Wat wonders, wat nieuws! De zeventiende eeuw in pamfletten
(2002)–Marijke Meijer Drees, Els Stronks– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Oranje gebrandmerkt (1704)aant.Haec libertatis ergo of brandmerk der stadhouderlijke regering.Ga naar eindnoot+ Aan de vrije Nederlanden.
Heeft dan, o vaderland, 't stadhouderlijk geweld
met wrede banden u niet lang genoeg gekweld?
En heeft de vrijheid nog geen schâ genoeg geleden
toen vroeger 't burgerrecht zo heilloos werd vertreden,
5[regelnummer]
toen alles zwichten moest voor helse dwing'landij
en men van 't kussen dreef wie niet de tirannij
- schoon voorgedaan, verbloemd, bedekt met and're namen -
naar d'ogen zag en zei niet blind'lings ja en amen
op al wat door de vorst heerszuchtig werd begeerd?
10[regelnummer]
Zo werd de vrije staat te schendig overheerd
door eigen voedsterlingen knecht. Die bitt're vruchtenGa naar eindnoot11
en wrange nasmaak doen de burgerij nóg zuchten,
hoewel zij door de gunst des hemels nu heel blij
haar voorrecht ziet hersteld en is van banden vrij.
15[regelnummer]
En zou men dan opnieuw - o boze tijd en zeden! -
met slaafse ketens weer in 't oude dwaalspoor treden?
Hoe vindt m'er die hun ziel zo schandelijk en laf
bezitten, dat zij 't heil van 't land, de gouden staf
der vrijheid met haar hoed, te grabbel willen smijten,
20[regelnummer]
de wolf vertrouwen, die de schapen zal verbijten?
Heeft God door Willems dood 't land daarom uit de drukGa naar eindnoot21
geholpen, vrijgemaakt, om onder 't slaafse juk
weer van een nieuwe heer de vrije hals te buigen?
De pas bevrijde staat te werpen weer in duigen?
25[regelnummer]
O snood' ondankbaarheid, die geenszins vreest te staan
gebrandmerkt in het schrift van 's lands historieblaên!
Ach, speeld' ons maar een vonk van 't heldenvuur der vaderen,
een weinig drupp'len van hun bloed door hart en aderen,
| |
[pagina 94]
| |
waarvan het nageslacht zo schand'lijk is ontaard -
30[regelnummer]
dan werd Gods dierbaar pand met groter zorg bewaard,
wat zou de felle leeuw in Hollands vrije wapen,
die nu - helaas! - zo mak en zorg'loos schijnt te slapen,
van gramschap brullen, met zijn klauwen slaan,
en scheuren hen, die 't land en vrijheid zo verraên!
35[regelnummer]
Bataafse Burgerhart, die kloek de vloed des TibersGa naar eindnoot35
gestut hebt, ouders, die de felle storm des IbersGa naar eindnoot36-37
hebt doorgestaan, hebt gij ook kennis onzer zaak?
Wat roept gij over neef en over naneef wraak,
die schandelijk en laf des hemels milde zegen
40[regelnummer]
voor u te vuur en zwaard, door goed en bloed verkregen,
verwarelozen, en bestaan dat groot juweel,
de gouden vrijheid, die het nageslacht geheel
van ons ontvangen moest, los uit de vuist te werpen,
waar nimmer Batavier haar onder ijs'lijk snerpen
45[regelnummer]
der wreedste pijn, en niet dan met de dood verliest!
Wat dolheid maakt u blind, die slavernij verkiest
en tracht u onder 't juk eens krijgshoofds te begeven,
nu 't u gebeuren mag in vrije lucht te leven?
Blijft daarom dan gehaat de naam nog zelfs van graaf
50[regelnummer]
om u in and're schijn te maken weder slaaf
en d'oude graven in stadhouders te verkeren?Ga naar eindnoot51
Of zijt gij niet bekwaam zelfstandig te regeren?
Zo buigt dan onder 't juk uw slaafse hals en nek,
draagt, ezels, dan die last, geteugeld in de bek.
55[regelnummer]
Maar nee, hier stopt het niet. Door hoofse vleierijen
men licht zichzelf verrijkt uit 't zweet der burgerijen;Ga naar eindnoot56
men kan zijn kinders braaf met ambt op ambt voorzien,
al ging dat tegen 't recht. U weert bekwamer liên,
opdat zij niet te veel u in de kaart gaan kijken,
60[regelnummer]
uw haan moet koning zijn, voor u de vlag elk strijke.
Men kan dan ongestraft zijn arm', berooide stand,
met schulden overlaên, ten koste van het land
| |
[pagina 95]
| |
verbeteren, dieverij en schelmerij bedekken:
't gezag der vorst zal als een ruggensteunsel strekken.
65[regelnummer]
Men dient zijn heerszucht doch met boze raad en daad,
en heeft men 't hof te vriend, men vreest geen burgerhaat
van hen die onbeschroomd het vrije hoofd opsteken
en uit de borst voor recht en vrijheid durven spreken,
waarin tevoren zoveel schipbreuk werd geleên.
70[regelnummer]
Hier vindt g'u schuldig aan, dit's d'oorzaak, dit de reên
waarom uw staatsbestuur snakt naar veranderingen
en woelt en woedt om weer een hoofd daarin te dringen.
En met wat glimp toch gaat dit vuil belang vernist?Ga naar eindnoot73
Men zegt: ‘Wanneer de staat 't stadhouders aanzien mist,
75[regelnummer]
moet die noodwendig door 't gezag van vele heren,
elkanderen gelijk, in tweedracht gaan verkeren.’
't Bewijs schijnt voor de hand te liggen: ‘In onz' eeuw
is 't op te vragen bij de Geldersman en Zeeuw,Ga naar eindnoot78
bij vele steden waar 't zó wild en zó verward staat,
80[regelnummer]
dat het de bondgenoot met reden aan het hart gaat.’
Maar is de bron niet waar al deze twist uit vloeit
stadhouders groot gezag, waardoor de staat, geboeid,
zijn vrijheid, voorrecht en zijn luister heeft verloren?
't Was lang genoeg dat zich de leeuw liet ringeloren,
85[regelnummer]
en nu is 't tijd dat hij zijn forse leden rek'
en fiere manen schudt, nu hij de oude trek
en 't vuur van dapperheid weer in zich voelt herleven.
Zo word' naar hun verdienst' verstoten en verdreven
die om hun vuil belang verdrukten met geweld
90[regelnummer]
de vrijheid, die het recht rechtmatig thans herstelt.
Zou, meent ge, 'n opperhoofd - hoe laat men zich toch paaien! -
de band van eendracht zijn, gewend om twist te zaaien
en, waar hij kan, in staat en steden die te voên?
't Is hem om voordeel slechts en groot gezag te doen,
95[regelnummer]
dát neemt in tweedracht toe. Men zag dit zelden missen:
in troebel water valt steeds veel voor hem te vissen.
| |
[pagina 96]
| |
De heulende partij maakt zijne banden sterk
en tot erkentenis van dienst de staat of kerk,
quasi bewezen, moet zijn hoog gezag staag groeien
100[regelnummer]
totdat hij eindelijk u sluit in felle boeien.
Zou dan de staat, aan wie de vorst toch zijn gezag
en macht ontlenen moet, niet zelf door wijs gedrag
met rede en beleid, naar wetten en naar rechten
gerezen staatsgeschil in stad of land beslechten?
105[regelnummer]
Waar onderling belang de staten houdt bijeen,
beoogt elk' bondgenoot het voordeel van 't gemeen.
Men hoeft voor inbreuk op zijn voorrecht niet te vrezen,
de kwaal wordt allerzachtst door eigen hand genezen.
Nijmegen toont dit 't best: die vrije rijksstad kustGa naar eindnoot109-110
110[regelnummer]
vol dankbaarheid de hand der staten, die de rust
herstelden in haar schoot en met een vrije stempel
bevestigden het recht, verdreven van haar drempel.
Dat elk hun voorzorg prijst. Die luister raakt verdoofdGa naar eindnoot113
wanneer 's lands stuur in klem raakt van een opperhoofd.
[...]
115[regelnummer]
't Heugt Holland nog en 't Sticht, al is het lang geleên,Ga naar eindnoot115
hoe hoogheid, recht, verbond en vrijheid werd vertreên
toen menig vroom regent door dwang van's lands soldaten
en Maurits' tirannie van ambt en staat verlaten
in banden zuchten moest, toen d'oude patriotGa naar eindnoot119-122
120[regelnummer]
voor lange, trouwe dienst stierf op het moordschavot
door 't wrede vonnis van geen rechteren, maar beulen,
tot vierentwintig toe, die met de veldheer heulen.
Zo schendt men deerlijk zelfs het hoge recht van 't land,
waar 't krijgshoofd met geweld zijn krijgstandaarden plant.
125[regelnummer]
De wetten zwijgen - dat 's al oud - bij spies en lansenGa naar eindnoot125
en naar de veldheers zin moet staat en steden dansen.
Of is die waarheid t'oud dat men ze nog gelooft?
Men vraag aan Amsterdam hoe 't eigenzinnig hoofd
van Willem, Hendriks zoon, die voedster van EuropeGa naar eindnoot129
| |
[pagina 97]
| |
130[regelnummer]
naar 't hart en leven stond en 't heir niet wilde slopenGa naar eindnoot130
waarmee zijn heerszucht, zo het God niet had belet,
de ganse staat had in deez' ene stad geplet,Ga naar eindnoot132
voordat door tussenspraak van laffe bondgenoten
die brave Bikkers zijn uit 't stadsbestuur gestoten,Ga naar eindnoot134
135[regelnummer]
terwijl de vorst, alsof hij had 's lands heil gezocht,
- vervloekte vleierij! - bedankt werd voor die tocht.
Doch 't voorbeeld van de zoon komt onze tijden nader
die op hetzelfde spoor van zijn heerszieke vader
hem vlijtig natrad, ja, hem streefde ver voorbij.
140[regelnummer]
Ik zet die manslag van de Witten aan een zij,Ga naar eindnoot140
die trouwe vaders, die de vrijheid en 's lands beste
zo braaf behartigden, als vaderlandse pesten
gelasterd en gevloekt, tot zij aan Willems wraak
zijn opgeofferd en de wreedheid met vermaak
145[regelnummer]
zich zat dronk aan hun bloed. Men schreef dit licht het muiten
en woeden toe van 't grauw, hoewel dit goed te stuiten
geweest waar zo de vorst niet zélf, op wraak gespitst,
tot zulk een gruweldaad het volk had opgehitst.
Dit toont d'aartsschelm die 't Sticht nóg gunt een vrije woning,Ga naar eindnoot149-152
150[regelnummer]
die heillooz' hartendief, die thans nog tot beloningGa naar eindnoot150
van oude dienst de vorst gedaan in dat getij,
door zijne gunst geniet een dubbele soldij.
Hoe zijn van tijd tot tijd én handvesten én wetten
verbroken en vertrapt met af en uit te zetten
155[regelnummer]
die, wettig met gezag in stad of staat bekleed,
zeer vroom zich kweten van hun taak met eer en eed.
[...]
Maar vrienden, ziet wel toe en zijt niet willens blind.
Ik wacht mij wel u hier te malen 's konings print,Ga naar eindnoot158
men moet de koningen en vorsten, weet ik, eren.
160[regelnummer]
Ik spreek van vrijheid, en wens niemand te bezeren,
maar zijt gij voor zijn macht en grootheid niet beducht?
Hij is een oppervorst, gedreven door een zuchtGa naar eindnoot162
| |
[pagina 98]
| |
naar hoogheid, die zijn volk als koning wou berechten,
en aan zijn reeks van titels zal hij daarom willen hechten
165[regelnummer]
de naam van graaf of heer van 't machtig Nederland,
de staten echter leggen vorsten niet aan band.
En kijk ik naar de zee: die holle pekelbarenGa naar eindnoot167
voorspellen anders niets dan rampspoed en gevaren.
Een onervaren arts vermeerdert eer de kwaal
170[regelnummer]
dan dat hij hem verlicht: een opperadmiraal
die nooit de zee zag - 't een én 't ander mag niet feilen - Ga naar eindnoot171
zal zo op zand of plaat de hele vloot verzeilen.
De Deense mag're os vindt Hollands vette wei,
maar Hollands dierb're vloot in Engeland geen gelei.Ga naar eindnoot174
175[regelnummer]
Welk voordeel gaven ons de Britse maatschappijen?
Dat heugen 't allerbest Leicesters boze tij'en!
De koopman klaagt allicht zoveel hij klagen mag,Ga naar eindnoot177
en zucht en steunt, en denkt met smarte aan de dag
toen Neêrlands veldheer op de Britse troon getredenGa naar eindnoot179
180[regelnummer]
de handel heeft verdrukt, 's lands zenuw afgesneden.
Gij vindt met Engeland in zeevaart uw belang,
dus vrees, o Holland, vrees uw wisse ondergang
en dat gij vrijheid, recht en welvaart zult verliezen
zo g' immermeer een Brit zult tot uw hoofd verkiezen.
185[regelnummer]
Maar wordt al dit gevaar in Friso niet gevreesd?
De vorsten schoeien op een en dezelfde leest.
Rampzalig is het land waar hij die aan 't bewind is
nog onder voogden staat en niet meer dan een kind is,Ga naar eindnoot188
daar heeft de vleierij op 't vorstelijk gemoed
190[regelnummer]
de meeste vat en krijgt de hoveling licht voet
om uit des vorsten naam meest zelf te regeren,
hij heeft een sterke rug en niemand zal hem deren.
Is nú de jonge prins nog van zijn macht ontbloot,
door aanwas van gezag wordt hij wel haast zo groot
195[regelnummer]
dat hij de staat het roer zal uit de handen wringen
en zich niet door een band van wetten laten dwingen.
| |
[pagina 99]
| |
Dat's eigen aan het huis van Nassau en het bloed
dat eertijds koningen en vorsten heeft gevoed,
dus past het ook de zoon door eigenzucht gedreven
200[regelnummer]
zijn ouders op dat spoor in hoogheid na te streven.
Maar gij, o vaderland, dat gij, 's lands stuur en klem
bewakend, 't heilig recht handhavend, naar geen stem
van valse raadsman hore, die niets zoekt dan zijn voordeel
met schone schijn bedekt. Uw wijs, doordringend oordeel
205[regelnummer]
weet wegen waardoor 't hooggezag wordt ondermijnd,
gij kent de kwalen waar het vaderland door kwijnt.
't Is tijd het onrecht nu voor eeuwig af te schaffen,
en muit- en baatzucht naar verdienste te doen straffen.
Bedwing z'in staat en kerk. 't Gezag, u toevertrouwd,
210[regelnummer]
en eendracht maken sterk. Indien er een zich stoutGa naar eindnoot210
daartegen kant, laat dat dan nimmer ongewroken.
Ik deed mijn plicht en heb voor 't vrije recht gesproken.
H.S.E. |
|