Letterkundig leven in Zeeland in de zestiende en de eerste helft der zeventiende eeuw
(1943)–P.J. Meertens– Auteursrecht onbekendHet onderwijs vóór de reformatieDe toestand en de ontwikkeling van het onderwijs in Zeeland vóór de Reformatie zal wel geheel dezelfde zijn geweest als die in de andere streken van deze Ga naar eind183 landen. De Karolingische schoolwetten onderscheidden de onderwijsinrichtingen van het rijk in dom- of kathedrale, kapittel- of stift-, klooster- en parochiescholen. De eerste beide leidden op voor kerkelijke waardigheden en waren veelal de voorportalen van de hogescholen; de klooster- en parochiescholen gaven wat we tegenwoordig lager en meer uitgebreid lager onderwijs zouden noemen. Daarnaast ontstonden al vroeg, in elk geval in de twaalfde eeuw, in de steden en dorpen scholen buiten kerkelijk verband, waar leke-onderwijzers de jeugd de beginselen van de lees-, schrijf- en rekenkunst bijbrachten. De parochiescholen, oorspronkelijk bestemd voor de kinderen van één parochie, waren het meest bezocht, en om die reden hebben in de veertiende eeuw of nog vroeger een aantal steden, o.a. Middelburg, zich van het beheer over deze scholen meester gemaakt. De parochiescholen werden daardoor tot stadsscholen, die uiteraard de bijzondere steun van de overheid genoten en ten koste van de kerkelijke scholen tot grote bloei kwamen. Te Middel- | |
[pagina 48]
| |
burg bezat de stad al vóór 1365 - het jaar waaruit de oudste stadsrekening is bewaard - het begevingsrecht van de school, dat in 1469 door Karel de Stoute nog eens nadrukkelijk werd erkend. Hoezeer ze prijs stelde op dit oude recht, bleek bij de benoeming van Nicolaus de Castro tot bisschop van Middelburg, die ze niet binnen haar muren wenste te ontvangen voordat de Regentes verklaard had, dat deze benoeming aan dit privilege geen afbreuk zou doen Ga naar eind184. Ook in de andere Zeeuwse steden kwam dit recht in de veertiende, in Tolen echter pas in de vijftiende eeuw aan de stad Ga naar eind185. Wel bezat Zeeland een twaalftal dom- en kapittelkerken, maar de schoolwetten van het concilie van Lateranen bepaalden dat slechts aan die kerken scholen verbonden mochten zijn, die tot in de elfde eeuw als zodanig gesticht waren, wat in Zeeland alleen met de Middelburgse Praemonstratenser-abdij het geval was. Aan de kapittelschool van deze abdij zal dus omstreeks 1475 de bekende wiskundige Paulus van Middelburg (1445 - 1553) korte tijd dialectiek en theologie onderwezen hebben. Hij is een van de weinige figuren van enige betekenis, die we in de voorreformatorische tijd aan een Zeeuwse school aantreffen. Het overgrote deel der leerkrachten, zelfs dergenen die als rector aan de Middelburgse stads- of Latijnse school verbonden waren, zal in wetenschappelijk opzicht wel niet uitgeblonken hebben. In vergelijking met andere scholen, in 't bijzonder die van de Broeders des Gemenen Levens, waren de Zeeuwse, voor zover we hun geschiedenis kunnen nagaan, achterlijk. De Middelburgse maakt daarop geen uitzondering. Wanneer de leden der stadsregering de stukken betreffende de aanstelling van Nicolaus de Castro tot bisschop ontvangen, verzoeken ze dat die uit het Latijn in het Nederlands vertaald zullen worden, ‘alsoe zy altegaeder geen Latijn en verstonden’ Ga naar eind186. De Middelburgse abten waren, zoals Busken Huet hen immers gekarakteriseerd heeft, meer mannen van de wereld dan van de wetenschap, en het merendeel van hen zal zich voor het onderwijs maar matig geïnteresseerd hebben.
| |
Nicolaes van BroekhovenToch vinden we in de eerste helft van de zestiende eeuw, de bloeitijd van het Humanisme, onder de Middelburgse rectoren er althans twee, die zonder zelf geleerden van formaat te zijn, toch in wetenschappelijke kringen verkeerden. De eerste is Nicolaes van Broekhoven (1478 - ±1556) Ga naar eind187, afkomstig van 's-Hertogenbosch (Buscoducensis). Deze geestelijke studeerde te Leuven, waar hij in 1503 magister artium werd. Van 1514 tot 1517 was hij rector van de Latijnse school te Middelburg; in het laatstgenoemde jaar werd hij ludimagister te Antwerpen. In 1522 werd hij door de inquisitie gevangen genomen, enkele dagen na zijn vriend Johannes Grapheus. Beiden werden veroordeeld en gedwongen hun ketterse leerstellingen openlijk te herroepen. Van Broekhoven leidde vervolgens enkele jaren een zwervend leven; later ging hij over tot het Protestantisme, waarna hij eerst in Bremen, later, van 1540 tot 1548, rector van de beroemde Latijnse school van Wezel werd. Hij stierf omstreeks 1556 te Blankenburg in de Harz. Tijdens zijn Antwerpse periode had hij omgang met Erasmus en Petrus Aegidius, de secretaris van de Scheldestad. In 1517 verscheen een door laatstgenoemde Humanist ingeleide vertaling van Erasmus van enkele dialogen van Lucianus uit het Grieks in het Latijn, die in 't bijzonder voor de school bedoeld was, met scholia van Van Broekhoven. Omstreeks 1519 gaf hij de ‘Curculio’ van Plautus, omstreeks 1520 de ‘Rudens’ van deze auteur met scholia uit. Voor de editie van de ‘Curculio’ schreef Hadrianus Cordatus een | |
[pagina 49]
| |
εξαστιχον; klaarblijkelijk hebben deze beide humanistische geestelijken te Middelburg een vriendschap gesloten, die haar oorsprong vond in beider ontvankelijkheid voor de nieuwe ideeën, die in deze tijd baan breken.
| |
Levinus LiniusEen rector van wie we eveneens mogen aannemen dat hij, wat het peil van zijn ontwikkeling betreft, een uitzondering ten goede is geweest, is Levinus Linius Gandavensis († 1533) Ga naar eind188, die van omstreeks 1523 tot zijn dood de Latijnse school te Middelburg bestuurde. Voor die tijd was hij ondermeester of conrector (‘hypodidascalus’) van de Latijnse school van Antwerpen, waar hij met zijn rector deel uitmaakte van de oudste Humanistenkring. Het blijkt uit zijn medewerking aan de zojuist genoemde schooluitgave van de dialogen van Lucianus (1517) en aan de beide Plautus-uitgaven van Van Broekhoven (± 1519), uit de lofrede die hij schreef voor het ‘Confessionale’ (1519) van Godschalc Rosemondt (±1480 - 1526) van Eindhoven, sinds 1520 rector van de Leuvense hogeschool, en uit zijn Latijnse elegie voor het drama ‘ Grisellis’ (1519) van de Gentse paedagoog Eligius Houckaert (1488 - 1544). Bovendien gaf Linius, eveneens in zijn Antwerpse periode, een voor het onderwijs bestemde verzameling disticha (1522) uit van klassieke en moderne auteurs.
Aan de Latijnse school van Zieriksee was omstreeks 1525 de humanistische geleerde Wilhelmus Sagarus († 1538) als rector verbonden; over hem, de oudst bekende rector van deze school, werd al in ander verband gesproken. Een tijdgenoot van hem was Nicolaes van de Put (Puttus) Ga naar eind188a, die in 1512 schoolmeester was te Goes. Hij was een leerling van Hadrianus Barlandus, die hem zijn ‘Pluscule Esopi fabulae’ (1512) toezond. De bij het boekje gedrukte begeleidende brief spreekt van het grote succes waarmee Puttus de Goese jeugd onderwees, en dat hij dit als Latijns schoolmeester deed, blijkt daaruit dat Barlandus de fabels van Aesopus via zijn leerling aan de studerende jongelingschap van Goes toezond, en daarbij de hoop uitsprak dat Puttus die aan zijn leerlingen tot hun verstandelijk en zedelijk heil zou uitleggen. Overigens is ons over deze paedagoog al even weinig bekend als over de school, waaraan hij, waarschijnlijk als rector, verbonden was. Al in de oudstbewaarde stadsrekening van Middelburg, die van 1365/66, vinden we melding gemaakt van een spel, dat onder leiding van mr. Clais die scoelmeester op Zondag na Driekoningen door diens leerlingen werd opgevoerd. In de zestiende eeuw hadden deze vertoningen te Middelburg gewoonlijk op Nieuwjaars- en Driekoningenavond op het stadhuis plaats voor de leden van de stadsregering. Zo ontving, om slechts één voorbeeld uit de stadsrekeningen te noemen, meester Querynsz in 1538 een beloning ‘over dat hy die kinderen op nyeuavont en dertienavent heeft doen spelen naar oude costume’. Onder het rectoraat van Bernaert Wenneckers (1547 - 1559) en Jason van Langemeersche (1559 - 1569) hadden opvoeringen in het Latijn plaats, waarschijnlijk dus van Latijnse schooldrama's. Of de rectoren die zelf samenstelden of van anderen overnamen, is niet bekend. De enig bekende Zeeuwse dichter van Latijnse schooldrama's, Jacobus Zovitius (± 1512 - ?) van Dreischor, is niet in zijn geboorteland, maar in Brabant werkzaam geweest.
| |
Zeeuwse studentenZij die na de ‘grote school’ doorlopen te hebben hun studie wilden voortzetten gingen in de voorreformatorische tijd hetzij naar een der frater- | |
[pagina 50]
| |
scholen, te Deventer, Harderwijk, Alkmaar of waar ook gevestigd, ofwel naar een der universiteiten, waarvan West- en Midden-Europa er in de late Middeleeuwen vele telde. In de matrikels van deze universiteiten vindt men tal van namen van studenten uit een groot aantal dorpen en steden van Zeeland, als bewijs dat ook deze streek deelnam aan het kulturele leven der late Middeleeuwen Ga naar eind189. In de twaalfde en dertiende eeuw vinden we al vele Nederlanders in het buitenland, vooral in Italië (Bologna, Padua, Ferrara en Perugia) en in Parijs, studeren; in de volgende eeuwen ontmoeten we ze ook elders, in Orleans, in Praag, in Heidelberg, Erfurt, Rostok en vooral in Keulen, in Oxford en na 1426 in Leuven, dat als enige Nederlandse universiteit uiteraard de meeste Nederlanders, en dus ook de meeste Zeeuwen tot zich trok. Aan de beroemde universiteit van Parijs (± 1150 gesticht) vindt men vooral van de vijftiende eeuw af geregeld Zeeuwse studenten Ga naar eind190. In Orleans (± 1200 gesticht) studeerde men in later tijd vooral rechten Ga naar eind191. Hier voltooide o.a. Wilhelmus Sagaruszijn studie. In de vijftiende eeuw werd de universiteit van Parijs ook wat het aantal studenten uit Nederland betreft overvleugeld door die van Keulen (1388 gesticht). In de eerste tachtig jaren van haar bestaan vinden we er omstreeks 400 Zeeuwse studenten, waaronder 129 uit Zieriksee, 42 uit Goes, 29 uit Reimerswaal, 28 uit Middelburg, 21 uit Telen, 20 uit Kloetinge en evenveel uit Duiveland. Opvallend is het overwicht van Zieriksee, opmerkelijk het grote aantal studenten uit een dorp als Kloetinge, waarvan de oorzaak ons duister is Ga naar eind192. Na de oprichting van de Leuvense hogeschool vermindert het aantal Nederlandse en Zeeuwse studenten, dat naar Keulen trekt, onmiddellijk. De enkele jaren oudere universiteit van Heidelberg (1386 gesticht), trok zowel vóór als na haar reformatie in 1559 eveneens vele Nederlanders tot zich, maar weinig Zeeuwen Ga naar eind193. De hogeschool van Rostok (1419 gesticht) was in de vijftiende eeuw onder de Duitse universiteiten na die van Keulen de drukstbezochte, maar ook hier vinden we maar enkele Zeeuwen, uit Middelburg en Zieriksee Ga naar eind194. Ook voor Leipzig (1409 gesticht), waar de Nederlanders trouwens zelden heen trokken, was uit Zeeland weinig belangstelling Ga naar eind195. Toen in 1426 te Leuven de eerste hogeschool in de Nederlanden werd opgericht Ga naar eind196, toog begrijpelijkerwijze de grote stroom van studenten uit deze landen in het vervolg vooral naar deze Brabantse universiteit, die niet alleen zoveel dichter bij huis was gelegen als de meeste buitenlandse, Keulen uitgezonderd, maar die bovendien aan de studenten vele voorrechten schonk. Van stonde aan trekken ook de Zeeuwen naar Leuven, waar ze tezamen met de Hollanders, de Utrechtenaren en de Friezen de Natio Hollandiae vormden. Al in de eerste kwarteeuw van haar bestaan telde de hogeschool een kleine driehonderd studenten uit Zeeland, waaronder 35 uit Zieriksee, 23 uit Middelburg, 15 uit Goes, 14 uit Reimerswaal, 12 uit Wemeldinge, 11 uit Sint-Maartensdijk en evenveel uit Wissekerke. Zieriksee blijkt ook hier het grootste contingent bij te dragen. Ook onder de docenten vinden we al dadelijk vele Zeeuwen: Johannes Cats, Johannes de Cloettinghen, Christoferus de Hamstede, Petrus de Renisse, Laurens Petri de Reymerswael (of de Zelandia), Nicolaus Lamberti de Valkenisse, Gilles de Wemeldingen en zijn broer Joannes Rant de Wemeldingen, en Balduinus Heinrici de Ziericxzee waren allen al aan de universiteit verbonden eer deze haar tweede lustrum had gevierd. Tot het begin van de Opstand is deze stroom van professoren en studenten naar Leuven blijven voortvloeien, en meer dan aan enige andere hogeschool heeft het voorreformatorische Zeeland aan deze universiteit te danken. |
|