De Noordsche weereld
(1685)–Frederik Martens, Pierre Martin de la Martinière– AuteursrechtvrijVertoond in twee nieuwe, aenmercklijcke, derwaerts gedaene reysen: d'eene, van de heer Martiniere, door Noorweegen, Lapland, Boranday, Siberien, Samojessie, Ys-land, Groenland en Nova-Zembla
[pagina 35]
| |
Ga naar voetnoot+ UYt onse Sleeden getreden zijnde, soo begaven wy ons binnens Huys; zijnde gebouwd op even soodanigh een wijs, als d'andere in dese Landen; te weten, seer kleyn, laegh; gedeckt met Boom-basten; en geen ander light ontfangende, als 't geen van boven door 't Dack van 't Huys koomd in te vallen, gelijck als in Noorwegen. Ga naar voetnoot+ Dese Laplanders dragen wat langer Klederen, als de geene, van welcke wy quamen. Doch zijn oock gemaeckt van de Huyden der Ren-dieren, 't hayr uytwendigh. De Vrouws-personen zijn even soodanigh vercierd, en de hayren uytgebreyd, gelijck die wy te vooren gesien hadden: Met een ronde Huyf op 't Hoofdt, van deselve Huyd daer de Klederen van gemaeckt zijn. Ga naar voetnoot+ Soo haest wy binnen gekomen waren, gaven wy den Waerd een stuckje gerolde Taback, ontrent twee vingeren langh; welck Geschenck hy seer vriendlijck aen nam. Even soo veel vereerden wy oock aen yeder sijner Nabueren, op dat wy onder haer dies te verseeckerder moghten zijn; vermits wy hoorden, datse wilder waren, als al de gene welcke wy tot noch toe hadden gesien. Hier na deden wy onse Avond-maeltijd van den Voorraed, die wy met ons gebraght hadden. Onse Wegwijser at van sijne gedrooghde Visch, en Ren-dieren-vleesch, gantsch ongesouten gekoockt. Ga naar voetnoot+ Wy vraeghden hem, hoe veele Mijlen wy dien dagh hadden afgeleght? Waer op hy antwoordede, ontrent dertigh; en dat wy ons nu bevonden in 't Land Mourmans Koimore; alwaer d'Inwooners een andere Tael spraecken, als die in Varanger. Wy konden 'er niet een eenigh woord van verstaen. Doe wy gegeten hadden, leyden wy ons geschiktlijck neer op hare Beeren-huyden, na hare gewoonte; en gingen alsoo slapen; na dat wy te vooren onse Klederen hadden verruyld tegens de hare, vermits deselve wat langer waren. Ga naar voetnoot+ Oock hadden wy honderd van haer bereydede Eeckhoornen-vellen gehandeld voor wat Taback. |