Wat wonders, wat nieuws! De zeventiende eeuw in pamfletten
(2002)–Marijke Meijer Drees, Els Stronks[p. 73] | |
Komeet gezien! (1681)aant.
God heeft ons, Nederland, zo lange niet geleden,
met zware oorelog heel jammerlijk bestreden.2
Maar zie, die grote straffe is nog niet gestild,
of de boosaard'ge mens, die loopt al weer in 't wild.
5
Van alle dartelheid, van pracht, van hoererij,
het kwaaddoen, dat gaat door, en 't weldoen aan een zij.
Gewis het gaat aldus, hier en in and're landen:
't welleven acht men niet, 't weldoen rekent men schande.
En daarom ook heeft God, Die groot is van vermogen,
10
naar deze zwakke aard der mensen zich gebogen,
en uit de hemel zelf vertoont Zijn toornigheid,
waarvan ons zondig land de ware gronden leit.12
Hij laat ons heden zien, en toont nu weer voor 't oog,
een sterre met een staart als ene regenboog!
| |
[p. 74] | |
15
Die flikkert in ons oog, en staat gelijk een roe:
kijk uit, vrij Nederland en Engeland, ziet toe,16
de gesel is gereed, God heeft hem al in handen,
en zal daarmede slaan of u, of onze landen,
of beide tegelijk. Want in een huisgekijf,19
20
daar slaat een vader zelf de kinders op het lijf.
God laat ons heden zien een zwaard en komt het zwaaien
omhoog en voor ons oog, om er door af te maaien
al wat er hier omlaag is rijp voor Zijnen oogst.23
Wie dit goed overdenkt, die gaat hier allerhoogst.
25
De sterre met een staart wil ons wellicht vertonen
dat God of deez' of die hun zonden wil belonen,
en maken dat d'een de ander overheert,
gewis, die straf, die komt, als men zich niet bekeert.
Wat is er menig land in zondenweelde dronken!
30
God heeft ook, naar Zijn recht, een beker ingeschonken,
vol ramp en alle kwaad. Daaruit drinkt menig land,
God heeft er een opnieuw genomen in de hand.
Toen Adam tegen God in hoogmoed was gesteigerd,33
God heeft voor 't paradijs de ingang hem geweigerd.
35
Een vlammend vurig zwaard bracht hem de droeve maar,35
dat pest en 's oorlogszwaard der zonden straffe waar.
Zie, Adam had gewis in 't eten zich vergeten,37
en toen God hem daarvoor de straf had toegemeten,
toen zond hij 't vlammend zwaard. De pest en zware tijd,
40
is doorgaans en aldoor een gulzigheids verwijt.
Och, denkt dan ieder land; och, als we ons bekeerden,
dat God de straf van ons, en onze buren weerde.42
Ach, dartel, moedig volk, 't kan niet zijn gezeid
welk kwaad, al o zo lang, tot God heeft opgeschreid.
45
O grote zwelgenslust, onnutte drinkerije,
en ongewone pracht en dwaze hovaardije,46
heeft hunne maat vervuld, en roept als om de straf,
om pest en hongersnood, om helle, dood en graf.
| |
[p. 75] | |
't Is weelde dag na dag: ‘Haal wijnen en kom eten!’
50
derhalve dreigt ons God door sterren en kometen,
die nooit, naar wijzentaal, voor niets worden gezien,
dat over uw bedrijf straks straffe zal gezien.
Laat u het hemels licht op tijd dan beter leren,
opdat u naar de eis tot God u moogt bekeren.
55
Wanneer men zonde doet, God smeedt al snel een straf,
maar als men zich bekeert, dan wendt Hij die weer af.
Een lied op hetzelfde subject Op de wijs van: ‘Hoe lig ik hier in deze ellende’
O God, wat hoort men droevigheden,
die zich vertonen over ons land,
als Gij naar Uw barmhartigheden,
ons nu doet gene onderstand,4
5
dus zijn wij hier al 't saam verloren,
al wat op d'aarde is geboren.
Wij zien aan 't firmament verheven
een komeetster, blinkende klaar,
die zich vertoont wel zestig graden,9
10
en staat in 't westen openbaar,
de Heer, die wil het kwaad verhoeden
door deze zware, scherpe roede.
De oorlog, die is net geweken,
van Hollands bodem nu certein,14
15
nogmaals ziet men nog droever teken,
dat ons ontstelt voorwaar niet klein.
Men ziet dat God ons zendt deez' plagen,
in deez' onz' jongst' en laatste dagen.18
| |
[p. 76] | |
Opdat Gomor en Sodoms straffen,19
20
ons niet zo vallen op het lijf,
want 't is hier niets dan zuipen, en brassen,
met overspel van man en wijf,
en nog zovele and're zonden,
die ik u niet kan gaan verkonden.
25
Het schijnt wij zijn in Noachs dagen,25
er is geen mens die denkt aan God.
En is er één naar Gods behagen,
men houdt hem voor een gek ten spot:
zo gaat het ook mij hier te lande,
30
't welleven houdt men voor een schande.
Daarom, o mens, wilt u bekeren,
wijkt af van uwe zonden zwaar,
want ziet, u naakt de dag des Heren,
Hij zal u straffen openbaar,
35
met pestilentie en zware tijden,
met 't oorlogszwaard aan alle zijden.
Ons Holland heeft onlangs gehangen,
ja als aan ene zijden draad;
ik vrees het zal nog zwaar en bange,
40
ons vallen als het inderdaad
gebleken heeft door Franse handen,41
behoedt toch, Heer, ons Nederlanden!
Geen mensen zijn er in het leven,
die soortgelijk hebben gezien,
45
van een komeet die gij hier neven
ziet afgebeeld en kon bezien
aan 't firmament zo gij kunt merken,
het zijn voorwaar Gods wond're werken.
| |
[p. 77] | |
Daarom, o mens, leg af uw zonden,
50
en dien de Here nu voortaan,
opdat gij niet ooit wordt verslonden;
het schijnt dat God ons nu wil slaan,
en ons kastijden door Zijn handen,
bid voor uw ziel, en voor onz' landen.
55
Ik bid u nogmaals voor het leste,
ai, slaat het toch niet in de wind,
en wilt niet wachten tot het leste,
voordat gij 't waarlijk zo bevindt,58
want al uw klagen ende kermen,
60
het zal de Heer dan niet ontfermen.
Jacobus Dretgraft |
|