Augerius Gislenius Busbequius. Leven en werk van de keizerlijke gezant aan het hof van Süleyman de Grote
(1989)–Zweder von Martels– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 103]
| |
III
| |
[pagina 105]
| |
Hoofdstuk V: De jeugdjaren van Augerius Busbequius.Boesbeke en Komen. De familie Ghiselin. De vroegste jeugdjaren.Wie vanuit het dorpje Boesbeke (Bousbecque) een klein uurtje in westelijke richting langs de Leie loopt, bereikt Komen (Comines), de geboorteplaats van Ogier van Boesbeke. Oorlogen en industrialisatie hebben slechts weinig van de historische bebouwing en van het oude, afwisselende landschap gespaard. Dit land maakte eens deel uit van het grote rijk van keizer Karel V. Na diens abdicatie (1555) behoorde het toe aan zijn zoon koning Filips II. Sinds de vrede van Aken (1668) vormt de Leie ter hoogte van Boesbeke en Komen de grens tussen België en Frankrijk. George Ghiselin II, de vader van Ogier, had bezittingen in het kleine BoesbekeGa naar voetnoot1.. Ogiers overgrootvader, Gilles Ghiselin I, had door huwelijk de heerlijkheid Boesbeke verworven. Toen hij in 1476 overleed, liet hij zes kinderen achter. Twee van hen, George Ghiselin I, kamerheer en raadgever van Maximiliaan I, en Gilles Ghiselin II, tafelmeester van de kinderen van Filips de Schone, zullen door hun voorname posities de jonge Ogier tot voorbeeld hebben gestrekt. George Ghiselin I, heer van Boesbeke en van Wattines, Ogiers oudoom, had op 7 augustus 1479 voor Maximiliaan I te Guinegate gevochten tegen de Fransen en was vanwege zijn dapperheid op het slagveld geridderd. Hij werd kamerheer en raadgever van Maximiliaan en was in 1482 bij de ondertekening van het huwelijksverdrag tussen de Franse kroonprins (de latere koning Karel VIII) en Margaretha van Oostenrijk aanwezig. Maar zijn leven had een tragisch slot: op 28 februari 1488 werd hij in Brugge tijdens een opstand tegen de keizer gevangengezet, wreed gefolterd en onthoofdGa naar voetnoot2.. | |
[pagina 106]
| |
hij in Brussel als Tafelmeester (‘Escuier trenchant’)Ga naar voetnoot3. van hun nog jonge kinderen Karel, Leonora en Elisabeth. Zijn echtgenote Agnes Gommer leefde sinds zijn dood op 18 april 1514 in Rijssel (Lille). Zij overleed op 2 juli 1541. Een statig grafmonument in renaissancestijl in de kerk van Boesbeke herinnert (in weerwil van de vele beschadigingen) aan hun voorname levensstijlGa naar voetnoot4.. Over George Ghiselin II, de zoon van Gilles Ghiselin II en Ogiers vader, zijn we slecht ingelicht. Vermoedelijk heeft hij zijn leven lang in Boesbeke doorgebracht met zijn vrouw Madeleine de Croix. Samen hadden zij een zoon Jean en twee dochters, Marguerite Jacqueline en Agnes. Hoewel Ogier een buitenechtelijke zoon was, werd ook hij in ditzelfde huis grootgebracht. Een oude boerderij aan de rand van Boesbeke wordt soms aangewezen als de woonplaats van George Ghiselin II maar het werkelijke kasteel van de heer van Boesbeke is reeds lang verdwenenGa naar voetnoot5.. Messiaen (1892) kenschetste George Ghiselin II als een ‘levensgenieter die graag Komen bezocht’Ga naar voetnoot8. en zinspeelde hiermee op diens buitenechtelijke relatie met een jong ongehuwd meisje in Komen. Uit deze verhouding werd Ogier geboren. De wettigingsakte van Ogier uit 1540 spreekt over | |
[pagina 107]
| |
de moeder als Catherine HespielGa naar voetnoot9.. De geboorte vond vermoedelijk plaats in 1520 of 1521. Valerius Andreas sprak over Ogiers moeder als ‘van onaanzienlijke afkomst’ maar ‘vrij, dat wil zeggen niet in de echt verbonden’Ga naar voetnoot10.. Het is niet aannemelijk dat deze biograaf de wettigingsakte kende die dezelfde vrouw bij name vermeldt en omschrijft als ‘een jong meisje, destijds niet gehuwd’Ga naar voetnoot11.. Bij negentiende-eeuwse biografen vinden we dikwijls een combinatie van deze beide bronnen. Zij spreken dan over Ogiers moeder als ‘Catherine Hespiel, een jong en ongehuwd meisje van lage afkomst’. Een neiging tot romantiseren bracht het verhaal in omloop dat zij als dienstmeisje zou hebben gewerkt op het kasteel van George Ghiselin II. Daar werd zij zwanger van haar meester, waarop Madeleine de Croix, de wettige vrouw van George Ghiselin, de geboorte op het kasteel zou hebben verhinderd. Zo zou dan Ogier in Komen ter wereld zijn gekomenGa naar voetnoot12.. | |
[pagina 108]
| |
Busbequius signeerde zijn Franse brieven met ‘Ogier de Bousbeque’, zijn Latijnse brieven en Duitse stukken met ‘Augerius de Busbecke’ of ‘Augerius a Busbecke’ en zijn Italiaanse brieven met‘Augerio da Busbecke’. Bevriende humanisten hadden het in zijn latere leven liever over ‘Augerius (Gislenius) Busbequius’. Zelf gebruikte Busbequius deze namen in de tweede en derde editie van zijn geschriften. Er heeft altijd veel verwarring bestaan over de juiste schrijfwijze van de namen van de beroemde gezant. Stearns verzamelde in een voetnoot maar liefst 40 mogelijkhedenGa naar voetnoot16.. Zoveel radeloosheid vraagt om enige precisering. Busbequius' naam verschijnt voor het eerst in de inschrijvingsformulieren van de universiteit van Leuven in 1536 als ‘Ogerus Ghyselinck Comminiensis’Ga naar voetnoot17.. De vormen ‘Oger’ en ‘Ghyselinck’ verschijnen niet opnieuw in officiële documenten. De wettigingsakte (1540/9) spreekt van ‘Ogier, filz illegittisme {sic} de George Ghiselin’Ga naar voetnoot18.. ‘Oger’ en ‘Ogier’ zijn varianten van een populaire middeleeuwse naam die gedragen zou zijn door een der paladijnen van Karel de GroteGa naar voetnoot19.. | |
[pagina 109]
| |
Gislen(i)us Busbequius’. Busbequius zelf maakte slechts bij hoge uitzondering van al deze namen tegelijk gebruikGa naar voetnoot22.. Maar juist op de titelpagina van de editie van 1581 veranderde hij eigenhandig ‘Augerius Gislenius a Busbequio &c. D<ominus>’ (ofwel ‘Augerius Gislenius Heer van Boesbeke &c.’) in ‘Augerius Gislenius Busbequius’, dat dezelfde betekenis heeft; onder deze namen is hij vooral ook bekend gewordenGa naar voetnoot23.. Naast ‘Gislenius’ vinden we ‘Giselinus’ alleen in de anonieme biografie uit de ‘Bibliothèque Nationale’ te ParijsGa naar voetnoot24.. | |
[pagina 110]
| |
prinsen Rudolf en Ernst - hadden het kortweg over hem als ‘Augerius’Ga naar voetnoot28.. Valerius Andreas schreef in 1623 dat de kleine Ogier werd opgevoed in het huis van zijn vader. Het stemde zijn vader gunstig toen hij zag dat de jongen uitblonk boven zijn leeftijdgenoten. Daarom droeg hij zorg voor zijn wettiging door Karel V en voor een opleiding aan verschillende universiteiten in binnen- en buitenlandGa naar voetnoot31.. De band die Ogier de Bousbeque had met zijn geboortestreek Vlaanderen en ook met zijn familie was zo hecht dat hij telkens daarheen terugkeerde. In de jaren na zijn gezantschap naar Constantinopel koesterde hij de hoop zich er te vestigen maar de in de zuidelijke Nederlanden gevoerde oorlog weerhield hem. Tenslotte kocht hij in 1587 de heerlijkheid Boesbeke van zijn neef Karel van Yedeghem, ongetwijfeld met de bedoeling de laatste levensjaren door te brengen in het land waar eens zijn wieg had gestaanGa naar voetnoot32.. Sanderus deelde mee dat de jonge Ogier op school ging in Wervik en Komen, waar ‘beroemde grammatici’ hem zijn eerste onderricht gavenGa naar voetnoot33.. Misschien waren Giles van Beek, die in Wervik een school hield, en Petrus MegangGa naar voetnoot34. die behalve in Ninove en Rijssel ook in Komen les had gegeven, zijn leermeesters. De gegevens over hun levens zijn dun gezaaid en laten geen zekere uitspraken toe. De gedachte dat een rechtstreekse bestudering van de oude auteurs de mens moest instrueren, had ook in Vlaanderen wortel geschoten. Niet alleen bij George Haloinus, heer van Komen, maar ook bij anderen leefde de wens de invloeden uit Italië in het eigen land te verbreiden. Giles van Beek liet zich inspireren door het werk van | |
[pagina 111]
| |
Erasmus en wijdde aan de geleerde schrijver een epitaaf bij diens overlijdenGa naar voetnoot35.. Petrus Megang, die als meester van de school in Komen de befaamde Despauterius (1480-1520) was opgevolgd, was de auteur van een Latijnse grammatica en een syntaxis (1549)Ga naar voetnoot36.. Forster en Daniell hebben reeds het licht op George Haloinus (1470-1536/7) laten schijnen en in hem een pedagoog van de kleine Ogier willen zienGa naar voetnoot37.. Haloinus bezat een groot kasteel in Komen en uitgestrekte landerijen in de omgeving van die plaats en ook bij Halewijn. Zijn vorst stelde enkele gezantschappen onder zijn leiding. Haloinus had een grote liefde opgevat voor de studie van de oude auteurs. De bibliotheek in zijn kasteel was befaamdGa naar voetnoot38.. Ook correspondeerde hij met Erasmus. Een bewijs voor de bewondering die hij deze grote humanist toedroeg, is zijn vertaling van de ‘Lof der Zotheid’. Zijn boek ‘Herstel van de Latijnse taal’ (‘Restauratio linguae latinae’, 1533) gaf de grammaticale regels voor het LatijnGa naar voetnoot39.. Er bestonden oude banden tussen de familie Halluin en GhiselinGa naar voetnoot40. en ook de valkenjacht bij de heer van Komen suggereert een regelmatig contact tussen de beide families. Er zijn echter geen aanwijzingen dat Haloinus een directe invloed had op de vorming van de jonge Ogier. Forster en Daniell hebben dit nog met enige voorzichtigheid geopperd, spoedig evenwel begon de gedachte een eigen leven te leidenGa naar voetnoot41. en belemmerde het uitzicht op de tekenen die erop wezen dat het humanisme in deze periode in West-Vlaanderen reeds veel verder verspreid was dan men in de negentiende eeuw nog kon vermoedenGa naar voetnoot42.. | |
Studie aan de universiteiten van Leuven, Bologna, Padua en Venetië. Jeugdvrienden. Eruditie en talenkennis.Op 12 juli 1536 werd Ogier, vijf- of zestien jaar oud, ingeschreven aan de universiteit van LeuvenGa naar voetnoot43.. Hij zal hier de | |
[pagina 112]
| |
colleges aan het ‘Collegium trilingue’ hebben gevolgd. Dit befaamde instituut ontleende zijn naam aan de drie talen die er werden gedoceerd: het Hebreeuws, Grieks en Latijn. Hieronymus Busleyden en Erasmus waren de oprichters ervan. En onder Erasmus' dierbare vriend Conrad Goclenius, die de leerstoel Latijn bezette, kwam het tot aanzien. Petrus Nannius volgde hem in 1539 opGa naar voetnoot44.. In Leuven, of misschien kort daarna in Italië, sloot Ogier vriendschap met zijn leeftijdgenoot Nicolaus Micault die later zitting zou krijgen in de Geheime Raad van Filips IIGa naar voetnoot45., én met de wat oudere Andreas Masius die als diplomaat en kenner van het Syrisch naam zou maken; deze beide mannen waren ook onderling weer bevriend. Andreas Masius (1514/5(?)-1573), geboren in Lennik bij Brussel, studeerde sinds 1533 te Leuven. Vooral het Grieks en het Hebreeuws hadden zijn liefde. Na een voortreffelijke studie promoveerde hij in 1533 tot ‘magister artium’. Hij doceerde tot 1537 grammatica aan diezelfde universiteit. Maar in de zomer van 1538 leek een diplomatieke carrière een aantrekkelijker vooruitzicht te bieden. In 1545 en 1546 was Masius in Bologna om zijn pupil en vriend Hendrik van Weze te helpen bij diens studies voor zijn promotie tot doctor in de beide rechten. Als gezant maakte Masius lange reizen door Europa totdat hij zich in 1558, kort na zijn huwelijk, in de liefelijke tuinen bij Zevenaar terugtrok. Daar wijdde hij zich verder aan de studie van het SyrischGa naar voetnoot46.. Busbequius' Latijnse brieven aan Masius vertonen hetzelfde karakter als de Turkse brieven aan Micault: eenzelfde levendigheid en stijl, dezelfde gevarieerde uitingen van vriendschap en dezelfde quasi studentikoze, haast schertsende schrijftrant. In de correspondentie met Masius keert evenals in de Turkse brieven telkens weer de vraag terug of het leven in dienst gesteld moet worden van het algemeen belang, dan wel gewijd moet zijn aan studieGa naar voetnoot47.. De jonge Busbequius zette zijn studie voort aan verschillende universiteiten van Italië. Het is niet bekend wanneer hij naar Italië vertrok. Sanderus vertelt dat hij er zes jaar doorbracht; zijn grootmoeder - ongetwijfeld Agnes Gommer, de weduwe van Gilles Ghiselin - betaalde de kostenGa naar voetnoot48.. | |
[pagina 113]
| |
Bologna, Padua en Venetië worden genoemd als de plaatsen, waar Busbequius als student verbleefGa naar voetnoot49.. Andreas voegde nog de universiteit van Parijs aan deze opsomming toeGa naar voetnoot50.. Dit is misschien niet geheel ongegrond want ook de anonieme biografie uit de ‘Bibliothèque Nationale’ vermeldt dat Busbequius studeerde aan de ‘bloeiendste universiteiten van zijn tijd in de Nederlanden, Frankrijk en Italië’Ga naar voetnoot51.. In de wettigingsakte uit 1540/9 staat dat Busbequius ‘in Leuven en elders’ heeft gestudeerdGa naar voetnoot52.; het is onzeker of dit ‘elders’ duidt op de studie aan andere universiteitssteden dan Leuven of dat het onderwijs bedoeld is dat aan het verblijf in Leuven voorafging. Dat Busbequius zich reeds in 1540 naar Italië had begeven is niet uitgesloten. Maar Sanderus schreef dat zijn verblijf in Italië zes jaren had geduurd en elders lezen we dat hij in 1547 in Padua werd ‘gelauwerd’. | |
[pagina 114]
| |
‘Bourgondische natie’. Miraeus vertelde dat Busbequius gedurende deze jaren het onderricht had gevolgd van Giovanni Battista Egnazio CipelliGa naar voetnoot60., hoogleraar Latijn in Venetië. Battista Egnazio (1478-1553), een vooraanstaand humanist in zijn tijd, doceerde Latijn in zijn geboorteplaats Venetië voor een grote schare studenten. Geen genoegen nemend met het lezen alléén van de auteurs trachtte hij door vergelijking van teksten en studie tot betere uitgaven te komen. Een lange reeks tekstuitgaven van voornamelijk Latijnse auteurs staat op zijn naam. Een werk van hem over de oorsprong der Turken (‘De origine Turcarum’, Venetië 1539) toont dat hij ook op ander gebied actief wasGa naar voetnoot61.. | |
[pagina 115]
| |
dat Busbequius in 1547 in Padua was ‘gelauwerd’Ga naar voetnoot62.. Lazzaro Buonamico (1477-1552) gaf sinds 1530 onderricht in het Latijn en het Grieks aan de universiteit van Padua. Vorsten hadden geprobeerd hem door aanlokkelijke voorstellen uit Padua weg te lokken, maar de universiteit weerhield hem hiervan door een verhoging van zijn salaris. Zijn pedagogisch talent verschafte Buonamico grote faam. Van de andere kant verschenen er van hem geen werken in druk tijdens zijn leven. Hij legde niet alleen nadruk op vaardigheid in het spreken, ook op het juiste handelenGa naar voetnoot63.. Misschien was zijn aanwezigheid de reden dat juist in die dagen de letterenfaculteit in Padua veel studenten trok: in 1547 waren er daar 300 rechtenstudenten (‘legisti’) en 700 letterenstudenten (‘artisti’), terwijl de verhouding doorgaans eerder omgekeerd wasGa naar voetnoot64.. Alleen de anonieme biografie uit de ‘Bibliothèque Nationale’ licht ons wat nauwkeuriger in over de vakken waarop de jonge Ogier zich toelegde: ‘Il y auoit acquise non seullement la science des artz liberaulx, mais aussy la jurisprudence, la médicine en laquelle il n'estoit pas médiocrement versé. Il excelloit en la cognoissance des histoires’Ga naar voetnoot65.. In de lage landen bestond in de zestiende eeuw reeds een traditie om vreemde talen te leren. Dit werd als nuttig ervaren. Busbequius maakte zich naast het Vlaams en Frans, ook het Latijn, het Italiaans, het Duits en het Spaans eigen. Krachtens de gewoonte van die tijd kreeg de oefening in het Latijn zeer veel aandacht. De studenten werden in deze taal als het ware ondergedompeld door het lezen van vele Latijnse auteurs over verscheidene disciplines, zowel door oefening in het schrijven als door het houden van redevoeringen (‘declamationes’)Ga naar voetnoot66.. Moeilijker werken werden tijdens colleges behandeld. Een vloeiende vaardigheid in het Latijn was in veel gevallen het resultaat van deze jarenlange training. Correctheid van taal, helderheid in het uitdrukken en sierlijkheid en precisie van stijl waren belangrijk. | |
[pagina 116]
| |
Juist deze eigenschappen en ook een natuurlijke levendigheid en afwisseling zijn kenmerken van Busbequius' schrijftrant. Dit geldt niet alleen voor de Turkse brieven, waaraan de schrijver eindeloos heeft gevijld, maar ook voor bijvoorbeeld de gezantschapsbrieven aan de keizer die soms in een hoog tempo moesten worden geschreven; en trouwens ook voor de Franse en Italiaanse brieven aan vrienden. Toch noemde Busbequius zich ‘niet welbespraakt’ (in het Latijn); zijn stijl schoot aan ‘elegantia’ tekortGa naar voetnoot67.. Dit is als valse bescheidenheid van hem opgevat: juist om de ‘elegante’ stijl zijn de Turkse brieven keer op keer geprezenGa naar voetnoot68.. Maar onder ‘elegantia’ verstaat men in de vijftiende en zestiende eeuw een strenge keuze van taalmiddelen. En hoewel Busbequius zich had geoefend in de stijl van Cicero, was hij niet een purist in het navolgen van deze Romeinse redenaar. Hij was praktisch en veroorloofde zich enige vrijheid in het hanteren van het Latijn. Lipsius onderkende dit en prees zijn beknoptheid - temeer daar het een van de stijlkenmerken was van de door Lipsius zo gewaardeerde Tacitus -, maar tegelijk ook stelde hij vast dat de stijl (‘genus dictionis’) niet de eerste zorg van Busbequius wasGa naar voetnoot69.. Busbequius' zin voor het doelmatigeGa naar voetnoot70. ligt ook besloten in zijn oordeel over keizer Ferdinand: ‘Hij {keizer Ferdinand} beheerst verscheidene talen. In de eerste plaats het Spaans aangezien het zijn moedertaal is, dan volgen het Frans, het Duits, het Latijn en Italiaans. Ook al kan hij in het Latijn alle gedachten uitdrukken, toch is hij niet zo geleerd in finesses dat hij niet soms zondigt tegen Priscianus. Dit moet als een fout worden aangemerkt bij een taalgeleerde maar kan, zo meen ik, bij een keizer worden getolereerd’Ga naar voetnoot71.. Men doet er verkeerd aan Busbequius enkel te beschouwen vanuit zijn geschriften in het Latijn. Hij maakte veel gebruik van de volkstalenGa naar voetnoot72.. En prees men zijn kennis en eruditie, dan gold dit reeds tijdens zijn leven toch in het bijzonder ook zijn grote talenkennisGa naar voetnoot73.. Een opmerking van Monteagudo, de Spaanse gezant in Wenen, doet hier niets aan af. Deze schreef in een geheim rapport dat aan Busbequius' uitspraak wel wat | |
[pagina 117]
| |
ontbrakGa naar voetnoot74.; Monteagudo zal daarbij in de eerste plaats aan het Spaans hebben gedacht. Busbequius' oudoom en grootvader vervulden hoge functies aan de hoven van de Franse koningen en de hertogen van Bourgondië waar het Frans voertaal was. Deze taal hanteerde Busbequius zelf in zijn omgang met Vlaamse vrienden en met Franssprekende hoge ambtenaren: met Carolus Clusius, Johannes van der Aa en Granvelle; ook bezitten we een Franse brief van Micault aan hemGa naar voetnoot75.. Het is moeilijk zich een juist beeld te vormen van de verhouding tussen de volkstalen en het Latijn in de zestiende eeuw. Zeker, enkelen beschouwden het Latijn als de enige taal die het recht had om gesproken en geschreven te worden. Maar algemener was toch wellicht de opvatting dat ook de volkstalen geen verachting verdienden: ‘Er is geen taal zo barbaars of zij heeft haar eigen keurigheid en vermogen van uitdrukking indien ze behoorlijk gekuist wordt’, luidt Erasmus' bekende uitspraak die aan de Florentijn Leonardo Bruni (1370/74-1444) moet zijn ontleend. Erasmus noemde het verder een schande dat iemand niet op de hoogte zou zijn van zijn moedertaalGa naar voetnoot76.. Maar algemeen was tegelijk het besef dat alleen het Latijn internationaal werd gesproken en dat praktisch elk onderwerp erin kon worden behandeldGa naar voetnoot77.. De correspondentie van Busbequius biedt slechts één voorbeeld van zijn omgang met zijn moedertaal, het ‘Vlaams’, namelijk de woordenlijsten van het zogenaamde Krimgotisch en het commentaar daarbij. Er is tegelijk geen beter bewijs dat Busbequius zich bovenal Vlaming voelde en zich emotioneel verbonden voelde met het VlaamsGa naar voetnoot78.. Italië - en Busbequius zal ook op dit vlak hier iets hebben geleerd - was de andere landen voorgegaan in de emancipatie van de eigen taal. In de eerste decennia van de zestiende eeuw werd de grote wedijver tussen voorstanders van de volkstaal en het Latijn min of meer beslist ten gunste van het Italiaans: dankzij Dante, Petrarca en Boccaccio bezat het Italiaans literaire voorbeelden, vergelijkbaar met Cicero voor het LatijnGa naar voetnoot79.. In het algemeen was het ‘Nederlands’ in deze tijd, vergeleken met het Italiaans en het Frans, nog weinig ontwikkeld als algemeen beschaafde omgangstaal. Een noodzakelijke zuivering had deze taal, evenmin als het ‘Duits’, nog niet ondergaan. Een eenheid scheppende grammatica voor het mengelmoes van ‘Nederlandse’ dialecten ontbrak nog. In | |
[pagina 118]
| |
Komen - en naar we mogen aannemen ook in Boesbeke - werd het Vlaams naast het Frans als voertaal gesprokenGa naar voetnoot80.. Busbequius' brieven aan Adam von Dietrichstein geven een indruk van zijn vaardige beheersing van het ItaliaansGa naar voetnoot81.. | |
[pagina 119]
| |
Wettiging.Karel V gaf in de maand april van het jaar 1540 zijn toestemming voor de officiële wettiging van Busbequius als zoon van George Ghiselin II. Er is wellicht een relatie met het feit dat keizer Karel enkele weken eerder gedurende een reis langs naburige steden Gent had aangedaanGa naar voetnoot89.. Voorwaarde voor deze wettiging was dat Busbequius eenmalig een geldsom naar vermogen en de aard van zijn goederen diende te betalen. Over de hoogte ervan zouden de president en de leden van de rekenkamer (‘Chambre des Comptes’) te Rijssel te zijner tijd een beschikking doen. De akte kwam op 24 november 1540 binnen in de rekenkamer van die stad. De akte werd echter pas officieel bekrachtigd op 15 april 1549 nadat Busbequius de vrij aanzienlijke som van 190 ponden van elf groten Vlaams (‘neuf vings dix livres de xi gros monnoye de Flandres la livre’) had betaald. Dit bevrijdde hem tenslotte van de smet van onwettigheid en verleende hem het recht om als wettig erfgenaam van zijn ouders en anderen op te treden. Verder mocht hij ambten en beroepen uitoefenen evenals elk ander wettig persoonGa naar voetnoot90.. De betaling geschiedde dus pas na Busbequius' studiejaren in het buitenland. Het is aannemelijk dat een eerdere betaling door de vader van Busbequius niet opportuun werd geacht. Er zijn geen bewijzen dat zijn onwettige geboorte nadien een punt van discussie is geweest. Het is zelfs de vraag in hoeverre dit feit bekend was, voordat Andreas er in 1623 algemene bekendheid aan gaf. Het valt op dat Busbequius' naam niet voorkomt in de lijst van beroemde bastaarden die was opgesteld door Pontus HeuterusGa naar voetnoot91.. | |
Voorkomen.Welke voorstelling moet men zich maken van Busbequius in de kracht van zijn leven? Sanderus beschreef hem als een man van middelmatige lengte, met een donker gelaat, een adelaarsneus en een langwerpig gezicht met ernstige en eerbiedwaardige trekkenGa naar voetnoot92.. Dit beeld stemt ongeveer overeen met de bewaard gebleven portretten. Het meest getrouw is vermoedelijk een kopergravure van Melchior Lorck (Lorichs) | |
[pagina 120]
| |
die, nadat hij reeds eerder in 1556 een portret van Verantius en in het volgende jaar ook een portret van Zay had gemaakt, op 25 september 1557 ook Busbequius uittekende. Lorck (Lorichs) beeldde hem ‘en profil’ af, met zijn korte baardje en snor; om zijn schouders droeg hij een pelsGa naar voetnoot93.. De tekenaar van het portret dat Miraeus publiceerde in 1604, is onbekend | |
[pagina 121]
| |
zodat ook de waarde van het portret niet vast staatGa naar voetnoot94.. Busbequius noemde zich mager (‘macilentus’), zodat hij gemakkelijk een zwaarlijvig militair als Alvaro de Sande de baas kon tijdens een wedstrijd te voet: beide mannen waren op terugreis uit Constantinopel uit hun koetsen gestaptGa naar voetnoot95.. Een liefde voor sport en beweging was Busbequius kennelijk aangeboren. Er zijn meer dergelijke verhalen in de Turkse brieven. Eens liet hij de poorten sluiten van zijn huis in Constantinopel om zonder de Turken te ergeren een plaag buizerds te bestrijdenGa naar voetnoot96.. In de nazomer van 1559 liet hij in de karavanserai een zaal verbouwen voor het balspel teneinde zijn conditie op peil te houdenGa naar voetnoot97.. | |
Hoveling aan het hof van koning Ferdinand I van Habsburg (1552/3-1554). Het gezantschap van Don Pedro Lasso naar Londen. Busbequius' beschrijving van het huwelijk van Filips II en Maria Tudor.In zekere zin volgde Augerius Busbequius het voorbeeld van zijn grootvader en oudoom omdat hij door indiensttreding bij een vorst een ambtelijke of diplomatieke loopbaan nastreefde. Hij verkoos het hof van koning Ferdinand I van Oostenrijk. Dit was weliswaar bescheiden en eenvoudig en had altijd in de schaduw gestaan van dat van zijn oudere broer Karel V in Brussel, maar het was tevens toleranter en veelbelovend: Ferdinand slaagde er gedurende de loop van zijn lange regering (1521-1564) in om, in tegenstelling tot Karel, steeds grotere macht te verwerven en na de dood van de keizer zou hij, en niet Filips II (Karels zoon), de keizerskroon verwerven. Als jongere broer was Ferdinand lang afhankelijk geweest van de gunsten van Karel V maar in 1521 was hem de heerschappij over de Habsburgse bezittingen in Oostenrijk gegeven. De moeilijkheden gedurende zijn regering stapelden zich op. Naast de onenigheid op godsdienstig terrein was er bovenal de voortdurende oorlog tegen de Turken waardoor zijn rijk spoedig in grote financiële moeilijkheden kwam. Met volharding en takt lukte het de koning om in de loop van zijn lange regering zijn aanvankelijk zwakke positie te versterken. Een defensieve politiek ten opzichte van de Turkse aanvallen op de grenzen, en bereidheid om met de Duitse vorsten compromissen te sluiten droegen aan zijn succes bij. Sinds 1526 was Ferdinand tevens koning van Bohemen en Hongarije, nadat zijn zwager koning Lodewijk II van Hongarije bij Mohács was gesneuveld. Feitelijke uitoefening van zijn macht over | |
[pagina 122]
| |
Hongarije werd hem echter door tegenwerking van de Hongaarse edelen en de Turken onmogelijk gemaakt. In 1531 werd Ferdinand nog tot rooms-koning gekroond en na Karels dood in het najaar van 1558 droeg hij ook de keizerskroon. Het rijke Spanje onder leiding van Filips II zou echter nog lang nadien de politiek in Europa bepalen. Toch hebben Ferdinand en zijn zoon Maximiliaan de basis verstevigd waarop het latere Oostenrijkse keizerrijk gegrondvest zou zijnGa naar voetnoot98.. Busbequius kwam aan Ferdinands hof in 1552 of 1553Ga naar voetnoot99., - het was juist in de tijd waarin de compromisloze politiek van Karel V tegenover de Duitse protestanten schipbreuk leed en hij voor het behoud van de keizerskroon binnen de Habsburgse dynastie moest omzien naar Ferdinand. Vanaf 1553 staat Busbequius in de hofhouding vermeld als een der dienaren zonder speciale rang (‘Extraordinari Diener’) voor 20 gulden per maandGa naar voetnoot100.. Misschien had Masius hem de weg naar dit hof gewezen. Wat Busbequius in de voorafgaande jaren gedaan heeft, weten we niet. Dat hij na zijn vertrek uit Italië nog jaren zou hebben doorgebracht in zijn geboorteplaats met het lezen van boeken, het zoeken naar munten en het verzamelen van planten, zoals Forster en Daniell willen doen gelovenGa naar voetnoot101., vinden we in geen enkele bron vermeld. | |
[pagina 123]
| |
omdat wij reeds vroeger gaarne met elkaar wedijverden in onderlinge diensten nadat jij (zoals je gewoonlijk openlijk verkondigt) door mijn advies het meest in waardigheid was begonnen te groeien’Ga naar voetnoot104.. Een gezantschap onder leiding van Don Pedro Lasso, ambassadeur van Ferdinand I bij het huwelijk tussen Filips II en Maria Tudor in de zomer van 1554 te Londen, voerde Busbequius voor het eerst op als figurant op het diplomatieke toneelGa naar voetnoot107.. Een korte inleiding moge de betekenis van dit gezantschap en van hetgeen verder volgt, verduidelijken. Maria Tudor was op 3 juli 1553 haar overleden halfbroer Edward VI opgevolgd als koningin van Engeland. Haar troonsbestijging leek een versterking van de katholieke partij in haar land. Karel V zette reeds dadelijk zijn zinnen op een huwelijk tussen de koningin en zijn zoon Filips II. Hiertoe werd in november 1553 besloten. Voor Karel was dit een belangrijk diplomatiek succes, niet alleen vanwege de versterking van de Habsburgse macht in Vlaanderen maar ook omdat de protestantse vorsten in Duitsland en de Franse koning de wind uit de zeilen werd genomenGa naar voetnoot108.. Filips II was minder verguld met het initiatief van zijn vader. Hoewel hij koning van Engeland zou worden, was er geen politieke macht aan de nieuwe titel verbonden en ook verder bood het huwelijk hem weinig direct voordeelGa naar voetnoot109.. | |
[pagina 124]
| |
het huwelijk bij het publiek bepleitenGa naar voetnoot111.. Busbequius heeft een beschrijving van het huwelijk tussen Filips en Maria gemaaktGa naar voetnoot119.. De aankomst van Filips II in Portsmouth waar de koning aan land ging, zijn huwelijk met Maria en beider intocht in Londen zijn het onderwerp van het verslag. Aan een weergave van de teksten op triomfbogen en langs de route is meer dan de helft van de tekst gewijd. De lezer krijgt een treffend beeld van de pracht en praal waarmee het koninklijk paar werd ontvangen en ook van de stemming van de bevolking. Aan het optreden van het gezantschap onder leiding van Pedro Lasso en ook aan zijn eigen rol besteedde Busbequius geen aandacht. De beschrijving lijkt bestemd voor aanhangers van het Habsburgse kamp. De rivaliteit tussen de gezanten van de koning van Frankrijk en de ‘koning van de Romeinen’ wordt in het bijzonder vermeld: ‘Bij deze maaltijd was de gezant van de koning van Frankrijk niet aanwezig, omdat hij niet wenste dat men aan de gezant van de “koning van de Romeinen” voorrang gaf, en hetzelfde gold voor de gezant van de hertog van Ferrara, die niet wilde dat de gezant van de hertog van Florence hoger werd gesteld. Zo had immers het Engelse | |
[pagina 125]
| |
parlement besloten dat, als de gezant van de Franse koning aanwezig wilde zijn, hij dan geplaatst zou worden achter de gezant van de “koning van de Romeinen”’Ga naar voetnoot120.. Uitvoerig wordt de indruk belicht die Filips II op het publiek maakte. De schrijver drukte zich behoedzaam uit: hij prees de pogingen van de nieuwe vorst in Windsor om zich bij de bevolking geliefd te maken. Ook werd er niet voorbijgegaan aan de oppositie van de Engelsen tegen de Spanjaarden: ‘Maar zich dikwijls wendend naar elk van beide kanten van de weg richtte hij {Filips} zijn blik welwillend naar het volk. Het volk verraadde goed zichtbaar dat het zich verblijdde bij het zien van hem en herhaaldelijk werden de volgende geluiden gehoord: “God save iour grace”. De vorst is immers behept met een buitengewone menselijkheid, een bekoorlijk lichaam en goed geproportioneerde ledematen in verhouding met zijn grootte. In bewondering voor zo'n man overlaadde het volk diegenen met scheldwoorden, die getracht hadden hem in alle toonaarden met onwaarheden te belasteren en die hadden getracht na het verspreiden van geruchten over Engeland, de zuiverheid van zijn naam te bevlekken’. | |
[pagina 126]
| |
Dat de beschrijving meer is dan een voorspelbare neerslag van indrukken, blijkt ook uit de volgende passage waarin de huwelijksplechtigheid wordt beschreven: ‘Nadat ze ongeveer tot het midden van de kerk waren gekomen, hadden de verloofden hun loop afgebogen naar verschillende altaren die met veel goud doorstikte kleden waren bedekt. Wij gissen dat zij op deze plaatsen hebben gebiecht. Want bij de vorst was degene die gewend was hem de biecht te horen, een broeder uit de orde der Franciscanen, een man die bovenal geleerd was. Bij de koningin werd de bisschop gezien’. Er is van dit Oostenrijks gezantschap, dat voornamelijk een representatief karakter had, weinig meer bekend dan dat het de huwelijksplechtigheid en feesten bijwoonde in LondenGa naar voetnoot124.. Don Pedro aanvaardde met zijn gevolg begin oktober 1554 de terugreis. Omdat vijandelijke Franse schepen voor de Engelse kust een veilige overtocht in gevaar brachten, vroeg de gezant op 6 oktober vanuit Dover om bescherming door Engelse schepenGa naar voetnoot125.. Niet lang na zijn terugkeer in Vlaanderen ontving Busbequius een opdracht die de koers van zijn leven ingrijpend zou wijzigen. | |
[pagina 127]
| |
Portret van Antonius Verantius door Melchior Lorck.
Kopergravure, ‘Albertina’ Wenen, signatuur Kupferstich 1556 Alt. Inv. 1937, 31. Cf. H. V, p. 120 (n. 93). |
|