X. Hoofd-stuck.
Aerd-Besien-Kruyd.
Ga naar voetnoot+ DE Bladeren deeses Kruyds sijn die van d'Aerdbesien gelijckvormigh. Want 't heeft drie gekerfde bladeren aen den uytgangh der Stengel; en de Bloemen hebben meerendeel vijf bladeren, selden vier; vertoonende als den aenvang eener Aerdbesie. De Stengels sijn rond, en ruygh, gelijck de bladeren.
Ga naar voetnoot+ Aen de Stengelen, op welcke de bladeren voort-spruyten, sietmen twee bladeren tegens over malkander, van een ongelijcke gestalte. 't Eene heeft de gedaente eener hand; 't ander' eens vingers. De groote zijn onder malkander oock niet gelijck; want eenige hebben maer drie, andere meer vingeren.
Ga naar voetnoot+ De verwe der Bloemen is geel. Der selver Blaederen sijn rondaghtigh. Van binnen hebbense haere Veeselkens; maer hoe veel, heb ick niet aengemerckt. Ga naar voetnoot+ De Wortel is Hout-aghtigh, wat dick, met kleyne Veeselkens; nae boven toe wat schubbigh. Ga naar voetnoot+ De smaeck quam my voor als droogh en t'saemen-treckend, gelijck Tormentil.
Ga naar voetnoot+ In de Kruyd-boecken, welcke ick by de Heer Doctor Fogel heb doorsoght, vind ick geen' Afteeckeningh, met dit Kruyd beeter over-een-komende, als die van Lobel, onder de naem van Fragraria silvestris minimè vesca sive sterilis; en in 't 70. Cap. des Algemeenen Iferdumischen Pflantzen-buchs, lib. 5., onder de naem van Fragaria non fragifera vel non vesca. Doch aen de Blaederen en Bloemen is noch onderscheyd. Want de Bladeren aen mijn Spitsberghsch Kruyd sijn wat dieper ingekerfd: Ook sijn de Bloemen der andere wit.