De Noordsche weereld
(1685)–Frederik Martens, Pierre Martin de la Martinière– AuteursrechtvrijVertoond in twee nieuwe, aenmercklijcke, derwaerts gedaene reysen: d'eene, van de heer Martiniere, door Noorweegen, Lapland, Boranday, Siberien, Samojessie, Ys-land, Groenland en Nova-Zembla
[pagina 62]
| |
XXVIII. Hoofd-stuck.
| |
[pagina 63]
| |
een Gordel van ontrent vier vingeren breedte) zijn al t' samen gemaeckt van witte Beeren-huyden, de Hayren buytenwaerts gekeerd. Ga naar voetnoot+ De Vrouws-persoonen konnen van de Mannen niet onderscheyden worden, als by 't Hayr; 't welckse uyt-gebreyd dragen, over de Schouderen afhangende. In de Jaght zijnse soo behendigh en ervaren, als hare Mannen. Ga naar voetnoot+ Hare Wapenen zijn alleen een Stok, aen 't eynd spits gemaekt, en van soo een hard Hout, dat de punt alles door dringhd, gelijck als Yser: Een houtene Boog, welckers Pees is bereyd van Boom-basten: Een Koocker met Pijlen op den rugg', en een Steen, snydende als een Scheer-mes, aen de Gordel. Ga naar voetnoot+ Als wy nu onsen Handel hier verright, en onse Wegh-wijsers de Sleden weer gereed gemaeckt hadden, so nam elck van d'onse een teughje Brandewijn in 't lijf. Daer op gingen wy weer sitten, en snelden negen of thien uyren langh voort, eer wy eenigh Mensch of Huys in 't gesight kregen. Eyndlijck wierden wy drie of vier Wooningen gewaer; derwaerts heenen onse Borandianen de Ren-dieren wendeden. Wy beslooten hier te willen rusten (schoon wy geen Menschen in dese Huysen vonden), en onse Beesten sigh te laten verquicken, welckers Spijs niet anders als Mos is; 't geense hier in overvloed, en alsoo voor haer een volle Tafel, vinden konden. Ga naar voetnoot+ Wy aten en droncken van 't geen wy hadden, maeckende ons daer meê vrolijck. Deser wijs bleven wy hier, t' onser vervarsschingh, ontrent drie uyren langh. Daer na begaven wy ons weer in onse Sleden; vervolgende onse Reys met alle mogelijcke vlijt. |