat àlle waarden in een tekst te realiseren? En als een lezer slechts een gedeelte van het werk realiseren kan, wat is dan het nut van een poging tot definitieve interpretatie van dat werk, en: wat is het criterium voor het bepalen van de betrekkelijke adekwaatheid van de realisering? Zekerheid dat de reconstructie absoluut trouw is aan het werk zelf, geeft Ingarden toe, is er nooit. Maar de realisering is getrouwer, naarmate die meer door de tekst zelf gerechtvaardigd wordt. Dat het mogelijk is, door voortdurend bij de tekst zelf te rade te gaan, tot een adekwate realisering van die tekst te komen, maakt Ingarden aannemelijk;Ga naar eind33. ik kan er hier niet uitvoerig op ingaan.Ga naar eind34. De tekst moet voldoende middelen verschaffen om deze adekwaat te realiseren. De werkhypothese die bij de interpretaties gehanteerd wordt, is, dat alle componenten van het gedicht polyfunctioneel op elkaar betrokken zijn in een netwerk van relaties, dat in de interpretatie kan worden blootgelegd. Deze werkhypothese heeft een axiomatisch karakter, maar dat houdt niet in dat ik tot elke prijs functies zal willen vaststellen die er wellicht niet zijn. Integendeel, ik houd het voor mogelijk op basis van de werkhypothese te bewijzen wanneer een element niet functioneel is.Ga naar eind35. Een interpretatietheorie dient óók de apparatuur te verschaffen waarmee tekortkomingen in literaire werken kunnen worden blootgelegd.Ga naar eind36. Interpretatie van een tekst vereist twee vaardigheden. De eerste is kennis van het materiaal; de tweede het vermogen tot integreren van dat materiaal door verbanden te leggen.Ga naar eind37. Alles wat met iets anders verbonden kàn worden, móet daarmee verbonden worden - mits de tekst, d.w.z. het gestructureerde geheel, daarvoor een rechtvaardiging biedt.Ga naar eind38. De relaties tussen de elementen (herhalingen, tegenstellingen, positie) ontsluieren bedoeling na bedoeling van de tekst. De bij de interpretatie gehanteerde criteria zijn dus coherentie en functionaliteit. Een interpretatie vertelt niet wat het gedicht ‘betekent’, maar verantwoordt die ‘betekenis’ - waarbij de interpretatie het karakter van een hypothese behoudt,Ga naar eind39. en de verantwoording, uiteraard, altijd onvolledig zal zijn.Ga naar eind40. | |
[pagina 5]
| |
2 De opzet van dit boekIn de interpretaties en de zes daaropvolgende hoofdstukken zal ik me concentreren op één samenhangende reeks van objecten, Marsmans bundel Verzen. Daarenboven zal ik trachten te komen tot het doen van meer algemene uitspraken, hoewel deze studie, uiteraard, geen primair theoretische verhandeling is, en de algemene kwesties zijn opgekomen en aan de orde gesteld naar aanleiding van het corpus, Marsmans bundel Verzen. Over de interpretaties is al iets gezegd, en hieronderGa naar eind41. zal ik er nog wat uitvoeriger op ingaan. De hoofdstukken demonstreren hoe de algemene problematiek uit de combinatie en confrontatie van de specifieke analyses voortvloeit. Het bleek noodzakelijk de problemen die zich voordeden, naar aanleiding van het totaal der gemaakte interpretaties te bezien in het licht van fundamenteel theoretische kwesties. Op deze wijze is deze studie méer geworden dan hetzij de interpretatie van een aantal losse gedichten, hetzij een theoretisch onderzoek met aan een bepaalde bundel ontleend demonstratiemateriaal. Dit is ook de zin van een studie over een bundel verzen, in plaats van over een aantal geselecteerde aspecten van gedichten of over één afzonderlijk vers, dat één samenhangend object wordt onderzocht, zodat men op grond daarvan gedwongen wordt vele relevante problemen die in het object verscholen zitten, onder ogen te zien. Na de interpretaties volgen eerst drie comparatistischeGa naar eind42. hoofdstukken. Het eerste hoofdstuk, Ontwikkeling, onderzoekt de samenhang in de reeks objecten, die het corpus vormen. Een bundel is niet zomaar een ‘geheel’ van verzen. Tussen de afzonderlijke gedichten zitten verschillen die moeten worden vastgesteld om te vermijden dat alle poëtische verschijnselen in het corpus die aanleiding geven tot nader onderzoek, over één kam geschoren worden. Rekening houdend met de ontstaansvolgorde (voor zover achterhaalbaar) worden verschillen vastgesteld tussen thematische en verstechnische aspecten binnen de bundel, alsmede in effecten van de metaforiek, en eveneens in het hanteren van de lyrische situatie. Deze ontwikkeling wordt gedemonstreerd door drie vergelijkingen van telkens twee gedichten uit verschillende ontstaansstadia - vergelijkingen die tevens de gelegenheid bieden de complexe wijze waarop de geconstateerde verschillen gestalte krijgen, te onderzoeken. In het tweede hoofdstuk onderzoek ik de periodeverschijnselen die in het corpus optreden. Tot de ‘modellen van de werkelijkheid’ die ten grondslag liggen aan de literaire tekst, behoort ook het periodemodel. Het periodemodel dat aan de Verzen ten grondslag ligt, is het expressionistische. Daartoe dient eerst te worden vastgesteld, wat in het kader van een onderzoek als dit onder ‘periode’ en ‘expressionisme’ moet worden verstaan. Daarna worden de periodeverschijnselen die in de bundel figureren, in groepen (als o.m. beeldvorming, metaforiek, compositie, thema's en motieven), met behulp van citaten uit duitse expressionistische poëzie, in een periodecontext gezet, waarbij de beschouwing van de wijze waarop Marsman zijn ‘periodemodel’ hanteert, uiteraard centraal blijft staan. Een op deze manier opgezet onderzoek zal geen samenvattende karakteristiek van het expressionisme kunnen geven - een overigens onmogelijke opdracht - maar wel als voorbeeld kunnen gelden van een benadering die de periodeverschijnselen aan de hand van de literaire teksten zelf bestudeert, die rekening houdt met een veelheid van verschillende verschijnselen, zonder desondanks in chaos te resulteren of het afzonderlijke literaire werk slechts als ‘typisch’ voor de eigen periode te beschouwen. De onderzoekingen die in het derde hoofdstuk gedaan worden, vallen eigenlijk | |
[pagina 6]
| |
buiten het hier gehanteerde interpretatiemodel, maar het corpus vraagt erom. De problemen met betrekking tot de invloeden die op de gedichten uit de Verzen zijn uitgeoefend, hebben een hoeveelheid secundaire literatuur opgeleverd, waar de onderzoeker van de bundel niet omheen kan. In dit hoofdstuk worden aard en integratie van verschillende invloeden op de Verzen onderzocht. Na geëxploreerd te hebben hoe een invloedonderzoek dat zich op teksten baseert zou moeten worden opgezet, en welke criteria bij het vaststellen van invloed wel en niet dienen te worden gehanteerd, beperk ik me tot de werken van vijf dichters: A. Roland Holst, Georg Trakl, Else Lasker-Schüler, August Stramm en Herman van den Bergh. Het zal blijken dat Marsman eerder door het oeuvre van een dichter dan door specifieke gedichten beïnvloed werd, een feit dat de hoeveelheid te onderzoeken materiaal dermate heeft vergroot dat ik niet meer kon doen dan per dichter één aspect van de invloed belichten. Als boeiend resultaat van deze partiële analyses kan echter blijken dat Marsman door geen enkele dichter op dezelfde wijze is beïnvloed, en dat de wijze waarop de invloed in zijn gedichten is geïntegreerd, van geval tot geval verschilt. De laatste drie hoofdstukken vatten de resultaten samen van de interpretaties en formuleren, waar mogelijk, op onderzoek van het corpus gebaseerde algemene uitspraken. In het vierde hoofdstuk wordt de functie van het woordmateriaal en de structurering ervan, aan een nader onderzoek onderworpen. Wil ik echter de problemen waarvoor dit woordmateriaal me stelt op een overzichtelijke wijze benaderen, dan dient een keus gemaakt te worden uit de grote verscheidenheid aan gegevens die de interpretaties hebben opgeleverd. Ik heb mij daarom beperkt tot die groep woorden uit het materiaal, waarvan de waarden zich enigszins laten categoriseren: de metaforen. Omdat aan de hand van het corpus vooral de metafoor in de context van het vers wordt onderzocht, concentreer ik mij vooral op de functie van de metafoor. Daarna wordt, op basis van de benoeming van vele metaforen in de interpretaties, een inventariserende indeling van de metaforen uit de bundel gemaakt. Ten slotte onderzoek ik een aantal ‘metafoorgebieden’, groepen van in waarde verwante metaforen die iets uitdrukken dat niet uitsluitend via de directe context maar mede met behulp van andere verzen van de dichter kan worden ontsluierd. Het vijfde hoofdstuk houdt zich bezig met de door het gedicht gecreëerde literaire werkelijkheid, waaraan de elementen lyrische situatie, tijd en ruimte te onderscheiden zijn. Op welke wijze worden deze elementen tot structuuraspecten, en kan er een typologie worden ontworpen die de verschillende mogelijke toepassingen indeelt en verklaart? Aan de lyrische situatie worden een aantal structuuraspecten onderscheiden, die in twee groepen kunnen worden ondergebracht: ad-hoc-structuuraspecten die betrekking hebben op de lyrische situatie van het specifieke gedicht alleen; en typische structuuraspecten, die het terrein van de presentatie bestrijken en het mogelijk maken gedichten in een aantal typen in te delen. De structuurelementen tijd en ruimte zijn ad-hoc-structuurelementen, wat ten gevolge heeft dat bespreking van de resultaten van de interpretaties eerder tot klassificering dan tot typering leidt. Desalniettemin wordt in dit hoofdstuk een begin gemaakt met een systematisch onderzoek naar deze structuuraspecten van poëzie. In het laatste hoofdstuk komt het probleem van de evaluatie aan de orde. ‘Structure, sign and value form three aspects of the very same problem and cannot be artificially isolated’, zeggen Wellek en Warren, en elders: ‘the nature, the function and the evaluation of literature must necessarily exist in close correlation’.Ga naar eind43. | |
[pagina 7]
| |
Aan een onderzoek als het onderhavige zou iets essentiëels ontbreken, als aan het aspect van de evaluatie geen aandacht werd besteed. De omvangrijkheid van het materiaal stelt mij hier echter voor een aantal problemen. Een grondige evaluatie van 27 gedichten is uiteraard onmogelijk, wil men overzichtelijk blijven. Beperking tot een aantal gedichten is evenmin mogelijk, omdat daaraan al een evaluatie van de individuele gedichten vooraf zou moeten gaan. Een compromis werd gevonden doordat ik aan elk gedicht enige evaluatieve aandacht besteed, en zo in ieder geval toch tot een partiële evaluatie ben gekomen waarbij zich de moeilijkheid voordoet dat een aantal aspecten aan het gedicht waarvan men intuïtief het gevoel heeft dat zij relevant zijn voor het waardeoordeel (nog) niet kunnen worden geobjectiveerd en controleerbaar gemaakt (ik denk weer aan rijm en ritme). Toch biedt dit compromis verscheidene mogelijkheden. Het stelde me in staat om, telkens aan de hand van een gedicht, een aantal problemen aan te snijden, zoals die o.m. door de literatuur óver evaluatie, door het feit van het historisch perspectief op het vers, en door onze behoefte om bepaalde niet-esthetische oordelen uit te spreken, worden opgeworpen. Andere problemen hebben op Marsman zelf betrekking - zo is het interessant om te onderzoeken of en in hoeverre een kwaliteitsverschil tussen de verschillende verzen is vast te stellen, objectiveerbaar te maken en ev. te verklaren. Tevens kan ik verschillende evaluatieve criteria (waaronder zowel esthetische als niet-esthetische) op hun bruikbaarheid toetsen. Zo mag dit hoofdstuk, ondanks de evidente tekortkomingen - vooral, vanwege de uiterst omvangrijke literatuur, in het theoretische gedeelte - een staalkaart genoemd worden van aspecten die aan de evaluatieproblematiek en aan de confrontatie daarvan met interpretatieve bevindingen, vastzitten. Deze 27 ‘evaluaties’ sluiten aan op, en zijn vaak een afronding van, de interpretaties van de Verzen. (In de interpretaties zelf werden, uiteraard, impliciet al evaluatieve uitspraken gedaan - wat onvermijdelijk is waar met interpretatiecriteria als coherentie wordt gewerkt.) Ik meen dat daarmee binnen de grenzen van het redelijke is voldaan aan Mooij's eis ‘dat hij [een interpretator] zijn waardeoordeel [...] op grond van desnoods globaal geformuleerde criteria verantwoordt’.Ga naar eind44. | |
3 Het corpusHet werken op basis van een corpus heeft de voordelen, dat niet alleen die voorbeelden gevonden en besproken worden die in het model passen, en daarenboven dat binnen het corpus àlles wat opvalt kan en moet worden onderzocht. Deze voordelen gelden echter alleen, wanneer een corpus representatief is, en de resultaten van het onderzoek in zo hoog mogelijke mate toepasbaar zijn op andere literaire werken. ‘Nu valt het op,’ zegt Brandt Corstius, ‘dat Marsman, ondanks dat hij geheel “modern” is, aansluiting blijft zoeken bij literaire tradities inzake maat, zinsbouw, beeldspraak en strofenbouw. Modern is voor hem dat, wat de eigen tijd uitdrukt in een vorm, die geheel van die tijd is, zonder dat daarbij de werkelijke, de blijvende waarden van de literaire tradities worden prijsgegeven. In Marsman is de spanning aanwezig tussen wat de eeuwen overleverde en wat zijn tijd in het bizonder wilde’.Ga naar eind45. Is Marsman aan de ene kant traditioneel en tegelijk representatief voor zijn eigen tijd; aan de andere kant heeft de expressionistische poëzie óók invloed uitgeoefend op de experimentele poëzie van de jaren vijftig. In het Schrijvers | |
[pagina 8]
| |
Prentenboek dat aan de beweging van vijftig is gewijd, is een stuk van Gerrit Kouwenaar herdruktGa naar eind46. waaruit ik citeer: In Duitsland b.v. besmette het nihilisme het expressionisme, in de Sowjet-Unie daarentegen bloeide het expressionisme in positieve zin (Majakofsky). [...] Men zou zelfs kunnen zeggen, dat kunstenaars als Majakofsky en Eluard, door hun positieve uitbouwende arbeid in een eenmaal ontdekt gebied, wegbereiders zijn (geweest) voor veel huidige binnen- en buitenlandse experimentele dichters’.Ga naar eind47. Het valt dus wel aan te nemen dat conclusies, op basis van de Verzen bereikt, een groter poëtisch terrein bestrijken dan alleen dat van Marsmans eigen generatie. Dit corpus, Marsmans Verzen, geeft tevens aanleiding tot een nevendoelstelling, nl. de herwaardering van Marsmans vroege poëzie. Bij Lehning kunnen we lezen hoe de Verzen insloegen als een bom: ‘Zo verschenen dan deze dertig gedichten onder de onschuldig-conventionele titel Verzen. Het opzien dat deze bundel heeft verwekt behoort reeds tot de literatuurgeschiedenis. Marsmans naam als dichter werd er definitief door bevestigd. De dichter en criticus P.N. van Eyck erkende onmiddellijk in een uitvoerige bespreking van de bundel ondanks veel reserve zijn betekenis. Wanneer men deze gedichten nu leest kan men misschien moeilijk begrijpen waarom zij zulk een roem verwierven. Nu men het gehele oeuvre van Marsman overziet, treft men wel de neiging aan zowel aan het eerste als aan het derde tiental verzen blijvende betekenis te ontzeggen en ze hoogstens te beschouwen als interessante experimenten, vooral typerend voor de tijd. Maar zulk een waardering lijkt mij - en zeker voor een aantal van deze verzen - toch te beperkt. Want in deze eerste verzen, die men niet als experimenten kan beschouwen, manifesteert zich reeds ten volle, even ongerept als intensief, zijn wezenlijk dichterschap’.Ga naar eind48. Marsman was al tijdens zijn leven een legende. Het nummer van CriteriumGa naar eind49. dat aan hem is gewijd, staat vol stukken over zijn bezielende rol in het literaire leven van zijn tijd. Maar interpretatief heeft hij, misschien wel juist dóór dat bezielende, weinig aandacht gekregen.Ga naar eind50. Vestdijk schrijft dan ook: ‘Deze gedichten moesten den afstand toonen tusschen het volmaakte en het waardeloze, het volstrekte en het betrekkelijke, tusschen eeuwigheid en tijd. In het pijlsnel heen en weerschieten tusschen nul en oneindig, als wijzers op een schaalverdeling, vonden zij hun bestemming. Of zij als zoodanig, als gedicht, volmaakt waren, viel daarbij geheel in het niet.Ga naar eind51. De interpretaties van de Verzen onderzoeken, zonder bevooroordeeldheid, wat er nu van Marsmans reputatie als dichter overeind kan blijven. Wat het corpus betreft nog het volgende. In de bijlage, achterin dit boek opgenomen, heb ik de drukfouten verbeterdGa naar eind52., maar de spel- en geslachtsfouten laten staan. Deze laatste ‘fouten’ worden in de interpretaties zelf uiteraard wel vermeld, en, waar mogelijk, verklaard.Ga naar eind53. Varianten van de gedichten uit het corpus worden niet bij het onderzoek betrokken, hoewel zij ter verheldering soms in de noten zijn opgenomen. Dit geldt zowel voor de handschriften die Lehning in zijn bezit heeftGa naar eind54., als voor tijdschriftpublicaties en drukken.Ga naar eind55. De gedichten worden geïnterpreteerd in de vorm waarin ze in de bundel worden gepresenteerd. | |
[pagina 9]
| |
4 De vorm van de interpretatiesOver het probleem van de systematiek der interpretatie bestaat tussen de talrijke literaire onderzoekers bitter weinig overeenstemming. Mooij stelt als maximale eis: ‘een serieus onderzoek van de vraag, of een interpretatie inderdaad het gehele werk begrijpelijk maakt en samenhang tussen de elementen ervan schept’.Ga naar eind56. Hier komt bij, dat bij de presentatie van een interpretatie altijd, het kan niet anders, een selectie plaats vindt op grond van wat de onderzoeker relevant acht. Ik presenteer mijn interpretaties in drie etappes. Ten eerste is er de atomistische interpretatie. Hieronder versta ik de interpretatie van het woordmateriaal, waarbij in de eerste plaats gestreefd wordt naar volledigheid, en leesbaarheid op de tweede plaats komt. Gebruikte termen worden in het Glossarium verklaard. Deze interpretatie begint bij het eerste woord van het gedicht, en eindigt bij het laatste. De titel wordt aan het slot geïnterpreteerd, niet aan het begin, aangezien de titel vaak als essentiëel bestanddeel van het gedicht fungeert en dus niet interpretabel is zonder kennis van de context.Ga naar eind57. Een voorbehoud moet worden gemaakt. In de praktijk is het niet mogelijk, de atomistische interpretatie een voor de lezer begrijpelijke vorm te geven, zonder hier en daar vooruit te grijpen. Voor het opzoeken van de betekenissen van de in de gedichten gehanteerde woorden wordt Van Dale gebruikt. Bij het interpreteren maak ik gebruik van parafrasen, die tussen ‘“zijn geplaatst. Deze parafrasen moet men beschouwen als mógelijke realiseringen - of zij geldig zijn, kan pas worden beslist op basis van de gehele atomistische interpretatie. Metaforen worden geparafraseerd als” A is (als) B’. Met deze formule wordt niet bedoeld, dat de metafoor een impliciete vergelijking zou zijn, of dat slechts een aantal betekenisaspecten van het metaforisch gebruikte woord kunnen worden toegepast. De formule is een korte weergave van het feit dat enerzijds een aantal [‘(als)’], anderzijds alle [‘is’] betekenisaspecten in de context dienen te worden toegepast.Ga naar eind58. Visuele en auditieve structuurmiddelen worden, wanneer zij de interpretatie ondersteunen, in deze atomistische interpretatie (en in de Samenvatting, zie hieronder) behandeld. Het corpus geeft nl. geen aanleiding, de ‘verstechnische’ aspecten in een aparte afdeling te behandelen.Ga naar eind59. Overigens staan deze structuurmiddelen in een lyrische tekst niet op zichzelf: zij kunnen de betekenisdragende elementen ondersteunen,Ga naar eind60. maar zij zijn geen betekenisdragers ‘an sich’.Ga naar eind61. Bij deze eerste interpretatie streef ik ernaar Marsmans teksten woord voor woord af te tasten op hun betekenis(mogelijkheden) en op hun combinatiemogelijkheden, waarbij ook lexicale, syntactische en beeldvormingsaspecten worden onderzocht. Via deze aftastende procedure, door de interdependentie van het materiaal in de context te onderzoeken, werk ik toe naar een inzicht in het hele gedicht. Gaandeweg blijken dan aanvankelijk mogelijk lijkende interpretaties soms niet toepasbaar. Bij confrontatie van verschillende mogelijke interpretaties met elkaar kies ik de meest valide, waarbij ik uitga van het algemeen aanvaarde principe der convergentie. Oversteegen meent m.i. terecht dat toetsing door partitie onoverkoombare moeilijkheden oplevert, maar dat toetsing via de convergentie, d.w.z. door de verschillende aspecten ieder voor zich te analyseren en ‘na te gaan of de resultaten van die aspect-analyses in overeenstemming zijn, convergeren met de globale interpretatie’Ga naar eind62., mogelijk is. Wanneer verschillende | |
[pagina 10]
| |
interpretaties niet naast elkaar kunnen bestaan, worden zij aangegeven met letters (a, b enz.); wanneer zij naast elkaar geldig kunnen zijn, met cijfers (1, 2, enz.). Een dergelijke werkwijze heeft verschillende voordelen. In de eerste plaats wordt de interpretator zelf gedwongen, één voor een de verschillende mogelijkheden na te gaan, hetgeen de controleerbaarheid van het gebodene bevordert. In de tweede plaats wordt het de lezer mogelijk gemaakt de werk wijze stap voor stap te controleren. Als mijn interpretatie van de zijne afwijkt, is dat niet onverwacht. Alleen in zoverre kan men interpretaties ‘objectief’ noemen, dat ze controleerbaar gemaakt zijn. Slechts door de verschillende mogelijk heden die het vers biedt, te vermelden, kan de interpretatie intersubjectief geldig worden gemaakt. Ten tweede is er de interpretatie van de literaire werkelijkheid. Na de atomistische interpretatie is het nl. mogelijk de structuuraspecten in de context van het hele gedicht te beschouwen. Weliswaar komen de meeste structuuraspecten in de atomistische interpretatie wel aan de orde, maar hier wordt de structuur als totaliteit onderzocht. Met name wordt in deze afdeling aandacht besteed aan drie structuurmomenten, nl. de lyrische situatie, de tijd, en de ruimte in het onderhavige gedicht. De twee laatstgenoemde aspecten zullen niet altijd als functioneel compositie-element optreden, maar door de vragen die aan de hand van de literaire werkelijkheid gesteld worden, naar de afstand en betrokkenheid van het gezichtspunt, naar de ontwikkeling van het thema in de tijd enz., verkrijgt de interpretator in ieder geval inzicht in de totale structuur van het gedicht. Dat de relevantie van deze categorieën per gedicht verschillend kan zijn, pleit uiteraard niet tegen de zinvolheid ervan. In de derde plaats is er de samenvatting. De samenvatting probeert de resultaten uit de atomistische analyse te combineren met de analyses van de temporele, locale en perspectivische organisatie van het vers om dan vanuit het centrale punt in het vers, het thema, te komen tot een verantwoording van de naar mijn mening meest adekwate realisering van het betreffende gedicht. Met opzet gebruik ik de formulering ‘zo adekwaat mogelijk’. De in dit boek gegeven interpretaties pretenderen niet definitieve interpretaties van de gedichten uit de Verzen te zijn: een interpretatie is immers een hypothese. Bovendien zijn interpretaties nooit definitief, omdat geen enkele onderzoeker zich van àlle mogelijke relaties die tussen de elementen van de tekst bestaan, bewust kan zijn. Ook is het, wil ik dit boek niet volstrekt onleesbaar maken, onmogelijk aan alle waargenomen aspecten de uitvoerige uitwerking te geven, die zij in principe zouden verdienen. Elke interpretatie behoudt uiteraard de mogelijkheid om door anderen aangevuld en gecorrigeerd te worden. Tot het moment waarop zij gefalsificeerd wordtGa naar eind63. kan een interpretatie weliswaar geldig zijn, maar het kan nooit worden bewezen dat zij waar is. Interpreteren is een kwestie van een voortdurend kiezen en afwegen, waarvoor geen vaste regels bestaan. Wáár is een interpretatie nooit, waarschïjnlijk kan ze wèl zijn. Ik kan niet meer doen, dan deze waarschijnlijkheid zo groot mogelijk maken, door mijn redeneringen en conclusies voor andere lezers controleerbaar te formuleren. De wetenschappelijkheid van de hier gegeven interpretaties is dan ook niet gelegen in hun juistheid, maar in de controleerbaarheid waarmee mijn realiseringen intersubjectief worden gemaakt. |
|