Aardig Antwoord.
't GEbeurde eens datter eenige jongens kaatsten of kolfden tegen de deur van een Waal, diens wijf in de kraam lag. De Waal, verstoort uyt loopende, ende de jongens van daar gejaacht hebbende, soo sey hy tegen het volk, dat daar voor de deur stont: Ik ben te beklaag die schelm klops met die kloot voor mijn wijfs poort, sy hebbe geen rust.