Geestige streek van een Banqueroetier.
EEn voornaam Koopman tot Amsterdam, na dat hy geweldig gekoopmanschapt hadde, bevont sich op 't eynde ten achteren. Sulks dat hy sijn Goethebbers, die hem dagelijks quamen manen, niet langer en wist uyt te stellen, waar door hy buyten geloof en hopeloos geworden zijnde vermits hy geen herstellen aan sijn verloop sag, soo bedacht hy hem en nam voor den genen plaats te maken die gelukkiger als hy waren: Doch al voor hy dus sijn Vaderland gesint was te verlaten, soo nooden hy als sijn Goedhebbers tot sijnen huyse, die hy daar magnificq en seer wel tracteren. Als nu 't laatste gerecht op Tafel quam, seide hy: Mijn Heeren maakt u vrolijk, dit is 't al dat gy hebben sult. Dese woorden meenden sy dienden tot de tegenwoordige Maaltijt, maar hy, den naasten morgen al 't beddestroo voor hun latende, dede hun den eygen uytleg sijner gesproken woorden, die den Goedhebbers het bankquet van lacchen tot hun genoten Maaltijd toevoegden.