Augerius Gislenius Busbequius. Leven en werk van de keizerlijke gezant aan het hof van Süleyman de Grote
(1989)–Zweder von Martels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 469]
| |
Appendices
| |
[pagina 471]
| |
Appendix I: De inhoud van de Turkse brieven.De eerste Turkse brief.De eerste brief is gedateerd op 1 september {1555}Ga naar voetnoot1., na Busbequius' terugkeer in Wenen. De schrijver opende met enkele vriendschappelijke woorden: hij herinnerde aan de belofte, gedaan bij het afscheid van zijn vriend, om de voortgang van de reis naar Constantinopel op te tekenen. Deze belofte zou nu dubbel en dwars worden ingelost: aan de beschrijving van de reis naar Constantinopel zou die van de reis naar Amasya worden toegevoegdGa naar voetnoot2.. Het reisverslag begint met Busbequius' reis van Vlaanderen naar Wenen, nadat Ferdinand hem in een brief van 3 november 1554 vanuit Rijssel (Lille) met spoed had ontbodenGa naar voetnoot3.. De aankomst in Wenen, het onderhoud met de koning, de benoeming tot Oostenrijks gezant in het Ottomaanse rijk, de voorbereidingen voor de reisGa naar voetnoot4. en de lange en avontuurlijke reis naar Constantinopel zijn hierna behandeldGa naar voetnoot5.. Dan volgen de aankomst in Constantinopel (20 januari) en de ontvangst door zijn collega's Antonius Verantius en Frans Zay. Terwijl de drie gezanten wachtten op toestemming voor een reis naar het legerkamp van sultan Süleyman in Amasya, hemelsbreed bijna 300 kilometer ten noordoosten van Ankara, profiteerde Busbequius van de gelegenheid om Constantinopel te bezichtigenGa naar voetnoot6.. Begin maart vertrok het Oostenrijks gezantschap naar Amasya. Er volgt een beschrijving van de lange reis door de barre binnenlanden van Klein-AziëGa naar voetnoot7., de teleurstellende onderhandelingen met de pasja's en de sultan en ook van de belevenissen in AmasyaGa naar voetnoot8., alsmede de terugreis naar Constantinopel en WenenGa naar voetnoot9.. De brief eindigt met een beschrijving van de ontvangst in Wenen door Ferdinands zoon Maximiliaan en Busbequius' verwachtingen voor de toekomstGa naar voetnoot10.. Ook verontschuldigde de schrijver zich nog voor zijn stijl van schrijvenGa naar voetnoot11.. De voortgang van de reis bepaalde de opbouw van deze brief. Niettemin zijn er lange uitweidingen over de politieke | |
[pagina 472]
| |
ontwikkelingen in het Ottomaanse rijk en Hongarije voorafgaand aan Busbequius' benoeming tot gezant. Daarnaast komen er ook vele geleerde observaties voor van munten, inscripties, planten, dieren, gewoonten van volkeren en van al hetgeen de gezant onderweg is opgevallen. Dit alles geeft de brief zijn lengte van 107 pagina's. | |
De tweede Turkse brief.De tweede brief is met zijn 19 pagina's de kortste van de vier. Busbequius schreef dat hij zich nu niet opnieuw wilde laten verleiden tot verhalen die ver van zijn onderwerp aflagen. De brief is gedateerd op 14 juli {1556}Ga naar voetnoot12. te Constantinopel. Met zijn collega's Verantius en Zay verkeerde de gezant in grote onzekerheid door de vijandige houding die de Turken aannamen sinds hij in januari 1556 met een ongewenst antwoord van Ferdinand was teruggekeerd; de koning had geweigerd Zevenburgen aan de sultan af te staan en de pasja's waren hierover in grote woede ontstoken. De gezanten waren gedwongen om in hun streng bewaakte karavanserai af te wachten. Met enkele inleidende woorden richtte de schrijver zich opnieuw tot zijn vriend: die had zich er in een brief over verbaasd dat Busbequius ten tweede male naar Constantinopel was gereisd en hij wilde nu zijn verhalen horen over het verloop van deze reis, over de omstandigheden die de gezant in het Ottomaanse rijk had aangetroffen, hoe hij ontvangen was en of het goed met hem ging, of alles naar wens verliep en of er hoop was op zijn spoedige terugkeer. Op grond van hun oude vriendschap diende Busbequius op deze vragen antwoord te gevenGa naar voetnoot13.. Bij de beantwoording van de vragen hield Busbequius de volgorde aan waarin hem de vragen waren gesteld. Weliswaar ging hij slechts kort in op de reden van zijn tweede reis en op de belevenissen gedurende de tochtGa naar voetnoot14.. Hij besteedde eveneens weinig aandacht aan de dreigende houding die de Turken na zijn terugkeer hadden aangenomenGa naar voetnoot15.. De jongste politieke ontwikkelingen werden echter uitgebreid ter sprake gebracht, evenals de opstand van Süleymans zoon BayazidGa naar voetnoot16. en de zelfmoord van grootvizier Ahmed pasjaGa naar voetnoot17.. Korte opmerkingen over zijn onzekerheid over een spoedige terugkeer, over de troost die hij vond in het lezen van boeken, en tenslotte een kort ‘vaarwel’ besluiten deze tweede briefGa naar voetnoot18.. | |
[pagina 473]
| |
De derde Turkse brief.De derde brief is gedateerd op 1 juni 1560. Busbequius bevond zich nu, bijna vier jaar later, nog altijd in Constantinopel. Er waren geen gunstige vooruitzichten op succesvolle onderhandelingen. Deze brief telt 135 pagina's en is de langste van de vier brieven. Uit de beginwoorden tot zijn wederom niet met name genoemde vriend blijkt dat Busbequius opnieuw een brief van hem had ontvangen: zijn vriend was ervan op de hoogte dat Verantius en Zay uit Constantinopel waren vertrokken en hij vroeg zich af wat Busbequius nog langer in deze stad vasthield. Waarom verliet hij dat barbaarse land niet? Wat had hij aan vermeldenswaardigs gezien of gehoord en wat waren zijn studies, bezigheden en troost in zijn eenzaamheidGa naar voetnoot19.? Na deze woorden komen de gebeurtenissen uit de jaren na 1556 aan de orde, allereerst hetgeen voorafgegaan was aan het vertrek van Verantius en Zay in de zomer van 1557Ga naar voetnoot20.. Daarna behandelde Busbequius zijn verblijf in Edirne waar Süleyman vaak de winter doorbrachtGa naar voetnoot21.. Hierna vertelde de schrijver van het nieuwe huis dat hij gedurende korte tijd had bewoond na zijn terugkeer uit Edirne in het voorjaar van 1558Ga naar voetnoot22.. Hij weidde uit over het ongedierte in de karavanserai die hem (opnieuw) als onderkomen was toegewezen. De grote verscheidenheid aan tamme diersoorten die in het huis van de gezant leefde, is weliswaar een hoofdthema van deze brief, maar tegelijk liet de schrijver zich verleiden tot anekdoten en beschouwingen op ander terreinGa naar voetnoot23.. Pas na een groot aantal pagina's kondigde hij aan ‘op andere onderwerpen over te gaan’. Hij behandelde nu uiteenlopende onderwerpen: over Turkse vrouwen en de Turkse huwelijkswetgeving en - gewoontenGa naar voetnoot24., over wat er geschiedde nadat de Turkse autoriteiten een brief aan hem hadden onderscheptGa naar voetnoot25., over de ontwikkelingen in Hongarije gedurende de zomer van 1556Ga naar voetnoot26. en over de schermutselingen in Kroatië en het gebruik van vuurwapens bij de TurkenGa naar voetnoot27.. Deze reeks vond zijn afsluiting in een lange beschouwing over de ‘Colchiërs’, ingeleid met de woorden: ‘Er rest me nog (aangezien je alles weten wilt) dat ik je zelfs niet de aankomst van de koning der Colchiërs onthoud’Ga naar voetnoot28.. Vervolgens beantwoordde Busbequius de andere vragen die | |
[pagina 474]
| |
zijn vriend hem had gesteld. Hij vertelde over zijn studies en andere levensgewoonten en ging in op de vraag of hij ooit zijn huis uitkwamGa naar voetnoot29.. Ook gaf hij antwoord op de vraag over het verloop van Bayazids opstandGa naar voetnoot30.. Deze geschiedenis bestrijkt een langere periode en het verhaal bood de schrijver, die nog slechts voornamelijk had gesproken over gebeurtenissen uit de tijd vóór 1559, nu ook gelegenheid te berichten over de ontwikkelingen in de jaren 1559 en 1560. Het begon met het avontuur dat Busbequius in de zomer van 1559 beleefde: tegen de zin van zijn bewaker had hij toegekeken hoe Süleyman, begeleid door zijn leger uitreed tegen zijn zoonGa naar voetnoot31.. Hierna volgen Busbequius' herinneringen aan een langdurig verblijf in het Turkse legerkamp en zijn observaties van het Turkse legerGa naar voetnoot32.. De vlucht van Bayazid, diens gevangenneming in PerziëGa naar voetnoot33. en eventuele toekomstige gevolgen komen ter sprakeGa naar voetnoot34.. Aan het einde van zijn brief richtte de schrijver zich opnieuw uitvoerig tot zijn vriend: hij ging in op de afleiding en de troost die hij vond in het schrijven, en voegde enkele woorden toe over de aard, de bedoeling en de stijl van zijn briefGa naar voetnoot35.. | |
De vierde Turkse brief.Busbequius schreef het vierde en laatste epistel in Frankfurt op 16 december 1562. In 112 pagina's worden de gebeurtenissen uit de laatste twee jaren van het gezantschap verteld. In een summiere inleiding bedankte de schrijver zijn vriend voor de felicitaties met zijn terugkeer. Voor de laatste keer voelde hij zich gehouden aan de belofte om al zijn ervaringen van zijn gezantschap op te schrijven. Dus zou hij nu vertellen wat er gebeurd was: ‘(..) onbelangrijkheden, grappen, serieuze zaken, al hetgeen er in herinnering komt’Ga naar voetnoot36.. De catastrofale Spaanse nederlaag in de slag rond Djerba (mei 1560) en de hulp die Busbequius had geboden aan de gevangengenomen Spanjaarden, vormen het eerste onderwerp van deze briefGa naar voetnoot37.. Daarna gaf de schrijver een overzicht van de gevolgen van de pest in Constantinopel. Hij beschreef hoe Süleyman om godsdienstige redenen het drinken van wijn had verboden en hoe daardoor de aanvoer van wijn was bemoeilijkt. Dan volgen er verhalen over Busbequius' drie maanden durende verblijf op de Prinseneilanden, ver van de | |
[pagina 475]
| |
besmette gebieden. Het overlijden van zijn grote vriend en arts Willem Quackelbeen als gevolg van de pest is op roerende wijze beschrevenGa naar voetnoot38.. De voorspoedige onderhandelingen met Ali pasja na het verblijf op de Prinseneilanden komen vervolgens aan de orde. De schrijver vergeleek de karakters van de vredelievende Ali pasja en van zijn voorganger, de korzelige en gierige Rüstem PasjaGa naar voetnoot39.. Zoals in zijn vorige brief onderbrak Busbequius ook nu de chronologische opbouw. Er volgen drie intermezzo's over de ontmoeting met de KrimgotenGa naar voetnoot40., over de avonturen van een reiziger naar ChinaGa naar voetnoot41. en tenslotte over de gesprekken met een Turkse monnikGa naar voetnoot42.. Busbequius zette het chronologische verhaal voort met de vermelding dat hij kort vóór Rüstems dood (augustus 1561) onder minder strenge bewaking was gekomenGa naar voetnoot43.. Hij weidde uit over de nadelen die de grotere bewegingsvrijheid van zijn personeel hem opleverden en ging in op de vraag van zijn vriend over de invrijheidstelling van enkele Spaanse militaire leiders die tijdens de slag om Djerba gevangen waren genomenGa naar voetnoot44.. Vervolgens wordt er verteld over de tragische dood van BayazidGa naar voetnoot45. en de gevolgen daarvan voor de vredesonderhandelingen die spoedig leidden tot een compromisGa naar voetnoot46.. De schrijver beëindigde het verslag van zijn acht jaren durende verblijf in het Ottomaanse rijk met enkele verhalen over het afscheid, het vertrek uit Constantinopel, de terugreis naar Wenen, de reis door Duitsland naar Frankfurt, waar keizer Ferdinand en zijn zoon Maximiliaan zich op dat moment bevonden, en tenslotte over de ontvangst in die stadGa naar voetnoot47.. Vervolgens gaf Busbequius te kennen dat hij het hof wilde ontvluchten, maar verwachtte dat de keizer hem zijn ontslag zou weigeren. Hij koesterde grote afschuw voor het hofleven, maar maakte een uitzondering voor het hof van keizer Ferdinand. Hij wilde zijn vriend daarom meer vertellen over het karakter, de politiek en de levenswijze van de keizer, vóórdat hij de brief beslootGa naar voetnoot48.. Aan het eind gekomen ging Busbequius nog kort in op de vraag welke kostbaarheden hij | |
[pagina 476]
| |
uit Constantinopel had meegebrachtGa naar voetnoot49.. Daarna kondigde hij zijn vriend zijn spoedige terugkeer naar zijn eigen vaderland aan en spoorde hem aan voor een goed en erudiet gezelschap te zorgen, zodat hij zijn geest kon verkwikken na zoveel jaren samenleven met de TurkenGa naar voetnoot50.. |
|