| |
| |
| |
Het geld uit de grond
Ramdas zit naast het bed van zijn vader. Vader is al oud en ook een beetje ziek. Dat is jammer. Maar oude mensen zijn vaak ziek en zwak. Dat weet Ramdas, daarom is hij niet erg verdrietig.
‘Ramdas’, zegt vader, ‘luister goed. Ik heb een sodabeschuitblik met geld in de tuin achter het huis begraven. Als ik er niet meer ben, delf dit geld op. De helft is voor jouw en de andere helft moet je verdelen voor arme en gebrekkige kinderen.’
‘Dank je wel, vader’, zegt Ramdas zacht en hij loopt naar buiten.
Hij loopt het bruggetje over naar tante Joosje's huis toe. Hij klopt op de deur. ‘Kon, mi dja’, roept tante Joosje die voor de deur op een bankje zit. ‘Hoe is het met je vader?’, vraagt tante Joosje.
‘Een beetje ziek’, zegt Ramdas.
Zo praten tante Joosje en Ramdas enkele uurtjes met elkaar verder tot de zon onder gaat.
De volgende morgen gaat Ramdas aan
| |
| |
het werk. Hij loopt langs de goot en schopt tegen de steentjes die er liggen. Nu nog het hoekje om. Hij ziet de schoorsteen van de bakkerij al. Hij stapt flink verder.
‘Dag baas’, groet hij even later en hij pakt een fiets die in een hoek van de bakkerij staat. Hij vult zijn baskiet met broden. Daarna neemt hij de lijst met adressen waar hij straks de broden moet brengen fietst fluitend de straat op. Hij gaat de Hogestraat in, dan de Waaldijkstraat, de Gemenelandsweg en zo verder.
Als Ramdas om vier uur 's middags thuiskomt staat tante Joosje op hem te wachten. Tante slaat hem bemoedigend op zijn schouders en zegt: ‘Je vader is al oud en je zou toch eens afscheid van hem moeten nemen. En als een mens lang ziek is, is dood gaan soms een goede oplossing.’
‘Ja’, zegt Ramdas, ‘en ik ben al oud genoeg om op eigen benen te staan. Ik ben al twintig. Straks zal ik een gezin stichten. Dat wilde mijn vader al lang. Maar ik wilde nog wat geld sparen.’
| |
| |
Tante Joosje geeft hem een zachte duw.
‘Ga vlug naar binnen. Het is misschien de laatste keer dat je met je vader kan praten.’
Ramdas gaat naar binnen. Hij ziet zijn vader liggen.
‘Vader’, zegt hij. Vader doet zijn ogen open en zegt:
‘Mijn jongen, gebruik het geld in de tuin nuttig.’
Dan doet hij zijn ogen weer dicht. Ramdas gaat op een bank zitten en kijkt naar zijn vader.
‘Ik ben al groot en vader was toch vaak ziek’, spreekt hij zichzelf moed in. Tante Joosje heeft gelijk.’
Toch is Ramdas verdrietig. Straks zal hij alleen zijn.
Alleen? Toch niet, want Ramdas heeft een vriendinnetje aan de Duisburgweg, waarmee hij zal gaan trouwen. Dat is helemaal met de vader van Sila besproken. Maar het grote feest kost veel geld, daarom moest hij nog even wachten. Vorige week is Ramdas naar de grote winkels geweest. Als hij alles op een rijtje zet zoals de huur van
| |
| |
een mawher, een mooie hoofdtooi en een djora djama, een mooie trouwjas. En als hij de huur van auto's en andere dingen bijvoorbeeld het maken van roties, bara en goegrie erbij optelt. Dan wordt het een heel groot bedrag. Zoveel geld heeft hij nog niet. Maar over enkele weken zal het wel zover zijn. Ramdas spaart de helft van zijn salaris. Hij had graag meer willen sparen maar hij moest rijst, melk en andere dingen voor vader en zichzelf kopen. Brood neemt hij mee uit de bakkerij.
Alle verdrietige dagen zijn voorbij en ook enkele vrolijke.
Ramdas is intussen getrouwd met het lieve meisje uit Duisburg.
Het huis was zo leeg geworden na zijn vaders dood. Dat kon hij niet aan. Tante Joosje had tegen hem gezegd: ‘Ramdas trouw heel rustig. Er hoeft niet altijd groot feest te zijn. Je hebt iemand nodig om je te helpen het huis te onderhouden en je bent jong. Je hebt ook een metgezel nodig, iemand die even oud is als jij en waarmee je gezellig kan praten.’
| |
| |
Daarom is Ramdas heel rustig getrouwd. Het is nu al zes maanden geleden.
Op een zonnige dag als ze samen op een bankje voor het huis zitten, zegt Ramdas tegen Sila: ‘Mijn vader sprak me over een geldtrommel die hij in de tuin begraven heeft. Waar denk je dat die zal zijn?’ Ja dat is een probleem. Omdat ze het geen van beiden weten, zegt Sila:
‘Vraag het maar aan tante Joosje. Oude mensen weten het vaak beter?’ Dat doet Ramdas. Hij loopt de drempel af over het paadje en als hij over het bruggetje loopt, ziet hij tant Joosje al. Haar hoofd gaat op en neer. Hij weet al waarmee ze bezig is. Ze wast kleren met een wasplank. Als ze Ramdas ziet, stopt ze met wassen. ‘Hoe is het met Sila?’ vraagt ze. Als ze verneemt dat het goed gaat, veegt ze haar handen aan haar schort af terwijl ze op de bank naast het huis gaat zitten. Ze wenkt Ramdas ook naast haar plaats te nemen. Ze voelt aan dat Ramdas een probleem heeft, daarom wacht ze rustig af tot hij ermee voor de dag
| |
| |
komt. Dan vertelt Ramdas over het geld en vraagt waar zij denkt dat het kan zijn. Tant Joosje brengt haar hand naar het voorhoofd en denkt even na.
‘Hoeveel bedden zijn er in de tuin?’, vraagt ze.
‘Acht’, zegt Ramdas.
‘Weet je wat je moet doen? Koop een spitvork en spit het eerste bed om.
‘Misschien zit het daaronder’, zegt tant Joosje. Ja, dat kan waar zijn. Even later bedankt hij tant Joosje en vertrekt.
‘Dat zal ik doen. Morgen begin ik al’, denkt hij. Hij loopt heel opgewekt naar huis om dat aan Sila te vertellen. Als Sila het hoort is ze erg blij. Ze wist wel dat tant Joosje goede raad zou geven.
De volgende dag als Ramdas van het werk komt heeft hij een spitvork in zijn hand. Hij eet smakelijk en gaat direkt naar de tuin. Hij spit een groot deel van het bed om en besluit morgen verder te gaan.
‘Aj baja, ik heb lang niet zo hard gewerkt. Ik zou stijf worden van alleen
| |
| |
maar broodjes leveren’, denkt hij. Hij voelt zich moe, maar gezond. Hij neemt eerst een fris bad en eet twee broodjes achter elkaar op. De volgende dag spit hij weer verder en na twee dagen is hij klaar.
's Avonds als hij gebaad is en gegeten heeft, neemt hij een kokolampoe en gaat naar tant Joosje toe. Ramdas vertelt haar dat hij klaar is met omspitten maar niets gevonden heeft. ‘Dat is jammer’, zegt ze. ‘Weet je, nu je het al omgespit hebt is het zonde om het te laten staan. Gooi wat zaad er over en spit daarna het tweede bed om. Wie weet, misschien zit het geld daaronder’.
‘Dat kan waar zijn’. Daarom zaait Ramdas pesie op het eerste bed en begint meteen aan het omspitten van het tweede. Na een week heeft hij nog niets gevonden, maar dat is niet erg. Fluitend begint het derde bed om te spitten. Als hij aan het vierde bed bezig is, zijn de pesies rijp. Hij gaat naar tant Joosje toe om te vragen wat hij daarmee moet doen.
‘Verkopen’, zegt ze. Ramdas is de
| |
| |
volgende dag verrast. Hij heeft drie zakken pesie verkocht en heeft er vijftig gulden voor gehad. Hij zet het geld in een beschuittrommel. ‘Dat mag je niet gebruiken’, heeft tant Joosje gezegd.
Zo verstrijken de weken van omspitten, zaaien, oogsten en verkopen. Sila is blij dat Ramdas niet meer zo suf thuis zit na zijn werk in de bakkerij. Daarom gaat ze graag mee naar de tuin. Als de pinda's verkocht zijn gaat het geld ook in de trommel. Wat kunnen Ramdas en Sila goed met elkaar opschieten! Er is ook geen tijd meer voor dingen die ruzie kunnen veroorzaken. Ramdas gaat nooit in een bar alcohol drinken. Hij komt daarom ook nooit dronken thuis. Hij gaat ook niet met andere vrouwen op stap, want dat past een man die getrouwd is niet. Ramdas en Sila zijn steeds aan het werk. 's Morgens brengt Ramdas de broodjes voor de mensen en Sila maakt het huis schoon, kookt en wast de vuile kleren. In de middag werken ze samen in de tuin. Als ze binnen komen eten ze allebei flink,
| |
| |
drinken een glas melk en gaan slapen om uit te rusten van de vermoeiende dag.
Als Ramdas klaar is met het omspitten van het laatste bed gaat hij aan de kant zitten. Sila is nog bezig de kousebanden te oogsten. Ze zet telkens een bosje onder de manjaboom en loopt terug. Ramdas trekt aan een sigaret en kijkt de rookwolken na. Het is een mooie zonnige middag geweest. Door de bladeren van de bomen ziet hij de zon ondergaan.
‘Wat mooi al die kleuren!’ Sila komt naast hem zitten. Ze kijkt ook naar het prachtig schouwspel.
‘Ben je klaar?’, vraagt Ramdas.
‘Ja’, zegt ze. ‘Wanneer zal je ze gaan verkopen?’.
‘Morgenochtend’, antwoordt Ramdas.
‘Hmm, dan moeten ze vanavond vastgebonden worden’. Dat is waar. Ze hebben nog een werkje te doen voor ze naar bed kunnen gaan. De kousebanden moeten eerst uitgezocht worden en dan in bosjes gebonden. De
| |
| |
langere stengels bij elkaar en de kortere stengels bij elkaar. Zo alleen koopt de koopman ze zonder problemen op. Ramdas houdt niet van moeilijkheden. Hij gaat om vijf uur 's morgens naar de markt en om zes uur moet hij weer thuis zijn om zich om te kleden. Als hij om half zeven naar de bakkerij loopt, ziet hij er keurig netjes uit. Stel je voor dat hij er niet fris uit zou zien, dan zouden de mensen de broodjes niet lusten. Dat weet Ramdas.
Als Ramdas de volgende middag de guldens van de kousebanden in de trommel heeft gedaan, en Sila de tafel dekt, zegt Ramdas: ‘Sila weet je nog waarvoor we de tuin begonnen om te spitten?’ Wat een vraag Sila denkt even na., Men spit de grond toch om, om groenten te planten. Waarom vraag je dat eigenlijk?’, vraagt ze terwijl ze omkijkt.
‘Ik vertelde je toch dat mijn vader over een trommel met geld sprak’.
‘O ja, dat is waar. Maar het is ook al een tijd geleden’.
‘Ik denk daar ook pas nu weer aan.
| |
| |
Ik heb gisteren het achtste, dus laatste bed omgespit. Zal mijn vader mij voor de mal gehouden hebben? Vader was dat niet gewoon’.
Na het eten heeft hij nog geen oplossing gevonden, daarom gaat hij met Sila naar tant Joosje toe. Nadat ze over ditjes en datjes gesproken hebben vertelt Ramdas waarvoor ze gekomen zijn. Hij zegt: ‘Ik heb de hele tuin omgespit maar niets gevonden’.
‘Wat wilde je vinden?’, vraagt tant Joosje.
‘Vader sprak over een trommel met geld’. Tant Joosje kijkt Ramdas en Sila lachend aan.
‘Ga naar huis’, zegt ze aan Ramdas, en breng de trommel met het geld van de verkochte groenten hier’. Dat doet Ramdas.
Als hij enkele minuutjes later de trommel met geld op tafel zet, zegt tant Joosje terwijl ze naar de trommel wijst. ‘Dit is de trommel met geld waar je vader over sprak’. Ramdas en Sila kijken elkaar aan, dan barsten ze beiden in lachen uit.
| |
| |
‘Wat zijn ze dom!’ Dat is waar. Nu hebben ze een trommel met geld dat ze kunnen gebruiken en ook kunnen ze een deel daarvan aan arme kinderen geven. Ramdas en Sila hebben er geen nadeel van ondervonden. Ze zijn juist fris en gezond van het werken. Tant Joosje heeft gelijk gehad en Vader ook. Dat geld lag werkelijk in de tuin.
|
|