| |
| |
| |
Vierde hoofdstuk.
Hoe een Batak arm en weer rijk werd.
Na den dood van Ompoe Porolho besloot zijn oudste zoon, Ama Laboe geheeten, zich in den echtelijken staat te begeven. Hij begaf zich daartoe echter niet naar Nai Pospos Dolok, om de met hem verloofde dochter van Ompoe Nagari tot vrouw te nemen, maar ging een geheel anderen weg op.
Hij wendde zich naar het meer noordelijk gelegen landschap Poerba sinomba, waar het machtige hoofd Ompoe Djoeara heerschte, om de hand van de dochter van diens jongeren broeder te vragen. Deze laatste was een aanzienlijk man, de rechterhand van zijn het landschap beheerschenden broeder, een geoefend redenaar en dapper in den strijd. Daarenboven was hij een beroemde datoe. Het meisje, dat Ama Laboe tot vrouw begeerde, was zijn eenigste dochter en daarom zijn lieveling.
Bij de werving om haar hand ging het bijna op gelijke wijze toe als vroeger in Nai Pospos Dolok, en willen wij ons daarbij niet langer ophouden. Alleen was het thans bij Ama Laboe meer een zaak des harten, en daarom wenschte hij zijn huwelijk zoo spoedig mogelijk te laten voltrekken.
Hij zag zich echter in zijn plan leelijk gedwarsboomd. Het hoofd van Loboe Hamindjon, dat in Ompoe Porolho zijn verstandigen raadsman verloren had, was onvoorzichtig genoeg, zich met een oorlog tegen het machtige Poerba sinomba in te laten. Het gevolg daarvan was, dat zijn dorp door de krijgers van Ompoe Djoeara belegerd en veroverd werd, terwijl de
| |
| |
bewoners hun leven door de vlucht zochten te redden.
Ook Ama Laboe moest vluchten. Hij begaf zich naar de overzijde van de Aek Siboendong, waar hij bescherming zocht en vond bij den radja van Hoeta Batoe. Daar kwam hij voorloopig tot rust, maar het matig overschot van de bezittingen zijns vaders had hij verloren. Hij was een arm man geworden.
Dat verdroot hem echter niet. Wel was hij geen man als zijn vader, geleerd in alles, wat bij de Bataks als wetenschap gold, en een geschikt woordvoerder, maar hij was een ijverig en vlijtig land- en tuinbouwer, een bedreven jager en visscher. Daarom wist hij spoedig het hart van zijn nieuwen radja en diens onderdanen voor zich te winnen, zoodat het hem aan geen hulp ontbrak, om er weer bovenop te komen. Het duurde dan ook niet lang of hij kon met behulp van zijn dorpshoofd zijn huwelijksplan met Na Toeroet, het nichtje van Ompoe Djoera in Poerba sinomba, ten uitvoer brengen.
Na vooraf een boodschap aan zijn aanstaanden schoonvader te hebben gezonden, toog hij begeleid door zijn radja en eenige dorpsgenooten naar Poerba sinomba, om zich in het huwelijk te begeven.
Met muziek en vreugdeschoten werden zij in het dorp van zijn verloofde ontvangen. Na de begroeting, waarbij, echter de bruid niet tegenwoordig was, werd de voor den feestmaaltijd medegebrachte koe geslacht, en toen de avondschemering aanving het dorp en zijn inzaten met donkere schaduwen te bedekken, vervulde een vroolijk smullende menigte het huis van de bruid en het deel van de dorpsplaats, dat zich voor hetzelve uitstrekte. Thans namen ook de vrouwen en meisjes deel aan het maal.
Toen de feestmaaltijd met het rooken van een sigaretje voor de mannen en het kauwen van een betelpruimpje voor de vrouwen was geëindigd, kwamen de bij het huwelijk betrokken partijen met hun woord- | |
| |
voerders in het huis van den schoonvader bijeen, om het vroeger gesloten huwelijkscontract ten uitvoer te brengen.
Lang en breed werd er over de voldoening der bruidschat gesproken, want Ama Laboe kon door de veranderde omstandigheden, waarin hij verkeerde, niet de geheele rest op eens uitkeeren, gelijk hij bij de verloving beloofd had. Hij moest dus voor een gedeelte uitstel zien te verwerven, en ook de ‘porlamboeng's met een kleiner aandeel zoeken tevreden te stellen.
Voornamelijk dit laatste kostte veel moeite, maar zijn radja wist hem door alles heen te helpen, zoodat hij naar wensch slaagde, zonder iemand van de familie zijner vrouw tegen zich in het harnas te jagen, wat anders bij Bataksche huwelijken nog al vaak voorkomt.
Laat in den avond was men eindelijk gereed. Ieder, die wat te ontvangen had, kreeg het afgesproken deel. Ten slotte werden nog eenige handen vol kopergeld door Ama Laboe op de mat, die den vloer bedekte neergeworpen, en onder het publiek verdeeld.
Voor menschen uit den geringen stand zouden daarmee alle formaliteiten afgeloopen geweest, en het jonge paar zonder verder ceremonieel samengegaan zijn. Hier ging het echter als bij aanzienlijke lieden geheel naar de wijze der vaderen.
De jonge vrouw moest gedurende zeven nachten te midden van een kring van zeven maagdelijke vriendinnen slapen, en den volgenden dag werd er nog een groot feest gegeven, waarbij getrommeld en gedanst werd, en de bloedverwanten hun zegewenschen over het jonge paar uitspraken, door hetzelve geluk en voorspoed en bovenal een rijken kinderzegen toe te wenschen. Deze laatste wenschen werden vaak met twee of vierregelige rijmpjes uitgesproken.
Na afloop van dit feest gingen de begeleiders van Ama Laboe voorloopig naar huis, om het jonge paar
| |
| |
later op een door hetzelve bepaalden dag af te komen halen.
In den laten avond van den achtsten dag werd het jonge paar eindelijk door de ouders der jonge vrouw verbonden, om voortaan ‘samen te eten.’
Met ondergeslagen beenen zaten bruidegom en bruid naast elkander op den vloer. Een groote sjaal werd om hen heengeslagen, om aan te duiden, dat zij voortaan te zamen als één mensch zouden zijn. Hun hoofden werden door de ouders der bruid, die alleen met hen in het huis waren, met eenige korrels ongepelde rijst bestrooid, waarbij hun voorspoed en vruchtbaarheid werden toegewenscht. Daarna werd het jonge paar één bord met rijst en visch voorgezet, terwijl het ouderpaar tegenover hen plaats nam.
De vader sprak een gebed uit, waarmede hij de spijzen aan goden en geesten als een offer toewijdde en tevens zegen over het jonge echtpaar afsmeekte. Daarna noodigde hij dit laatste uit, het bord gezamenlijk te ledigen. Toen het daaraan had voldaan was het huwelijk voltrokken. Vuur en licht werden zorgvuldig uitgedoofd en men begaf zich ter ruste.
Een paar dagen later werden Ama Laboe en Na Toeroet door de dorpsgenooten van den eerste afgehaald. Door dezen begeleid begaven zij zich op weg, naar Hoeta Batoe, waarbij de jonge vrouw door haar moeder en eenige vriendinnen een eind weegs uitgeleide werd gedaan.
Na Toeroet paste geheel bij haar echtgenoot. Ook zij was zeer werkzaam en in den tuinbouw wel bedreven. Het jonge paar zou dan ook spoedig tot welstand gekomen zijn, maar helaas ook in Hoeta Batoe konden zij niet blijven.
Hun radja geraakte in oorlog met Pagaran dari. Hij dolf het onderspit en moest even als zijn onderdanen een goed heenkomen zoeken, om aan den dood of de slavernij te ontkomen.
| |
| |
EEN BATAKSCHE BRUID MET HAAR GEVOLG.
| |
| |
Ama Laboe nam nu met zijn vrouw de wijk naar Pasariboe Tobing, waar zijn stamgenooten heerschten. Hij vond een toevluchtsoord in het groote dorp Si Rau, dat aan den rechteroever van de Aek Si Boendong gelegen is.
Land, voor den aanleg van rijstvelden en tuinen geschikt, werd hem hier in groote uitgestrektheid gegeven, want als tot de heerschende marga behoorende had hij recht op een deel van den gemeenschappelijken grond. In vereeniging met zijn vlijtige huisvrouw begon hij dan ook met allen ijver zich weer op land- en tuinbouw toe te leggen, en wanneer zij het werk alleen kon verrichten, zocht hij door visscherij en jacht hun inkomsten te vermeerderen; want hij was een meester zoowel in het vervaardigen en zetten van netten en fuiken als in het spannen van allerlei soorten van strikken.
‘De hand des vlijtigen maakt rijk.’ - Dat ondervonden ook Ama Laboe en zijn vrouw. Zij vonden niet alleen hun dagelijksch brood, maar konden nog menig duitje sparen, zoodat zij na een paar jaren genoeg bezaten, om een mooi, stevig huis te laten bouwen, en daarna van een in achteruitgang geraakten dorpsgenoot ook nog een fraai met snijwerk versierde sopo te koopen.
Daardoor verwierf Ama Laboe zich zulk een aanzien in het dorp, dat hij bij de feestelijke inwijding van zijn woonhuis tot ‘anggi ni radja’ d.i. tot jongeren broeder van het dorpshoofd werd verheven, en daarmede dus deel kreeg aan het dorpsbestuur.
Intusschen wachtte de dochter van Ompoe Nagari nog steeds het tijdstip af, dat haar verloofde zou komen opdagen, om zijn huwelijk met haar te laten voltrekken. Het gerucht van zijn achteruitgang had zich te zijner tijd door het land verspreid, en men had het daaraan toegeschreven, dat hij nog niet was gekomen. Men verwachtte dus, dat hij, na tot betere omstandig- | |
| |
heden gekomen te zijn, wel zou opdagen, te meer daar er van zijn zijde nog nooit een boodschap gekomen was, die aan haar vader berichtte, dat hij van de verbintenis afzag.
Dat het meisje zoolang met geduld op haar verloofde wachtte, moet haar als een bijzondere eer toegerekend worden. De meeste andere Bataksche meisjes zouden, brandende van begeerte om in het huwelijksbootje te stappen, zulks niet gedaan hebben. Zij had echter werkelijk liefde opgevat jegens den jongen man, die door haar vader ter wille van de eer met haar verloofd werd, en daarom kon zij wachten en zich troosten met de hoop, dat hij komen zou. Zelfs het gerucht, dat hij met de nicht van Ompoe Djoeara gehuwd was, had haar die hoop niet ontnomen. Haar was de plaats van tweede vrouw genoeg, zoo zij maar de zijne mocht zijn.
Ama Laboe scheen er echter niet aan te denken, haar werkelijk te huwen, en evenmin dacht hij er aan, de verbintenis af te breken, door de reeds gedeeltelijk betaalde bruidschat terug te eischen. Hij liet de zaak eenvoudig op haar beloop.
Eindelijk bereikte ook het gerucht van Ama Laboe's toenemenden rijkdom de bewoners van Nai Pospos Dolok. Door zijn dochter aangespoord besloot Ompoe Nagari eenige gezanten tot hem te zenden, om hem aan zijn verloving te herinneren. Weldra geschiedde dit dan ook.
Ama Laboe was met de zaak verlegen. Het liefste was het hem geweest, als Ompoe Nagari zijn dochter maar met een ander had laten trouwen, want hij ging er zeer ongaarne toe over, naast zijn trouwe en arbeidzame Na Toeroet nog een bijvrouw te nemen. Hij wilde echter van zijn kant ook de verbintenis met Ompoe Nagari's dochter niet verbreken, omdat zulks waarschijnlijk een aanleiding tot oorlog zou gegeven hebben. Hij zat tusschen twee vuren. Wat zou hij doen?
| |
| |
Na rijp beraad met zijn vrouw en het hoofd van zijn dorp, nam hij het besluit, zich ook met Ompoe Nagara's dochter in het huwelijk te begeven. En zoo geschiedde het.
Zijn tweede vrouw was hem echter niet lang tot last. Nog geen jaar na de voltrekking van het huwelijk stierf zij in haar eerste kraam, en werd naar heidensch gebruik te zamen met het kind, dat zij het leven had geschonken zonder eenig ceremoniëel in het bosch op een goeden afstand van het dorp begraven.
Ware zij niet de dochter van een aanzienlijk hoofd geweest, men zou haar te zamen met het levende kind eenvoudig in de Aek Si Boendong naar zee hebben laten afdrijven, want vrouwen, die onder zulke omstandigheden sterven, worden met de grootste verachting behandeld, en een kind dat bij zijn geboorte de moeder verliest, wordt onmeedoogend medebegraven of weggeworpen, omdat men het onmogelijk acht, zulk een kind in het leven te houden.
|
|