Toen het vakantie was
(1999)–Cynthia McLeod– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 38]
| |
Een ontdekkingEen week later zat Whitney alleen op het bankje onder de boom; ze verveelde zich want ze had niemand om mee te spelen. Gracia was met haar moeder naar de stad; Mariska en Rachelle logeerden bij hun vader op Billiton; de jongens waren druk bezig om van een houten krat een auto te maken. Marcel hielp daarbij en ze hadden gezegd dat het niets voor meisjes was. Whitney had een plastic cup in de hand en likte nog eens nadrukkelijk aan het lepeltje, dat daarin stak. Lekker was dat geweest; ze had net van oma gestoofde appels gekregen. Toen ze laatst zoveel appels hadden, konden ze niet alles opeten en oma had wat met suiker gestoofd. Whitney stond op en liep naar oma's huisje. ‘Oma, mag ik nog wat gestoofde appel?’ vroeg ze. ‘Ik heb niet meer, mi guduGa naar voetnoot1, het is het laatste wat je daarnet hebt gehad,’ zei oma. Wat jammer, dacht Whitney; net nu het zo lekker was. Als er nog appels waren, kon oma nog meer stoven. Weet je wat? Ze zou naar het erf van baas George gaan en nog wat appels plukken. Durfde ze eigenlijk wel? Ach, natuurlijk durfde ze; er was eerst toch ook niets gebeurd. Er waren vast geen spoken. | |
[pagina 39]
| |
Even later was ze op het buurerf en liep onder de appelboom. Ze raapte wat op van de grond maar die zagen er van binnen allemaal bruin uit; vast bedorven. Ze moest goede appels hebben, dus plukken van de boom. Iets verder, achter een paar struiken hing een tak bijna op de grond; die moest ze hebben. Ze liep erheen, trok de tak naar beneden en plukte appels. Opeens hoorde ze wat. Wat was dat? Stemmen! Fluisterende stemmen. ‘Ik zeg je toch dat hier niemand komt,’ hoorde ze een stem zeggen; een andere stem zei: ‘Als er wel iemand hier komt, dan vermoord ik hem en jou ook.’ Whitney schrok! Wie waren dat? Stel je voor dat ze haar zagen. Ze had het duidelijk gehoord: Als er wel iemand komt, vermoord ik hem en jou ook. Ze was bang, ze mocht beslist niet gezien worden. Ze hurkte neer achter de struiken en bleef doodstil zitten; ze hoorde de stemmen nog, maar er werd zachtjes gesproken en ze kon het niet verstaan. Maar toen klonk opeens weer: ‘Je weet toch zeker dat niemand hier komt, als iemand hier komt, m'o kiri'en; net leki fa na owru kel kiri.’Ga naar voetnoot1 | |
[pagina 40]
| |
Het hart klopte Whitney in de keel, haar tanden klapperden; ze was doodsbang en bad vurig dat die mannen alsjeblieft niet zouden merken, dat zij daar zat. Na een poosje hoorde ze hoe de mensen weggingen en over het bruggetje liepen; ze keek voorzichtig vanaf haar schuilplaats en zag niemand. Ze dacht helemaal niet meer aan appels en ging snel van het erf weg. Ze durfde niets aan oma of haar ouders te vertellen maar nam zich voor om zeker niet meer naar dat erf te gaan.
De volgende dag was Gracia er weer. De auto van de jongens was nog niet af; Soeresh en Ashok zouden nog een paar lege blikken zoeken om er wielen van te maken, maar hadden die nog niet. ‘Ik heb iets ergs gehoord, iets vreselijks,’ zei Whitney, toen ze weer met zijn allen op het bankje onder de amandelboom zaten en ze vertelde wat ze de vorige dag op het erf van baas George gehoord had. ‘Heb je niet gezien wie dat waren?’ vroeg Soeresh. ‘Nee, ik durfde niet te kijken,’ zei Whitney. ‘Waren het twee of drie stemmen?’ vroeg Ashok maar ook dat wist Whitney niet. ‘Ik heb er niets mee te maken, ik ga gewoon,’ zei Soeresh. | |
[pagina 41]
| |
‘Ik ook; ik ben niet bang,’ riep Ashok. ‘Ik durf niet,’ zei Whitney angstig. ‘Ach, je zegt zelf dat ze je niet gezien hebben. Denk je dat iemand zomaar vijf kinderen iets zou kunnen doen? Hij zou niet durven, kom!’ zei Soeresh. Met zijn allen gingen ze weer naar het erf van baas George; Whitney en Gracia helemaal achteraan. ‘Kijk, daar is mijn plastic zak nog,’ zei Whitney en raapte de zak vol appels op. Ze plukten nog meer en zouden net weggaan, toen Soeresh riep: ‘Kijk, hier kan je naar binnen kijken.’ Om de beurt gingen ze bij het raam staan waar je net door een kiertje van het gordijn naar binnen kon kijken. ‘Griezelig hè?’ zei Gracia, maar de jongens vonden dat niet.
Ze aten van de appels en Whitney bracht een aantal naar oma. ‘Ik zal zien of ik suiker heb om nog wat te stoven,’ zei ze. ‘Whitney en Brian binnenkomen, jullie moeten in het bad; het is al zes uur,’ riep hun moeder na een poosje. ‘Ik ga ook naar huis,’ zei Gracia. Ze liep naar huis en zag haar broer Dennis op straat met iemand praten; dat was Modo. | |
[pagina 42]
| |
‘Mi no sabi,Ga naar voetnoot1’ hoorde ze haar broer zeggen terwijl ze langs hen liep. Even later kwam Dennis achter haar aan. ‘Ik zeg aan ma, dat je toch met Modo praat,’ zei Gracia. ‘Ik praat niet met hem, hij vroeg me iets maar ik weet 't toch niet,’ zei Dennis en trok zijn schouders op. ‘Ach die vent dyaftGa naar voetnoot2 met al zijn modokleren; je moest zien hoe hij iedere keer zijn voet vooruitstak, alleen dat ik zijn nieuwe Nikes kon zien.’ Mama had al gekookt; Gracia ging eerst in het bad en at daarna smakelijk van de rijst met boulanger, die mama voor haar had klaargezet. In bed luisterde ze naar de radio; zachtjes zong ze alle liedjes mee en zo sliep ze in. Opeens werd ze wakker; ze hoorde mama iets zeggen. Gracia keek op; mama lag niet op haar bed maar stond bij het raam en keek naar buiten. ‘Wat is er, ma? Wat zeg je? Wat is daar?’ vroeg Gracia slaperig. ‘Je broer had gelijk, kijk het is net of er een licht in dat huis van baas George beweegt.’ ‘Een geest ma, is het een geest?’ vroeg Gracia. Ze stond op en ging naast haar moeder bij het raam staan. | |
[pagina 43]
| |
‘Kijk daar,’ zei mama. Ja, Gracia zag het ook; heel flauw was het alsof er een lichtje achter de gordijnen bewoog. ‘Misschien zoekt iemand iets daar,’ zei Gracia. ‘Wie dan, zo laat 's avonds en alles is dicht,’ zei mama. ‘Ik bemoei niet, hoor, zorg jij maar dat je daar niet gaat!’ Gracia zei niets; ze dacht aan de stemmen die Whitney gehoord had maar ze durfde dat niet aan mama te vertellen. Ze ging weer liggen maar het duurde nog even voor ze weer insliep. Twee dagen later waren ook Mariska en Rachelle terug. ‘Nog vier dagen, dan is de vakantie voorbij,’ zei Gracia. ‘Wij hebben nieuwe schoenen,’ zei Mariska, ‘en een nieuwe tas en etui en stiften en ook kleurpotloden,’ zei Rachelle, ‘heeft mijn moeder uit Holland voor ons gestuurd.’ ‘Ik krijg ook nieuwe schoenen,’ zei Whitney. ‘We hebben veel appels geplukt en gisteren hebben we gestoofde appels van Whitney's oma gekregen,’ zei Gracia. ‘Zijn er nog appels?’ vroeg Mariska. ‘Een paar,’ zei Ashok, ‘zullen we gaan plukken?’ ‘Ik heb dat licht zien bewegen verleden avond,’ zei Gracia, ‘mijn moeder heeft het ook gezien. Griezelig hoor!’ | |
[pagina 44]
| |
‘Was het een spook of een geest?’ vroeg Mariska. ‘Ik weet het niet, maar mijn moeder heeft gezegd dat we niet daar moeten gaan,’ zei Gracia. ‘Spoken en geesten bestaan niet,’ zei Soeresh, ‘als er licht in dat huis beweegt, dan is iemand daar binnen. Misschien zijn het die mensen, die Whitney had gehoord.’ ‘Ja, maar hij zei dat niemand daar mocht komen,’ zei Whitney. ‘Wat! We gaan gewoon en als iemand ons vraagt wat we daar doen, dan zeggen we dat baas George zijn zoon heeft gevraagd dat we op dat erf letten,’ zei Soeresh. ‘Ja, we letten op het erf,’ riep Ashok. ‘En we houden het schoon,’ riep Brian, ‘laten we een hark meenemen, om onder de boom te harken.’ Hij haalde uit hun schuurtje een bladerhark en met zijn allen gingen ze naar het erf van baas George. Er waren niet veel appels meer; de grond lag bezaaid met rotte en half vergane vruchten en aan de hoogste takken waren er nog een paar. ‘Ik ga in de boom,’ zei Ashok. ‘Ik ook,’ riep Brian. ‘Nee man, doe niet,’ zei Gracia maar de jongens waren al in de boom en even later gooiden ze vruchten naar beneden. Whitney had de hark gepakt en begon te harken. | |
[pagina 45]
| |
Ondertussen was Soeresh naar het huis gelopen; hij ging weer even naar binnen kijken. Hij keek... deed een stap naar achteren, knipperde even met zijn ogen en keek weer. Toen riep hij zachtjes!' ‘Psssst, kom kijken.’ Gracia was er het eerst. ‘Kijk binnen,’ zei Soeresh en ging een stap opzij zodat Gracia kon zien. Gracia keek en riep geschrokken: ‘Mijn gunst!’ ‘Wat zie je?’ vroeg Soeresh. ‘Radiocassettes, video's, televisies,’ fluisterde Gracia, ‘zoveel!’ | |
[pagina 46]
| |
‘Van wie zijn die dingen?’ ‘Laat mij ook zien!’ riep Whitney en Mariska wilde ook zien. ‘Oooh!’ riep Whitney. ‘Die dingen waren toch niet van baas George?’ vroeg Mariska. Soeresh schudde het hoofd. ‘Laatst hebben we ook gekeken, had je toen deze dingen gezien? Ik denk dat dieven ze hier zijn komen bewaren; psst Ashok, Brian, kom!’ De twee jongens waren al uit de boom en kwamen aangehold. Ook zij keken door het spleetje. ‘Mi jee!’ riep Brian, ‘zoveel!’ ‘Gestolen spullen van dieven,’ riep Ashok. ‘Ssst,’ zei Soeresh en deed zijn vinger op de mond. ‘Laten we weg gaan van hier,’ fluisterde Gracia. ‘Ja, kom weg,’ fluisterde Whitney, ‘stel je voor dat die dieven nu ergens schuilen en ons zien. Kom weg!’ en ze liep resoluut van het erf af; de anderen achter haar aan. ‘We moeten naar de politie gaan,’ zei Whitney, toen ze een poosje later onder de amandelboom op het bankje zaten. ‘Ja,’ zei Soeresh, ‘we moeten naar de politie gaan.’ ‘Misschien kunnen we erachter komen wie die dieven zijn, dan kunnen we dat aan de politie vertellen,’ zei Brian. | |
[pagina 47]
| |
‘Maar hoe ga je weten wie de dieven zijn?’ vroeg Gracia. ‘Ik weet al, het zijn vast die mannen, die ik heb horen praten,’ zei Whitney. ‘O ja, vast wel, maar je hebt niet gekeken want je was bang en nu weten we niet wie dat zijn,’ zei Brian. ‘We gaan goed opletten en aldoor kijken wie daar gaat,’ stelde Ashok voor. ‘Gracia ziet het 't best; zij kan vanuit haar huis aldoor dat erf zien en zij kan kijken wie het is.’ ‘Laten we dan bij Gracia gaan en daar spelen,’ zei Whitney en dat deden ze. De hele middag speelden ze djoel, elleGa naar voetnoot1 en schuiltje en aldoor keken ze naar het erf van baas George maar ze zagen niemand het erf opgaan. Die avond stond Gracia vele malen van haar bed op en ging bij het raam kijken of ze iemand op het erf zag gaan of een lichtje zag bewegen maar ze zag helemaal niets.
Toen Gracia de volgende ochtend wakker werd, was mama al op. Zoals altijd, luisterde ze naar het nieuws op de radio. ‘Grote partij radio's, cassetterecorders en video's | |
[pagina 48]
| |
ontvreemd,’ hoorde Gracia opeens. Ze sprong van haar bed: ‘Wat zei de radio, mama, wat zeiden ze?’ ‘Rustig meisje, wat is dat dan?’ vroeg mama verbaasd, ‘je doet alsof het jouw dingen zijn. Ze hebben gestolen, een inbraak bij Fernandes in de Klipsteenstraat, radio's en zo.’ ‘Wie hebben gestolen?’ vroeg Gracia. ‘Dieven natuurlijk, overal wordt gestolen. Twee weken geleden hebben ze ingebroken bij de buren van tante Friedes zuster op Uitvlugt. Ze hebben daar een videocamera en geld van een vakantieganger gestolen. Erg hoor,’ zei mama en toen: ‘Ik ga straks weg, zorg dat je overal netjes bezemt en de vaat doet.’ ‘Hebben jullie het gehoord?’ vroeg Gracia een paar uur later aan Brian en Whitney, maar die hadden geen nieuws op de radio gehoord. Soeresh en Ashok kwamen van het buurerf. Soeresh deed heel geheimzinnig. ‘Gestolen bij Fernandes. De radio heeft het gezegd,’ fluisterde hij. ‘Ja, in het nieuws,’ zei Gracia, ‘ik heb het ook gehoord.’ ‘Jongen, duizenden guldens schade,’ zei Ashok. ‘We moeten naar de politie gaan,’ zei Brian. ‘We moeten gaan vertellen dat ze alles bewaren in het huis van baas George, dan zal de politie die dieven wel vinden.’ | |
[pagina 49]
| |
‘Gaat de politie ons geloven dan?’ vroeg Gracia. ‘Als ze niet geloven, kan een agent meekomen, dan kan hij het zelf zien,’ zei Soeresh. ‘Zullen we nu gaan? Wie gaat 't vertellen?’ vroeg Whitney terwijl ze van het erf afliepen. ‘Laten we toch even kijken of alles er nog is,’ stelde Soeresh voor. ‘Misschien hebben die dieven ondertussen de spullen al weggehaald.’ ‘Maar we moeten niet allemaal op dat erf gaan, je kan nooit weten of die dieven misschien nu net komen,’ zei Ashok. ‘Iemand moet hier de wacht houden en uitkijken.’ ‘Rachelle en ik houden de wacht hier,’ zei Mariska, want ze vond het toch wel eng om nu weer op het erf te gaan. ‘Ik blijf ook,’ zei Gracia, ‘we gaan bij mij op het erf en doen alsof we spelen. Als er iemand komt en op het erf gaat, dan roepen we.’ ‘Nee, je moet niet roepen, dan horen we misschien niet,’ zei Soeresh; ‘Mariska moet op haar vingers fluiten; dat kan je toch?’ Mariska knikte; ze was er altijd heel trots op, dat ze zo schel op haar twee vingers kon fluiten. Soeresh, Ashok, Whitney en Brian gingen het erf op; om beurten keken ze door het en zagen de video's, radio's en cassetterecorders. | |
[pagina 50]
| |
‘Misschien zijn er achter het bed nog meer,’ zei Ashok. ‘Ja, we zouden moeten weten hoeveel dingen er zijn, dan kunnen we dat aan de politie vertellen. Konden we maar naar binnen gaan,’ zei Brian en hij voelde aan een van de shutters. Whitney was naar de achterkant van het huis gelopen. ‘Kom kijken,’ fluisterde ze opeens, ‘Kijk, ik geloof dat dat raam niet dicht is,’ en ze wees op een van de houten ramen. Soeresh trok eraan, het raam bewoog; hij trok nog eens, heel hard en het raam ging open. Aan de onderkant zat een houten schot maar aan de bovenkant was een opening. ‘Het is veel te hoog,’ zuchtte Soeresh. ‘We kunnen klimmen,’ zei Ashok. ‘Hoe dan?’ vroeg Soeresh ‘Als je staat, kan ik op je schouder klimmen,’ zei Brian. ‘Durf je wel?’ vroeg Soeresh. ‘Man, ik durf alles,’ zei Brian stoer. Soeresh vouwde zijn handen ineen voor zijn buik. Brian deed zijn voet erin en was meteen daarna op Soeresh's schouder. Hij ging door de opening aan de bovenkant van het venster. ‘Er staat een tafel hier; ik kan op de tafels springen en zo op de grond,’ riep hij. ‘Nu ga ik naar die slaapkamer.’ | |
[pagina 51]
| |
De andere kinderen gingen weer aan de zijkant bij de shutters staan. Soeresh zag Brian in de kamer lopen. ‘Jongu, hier zijn er nog meer,’ riep Brian; hij bukte zich en riep: ‘En onder het bed nog veel meer.’ ‘Wacht, ik kom ook,’ zei Soeresh. ‘Ashok, ga staan dat ik op je schouder klim.’ Ze gingen naar de achterkant en Ashok vouwde zijn handen ineen voor zijn buik. Het was moeilijker voor Soeresh want hij was groter en zijn broertje was niet zo sterk; het lukte dus niet direct. Soeresh probeerde nog eens. Opeens klonk daar een snerpende fluit, één keer en nog een tweede keer. De kinderen hoorden voetstappen op het bruggetje. Ashok deed zijn handen van elkaar en Soeresh viel op de grond. Weer klonk gefluit van Mariska. ‘Brian, ga schuilen, er komen mensen,’ fluisterde Soeresh. Ashok en Whitney renden naar het achtererf en hurkten neer achter de struiken. Soeresh kon alleen nog vliegensvlug onder het huis kruipen, nadat hij eerst het raam had dicht gestoten. Op zijn buik, met zijn neus bijna in het zand, lag hij onder het huis en zag hij hoe drie paar benen langs gingen en hoorde hij hoe even later de achterdeur werd opengedaan. Door de struiken zagen Whitney en Ashok hetzelfde. | |
[pagina 52]
| |
Whitney was doodsbang; bevend zat ze gehurkt achter die struiken naast Ashok; ze zou willen wegrennen maar dan zouden die mannen haar zien. Haar broertje was daarbinnen; nu zouden die dieven haar broer vinden en hem misschien wel vermoorden. ‘Brian! Mijn gunst, wat gaan ze met Brian doen? We moeten hulp gaan halen,’ fluisterde ze half huilend. ‘Als we nu weggaan, zien ze ons. Ze gaan niet durven om Brian iets te doen, sst,’ fluisterde Ashok. ‘Soeresh heeft hem gezegd om te gaan schuilen.’ ‘Maar waar gaat hij schuilen dan? Wat als ze hem vinden?’ bibberde Whitney. ‘St, dadelijk horen ze ons,’ siste Ashok met de vinger op de mond. ‘God, laten ze alsjeblieft Brian niet vinden,’ bad Whitney bevend. | |
[pagina 53]
| |
De dieven hadden inderdaad Brian niet gezien; toen Soeresh had gefluisterd dat hij zich moest verstoppen, was Brian in de kast gekropen en had zich in het hang-gedeelte achter kleren verstopt. Zijn hart klopte in zijn keel terwijl hij zich tegen de wand van de kast drukte. Wat zou gebeuren als die kerels in de kast keken en hem ontdekten. Zouden ze hem vermoorden? Waar was Whitney nu en Soeresh en Ashok? Zouden ze hulp gaan halen? Wie zou helpen? En wat als die kerels hem zouden snappen en vermoorden voordat er hulp kwam. Zijn hart bonsde zo erg, dat hij het gloeiend heet kreeg en alleen het gebons van zijn eigen hart hoorde. Niet in de | |
[pagina 54]
| |
kast kijken, mannen niet in de kast kijken, dacht hij. Gelukkig, de mannen keken niet in de kast; ze spraken met elkaar. Na een poosje kon Brian verstaan wat de mannen in de kamer zeiden. ‘Om hoe laat komt die man die dingen halen?’ vroeg één. ‘Om twaalf uur,’ antwoordde een ander. ‘Zo laat!’ zei de eerste weer. ‘Natuurlijk zo laat,’ antwoordde de ander. ‘Je wil toch zeker niet dat mensen ons zien?’ ‘Hij brengt toch geld?’ zei een andere stem. ‘Wat denk je, sondro lai noti n'e gowe,’Ga naar voetnoot1 zei de eerste man weer en sloeg daarbij met zijn vuist op de muur. In de kast stond Brian te trillen van angst, vooral toen hij die bons op de muur hoorde. Heel voorzichtig, zonder geluid te maken, durfde hij daarna wat naar voren te leunen en door het sleutelgat te kijken. Eerst zag hij nauwelijks iets maar toen kon hij een hemd onderscheiden. Hee, dat hemd van die man had hij eerder gezien; bij wie ook weer? Toen kon hij een stukje van het gezicht van de man zien. | |
[pagina 55]
| |
Maar dat was Modo! Bijna had Brian uitgeroepen ‘Modo’, maar hij beet op zijn lip en hield zich doodstil. Modo was dus een van de dieven. De mannen gingen uit de kamer weg en even later hoorde Brian de deur dichtgaan. Hij wachtte en spitste de oren. Na een poosje hoorde hij een hees geroep. ‘Brian, Brian!’ Brian klom uit de kast. ‘Wat?’ fluisterde hij. ‘Hebben ze je niet gezien?’ vroeg Soeresh. ‘Nee, nee, gelukkig niet; ik kom buiten,’ fluisterde Brian. Hij ging snel uit de kamer, klom in de keuken op de tafel en over het houten schot. Soeresh duwde het raam weer dicht en zei: ‘Die mannen hebben de sleutel van de achterdeur; ik heb ze de deur horen openmaken.’ ‘Gelukkig, gelukkig dat ze je niet hebben gezien,’ riep Whitney, ‘ik was zo bang!’ ‘Ik was helemaal niet bang,’ zei Brian stoer, ‘ik was in de kast, ze zagen me niet. Weet je wie het is? Modo! Een van die mannen is Modo!’ ‘Modo!’ riepen de anderen. ‘Whitney, Brian, Soeresh, kom!’ riepen Gracia en Mariska op straat. ‘Hebben ze jullie gezien?’ vroeg Gracia. ‘Nee, ze zagen ons niet, maar ik was zo bang want | |
[pagina 56]
| |
Brian was binnen,’ riep Whitney. ‘Mijn gunst, Brian!’ riep Mariska, en toen fluisterend: ‘Weet je wie erbij was? Modo!’ ‘Ja, Modo!’ zei Gracia. ‘Kom laten we weggaan van hier, laten we bespreken wat we nu gaan doen,’ zei Soeresh. ‘Ik heb alles gehoord wat ze zeiden,’ fluisterde Brian terwijl ze snel naar huis liepen. ‘Ik heb ook gehoord, maar niet alles, het ging over geld,’ zei Soeresh. ‘Wat zeiden ze dan?’ Op hun gewone plekje onder de amandelboom vertelde Brian wat hij gehoord had. ‘Mijn moeder had gelijk, Modo is een dief,’ zei Gracia. ‘O, dus zo komt hij aan het geld voor al die mooie kleren,’ zei Mariska. ‘We moeten naar de politie gaan en alles vertellen’, zei Whitney, ‘laten we nu meteen gaan.’ ‘Ik wil niet mee, ik wil naar huis,’ zei Rachelle half huilend. ‘Ja hoor, je hoeft niet mee, ga maar naar huis, zeg aan ma-éh dat ik straks kom, maar je moet verder niets vertellen hoor,’ zei Mariska en ze keken allemaal hoe kleine Rachelle naar het buurerf ging en daarna naar huis rende. ‘Kom, we gaan nu meteen,’ zei Soeresh; samen liepen ze naar het politiebureau van Geijersvlijt. |