De memoires
(2006)–Wilfried Martens– Auteursrechtelijk beschermdLuctor et emergo
[pagina 705]
| |
38
| |
[pagina 706]
| |
uitspraken, maar hij kan zich dat gemakkelijker veroorloven aangezien hij bij voorbaat gesteund wordt door de grootste delegatie van de fractie. | |
Mijn erfenisEnkele dagen eerder leidde ik nog de studiedagen van onze fractie. Die vonden plaats in Marbella van 5 tot 9 juli. Door de dioxinecrisis was ‘de moeder van alle verkiezingen’ voor de CVP uitgedraaid op een catastrofe. De EVP daarentegen kwam als overwinnaar uit de Europese verkiezingen: voor het eerst sinds de rechtstreekse verkiezing van het Europees Parlement in 1979 vormden wij de grootste fractie. Dat was het gecombineerde resultaat van enkele opmerkelijke verkiezingsoverwinningen - onder meer van de CDU/CSU en de Britse conservatieven - én de verruiming van de fractie die zich tijdens mijn voorzitterschap had voltrokken. Onze fractie telde na de stembusslag van 1999 232 leden tegenover 157 vijf jaar eerder. Dat de Duitse christendemocraten onder leiding van hun nieuwe voorzitter Wolfgang Schäuble amper één jaar na hun nederlaag van 1998 meer dan de helft van de Duitse Europarlementszetels in de wacht sleepten (53 van de 99), was een overwinning van formaat. De goede score van Edmund Stoibers CSU, met wie ik een uitstekende relatie onderhou, maakte daar integraal deel van uit. Ook de Britse conservatieven haalden een krachttoer uit door hun zetelaantal te verdubbelen (van 18 naar 36), zij het dat ze werden geholpen door de invoering van het proportioneel kiessysteem. Met het aantreden van William Hague in 1997 - als opvolger van John Major - wijzigde echter de houding van de Britse conservatieven fundamenteel. Nu de partij geen regeringsverantwoordelijkheid meer droeg, kregen de eurosceptici vrij spel. Het toenaderingsproces tot de EVP kwam tot stilstand. Meer nog, diegenen die een verwijdering met de vermaledijde continentale en federalistische christendemocraten voorstonden, wonnen systematisch aan veld. Vanuit dit perspectief trachtten de Britse conservatieven na hun veiddezingsoverwinning hun versterkte positie binnen de EVP-fractie te verzilveren. In dit verband vond in de marge van de studiedagen in Malaga een informeel diner plaats tussen Silvio Berlusconi - dan Italiaans oppositieleider en pas verkozen in het Europees Parlement - José María Aznar - | |
[pagina 707]
| |
premier van Spanje - Schäuble en Hague. Voorafgaandelijk waren ze tot een akkoord gekomen om de naam van de fractie te wijzigen in ‘EVP-Conservatieven’. Toen ik dit tijdens het diner vernam, wist ik niet waar ik het had. Ik antwoordde hen onmiddellijk: ‘Zijn jullie nu werkelijk volkomen gek geworden? Als we dat doen, dan betekent dit in een aantal landen het einde van de EVP!’ De expliciete verwijzing naar ‘conservatieven’ is voor verschillende van onze lidpartijen onaanvaardbaar en ik wist dat dit tot een scheuring zou kunnen leiden. Met een dergelijk nieuw uithangbord dreigden we talloze militanten nodeloos in het harnas te jagen. De hele uitbreiding van de EVP dreigde gecompromitteerd te worden en faliekant af te lopen. Gelukkig kon een catastrofe worden vermeden. Ik herinnerde mij dat de Britse conservatieven vroeger lid waren van de fractie ‘Europese Democraten’. Daarom stelde ik hun als alternatief voor de naam van de fractie uit te breiden tot ‘EVP-ED’ waarbij ED verwees naar ‘Europese Democraten’. Hoewel ik steeds principieel tegenstander was geweest van een naamswijziging, leek dit de enige manier om te redden wat er te redden viel. Alleen ‘EVP-ED’ was voor iedereen aanvaardbaar. | |
Van kwaad naar ergerMaar ‘het akkoord van Malaga’ dat tussen de EVP-fractie en de Britse conservatieven werd gesmeed en waarvan de naamsuitbreiding een onderdeel was, bracht geen definitieve rust in de verstandhouding tussen beide kampen. Feitelijk ging het van kwaad naar erger. In tien jaar tijd is de relatie steeds meer bergaf gegaan. Want na Hague kwam Ian Duncan Smith (2001-2003), die het akkoord opnieuw ter discussie stelde.Ga naar eind340 Met Duncan Smith - die destijds in het House of Commons tegen de ratificatie van het Verdrag van Maastricht had gestemd - zaten de eurosceptici in de driver's. Duncan Smith drong herhaaldelijk aan op een ‘speciaal statuut’ voor de Britse conservatieven in de EVP-ED-fractie. In zekere zin hadden ze die al door de naamsuitbreiding, de extra vicevoorzitter, de aanstelling van een eigen whip, enzovoort. Binnen het reglement van de fractie was al een maximale inspanning gedaan om de Britse conservatieven ruimschoots aan bod te laten komen. Een verregaandere toegeving werd consequent afgewezen door de EVP-toppen uit die | |
[pagina 708]
| |
periode, deels uit principiële overwegingen, deels omdat we ervan overtuigd waren dat een groot deel van de Britse Europarlementsleden bij de EVP-ED-fractie wilde blijven en dat voor de ganse delegatie de ‘benefits’ ruimschoots opwogen tegenover de ‘costs’. Dat was ook mijn persoonlijke overtuiging. Duncan Smith legde zich neer bij het akkoord van Malaga maar hield niettemin vast aan zijn vraag naar een verregaander speciaal statuut voor de Britse conservatieven in de EVP-ED-fractie.
Ook zijn opvolger, Michael Howard, had geen hoge pet op van de samenwerking. Maar hij was verstandig genoeg om geen verstek te geven op de EVP-toppen. Met zijn aantreden nam de spanning weer af. De EVP-top van 4 december 2003 in Parijs luidde een normalisering in van de relaties tussen beide partijen. Maar Howard bleek vooral een koele en berekende minnaar. Na veelvuldig overleg werd het Intern Reglement van de fractie gewijzigd, waardoor de Britse conservatieven het recht kregen eigen standpunten aangaande institutionele EU-aangelegenheden te ontwikkelen én te promoten. Dit was blijkbaar de prijs die moest worden betaald om de Britse conservatieven - met het oog op de verkiezingen van 2004 en het behoud van de status van grootste fractie - aan boord te houden. Volgens de voorstanders van de amendering werd alleen de feitelijke toestand geofficialiseerd; volgens de tegenstanders was het een brug te ver aangezien de EVP - inclusief de fractie - in haar verruimingsoperaties tot dan toe nooit had toegegeven op haar pro-Europese standpunten en omdat de vrees bestond dat partijen uit nieuwe lidstaten - daardoor - eerder voor de ‘ED’ dan voor de ‘EVP’ zouden kiezen. De Duitse delegatie schaarde zich achter de statutenwijziging. Fractieleider Pöttering en secretaris-generaal Klaus Welle, die in 1999 de overstap van de partij naar de fractie had gemaakt, namen hierin het voortouw. Op 31 maart 2004 gaf de fractie haar fiat. | |
[pagina 709]
| |
Déjà vuDat de nieuwe leider van de Britse conservatieven, David Cameron - verkozen begin december 2005 - opnieuw het lidmaatschap van de EVP-ED-fractie ter discussie stelt, is een streep door onze rekening. In mijn brief van 6 december heb ik hem omstandig de geschiedenis van onze turbulente relatie uit de doeken gedaan, hem herinnerd aan de verschillende afspraken en heb ik verwezen naar de inspanningen die telkenmale werden geleverd om de Britse conservatieven ter wille te zijn. Tegelijk drukte ik mijn hoop uit op een betere samenwerking en nodigde ik hem uit naar de EVP-top van 15 december in Meise.Ga naar eind341 Tijdens de EVP-top hebben we beslist dat, indien Cameron zijn dreiging om de fractie te verlaten hard zou maken, we elk bilateraal contact met hem zullen weigeren. Hoewel ik op geen enkele inspanning heb gekeken om de verstandhouding met de Britse conservatieven te verbeteren - en ik dat in de nabije toekomst ook niet zal doen - en de wijziging van het Intern Reglement van de fractie heb verdedigd, heb ik ook steeds het onderscheid tussen de partij en de fractie onderstreept. In een nota heb ik dat omstandig uiteengezet omdat velen - sommigen te goeder trouw, de meesten te kwader trouw - de EVP verweten (en nog steeds verwijten) haar ziel te hebben verkocht voor een bord linzensoep. Dit is manifest onjuist. De partij heeft nooit haar principes opgegeven of haar regelgeving aangepast ten gunste van de Britse conservatieven.Ga naar eind342 De partij is de fractie niet en vice versa. Terwijl de fractie vrij is allianties aan te gaan met bijvoorbeeld de ‘ED’, vaart de partij onverminderd een pro-Europese koers. Sterker, het onderscheid met de ‘ED’ maakt het voor de EVP gemakkelijker om voluit te blijven strijden voor een federaal Europa. | |
Finaal de FransenOm geen slachtoffer te worden van de partijpolitieke versplintering - als gevolg van de ‘presidentialisering’ van de Franse politiek - is de EVP in haar verruimingsstrategie ook steeds op zoek geweest naar een sterkere vertegenwoordiging in Frankrijk. Een deel van het UDF behoorde als opvolger van het christendemocratische CDS reeds tot de EVP-familie | |
[pagina 710]
| |
maar deze relatief kleine partij bestreek slechts één segment van centrumrechts. Een poging om ook de liberale en republikeinse vleugel te laten aansluiten, mislukte eind 1991. Enkele, individuele Europarlementsleden, onder wie oud-president Valéry Giscard d'Estaing en Alain Lamassoure, maakten destijds de overstap van de liberale naar de EVP-fractie wel. Maar omdat ook de liberalen niet bijster sterk stonden, werd ook gedacht aan de neogaullisten van de RPR. Het was aanvankelijk het UDF dat hier als bruggenbouwer fungeerde.
De RPR had voor de Europese verkiezingen van 1994 een gemeenschappelijke lijst met het UDF onder aanvoeren van de christendemocraat Dominique Baudis. Beide partijen hadden beloofd dat hun verkozenen zich na de verkiezingen zouden aansluiten bij de EVP-fractie. Hierover bestond een akkoord tussen de toenmalige partijvoorzitters: Jacques Chirac voor de RPR en Giscard voor zijn Parti Républicain, die net zoals de christendemocraten deel uitmaakte van het UDF. De EVP-top te Brussel van 8 december 1993 had op voorstel van CDS-voorzitter Pierre Méhaignerie hiermee ingestemd. Maar de RPR hield haar woord niet.Ga naar eind343 Haar Europarlementsleden sloten zich aan bij het Rassemblement des Démocrates Européens omdat ze een eigen fractie - met alles wat daarbij komt kijken: voorzitter, medewerkers, enz. - wilden behouden. Toen wegens de overstap van Forza Italia naar de EVP-fractie de oprichting van de nieuwe partij ‘Unie voor Europa’ mislukte, kondigde Nicolas Sarkozy op 30 mei 1999 aan dat ook de RPR-verkozenen tot de EVP-fractie zouden toetreden.Ga naar eind344 In Straatsburg zei RPR-voorzitter Philippe Séguin, die sterk hard geijverd voor de oprichting van ‘Unie voor Europa’ me: ‘Vous avez gagné.’ Aan de basis van de toenadering tussen de EVP en de neogaullisten lagen - conform de besluiten van het bungalowgesprek van 24 maart 1998 - verschillende ontmoetingen tussen Chirac enerzijds en Kohl, mijzelf en andere EVP-leiders anderzijds.Ga naar eind345 Belangrijke personaliteiten binnen de RPR hadden de partij een meer pro-Europees profiel gegeven. Onder meer Alain Juppé droeg daar als minister van Buitenlandse Zaken sterk toe bij. Van onze zijde was het vanzelfsprekend dat de RPR in het perspectief van een op te richten brede centrumpartij zou aansluiten bij de EVP. Zowel de houding ten aanzien van Europa als de interne strijd binnen centrum-rechts waren decennialang hinderpalen geweest in de rela- | |
[pagina 711]
| |
ties tussen de EVP en de neogaullisten. Maar dat er dit keer definitief verandering op til was, bleek reeds uit de aanwezigheid van toenmalig RPR-voorzitter Michèle Alliot-Marie op ons congres in Berlijn in januari 2001. Later op dat jaar werd de RPR lid van de EVP. In de nasleep van de presidents- en parlementsverkiezingen van 2002 werd de Union pour un Mouvement Populaire (UMP) opgericht, bestaande uit de RPR, liberalen, republikeinen en een reeks christendemocraten waaronder Méhaignerie, Nicole Fontaine en huidig Eurocommissaris Jacques Barrot. Onder leiding van François Bayrou trad la nouvelle UDF zoals de partij intussen heette - en dat nog enkel uit christendemocraten bestond - niet toe. Met de UMP beschikt de EVP over een stabiele partner in Frankrijk en lopen onze communicatielijnen naar de hoogste regionen in de Franse politiek. Jean-Pierre Raffarin speelde hierin een doorslaggevende rol. Ik had hem nog gekend als Europarlementslid in de periode dat ik fractieleider was. Hij nam als eerste Franse premier deel aan onze toppen en was present op tal van EVP-activiteiten. | |
Exit EDU?Een belangrijk aspect in de toenadering met de neo-gaullisten was de relatie tussen de EVP en de Europese Democratische Unie. Uitgangspunt was de noodzaak om tot een ‘rationalisering’ van transnationale organisaties te komen die zich richtten tot centrum-rechtse partijen in Europa. Sommige EVP-lidpartijen wilden geen uitstaans hebben met de ‘rechtse’ EDU, terwijl EDU-lidpartijen zoals de RPR geen of nauwelijks affiniteit hadden met de ‘christendemocratische’ EVP. Naarmate het belang van transnationale organisaties en hun vertegenwoordiging in de lidstaten van de EU toenam, werd de toestand onhoudbaar. Een eenvoudige fusie was uitgesloten aangezien niet alle partijen lid waren van beide organisaties. Ook partijen uit andere Europese landen, onder meer Turkije, waren lid van de EDU. Indien de EDU in de EVP zou opgaan, dan vielen deze partijen uit de boot aangezien het (volwaardig) lidmaatschap van de EVP beperkt is tot partijen uit EU-lidstaten. | |
[pagina 712]
| |
Voor ons was het vanzelfsprekend dat de EVP de spil zou vormen van een eventuele fusieoperatie. Dat was de geest van de besluiten van het bungalowgesprek, hoewel Carl Bildt en Theo Waigel gekant waren tegen een fusie. De CDU en de Partido Popular duwden aan de kar. De ÖVP had sinds de oprichting een voortrekkersrol gespeeld in de EDU. De zetel was in Wenen gevestigd. Aloïs Mock was tot 1997 voorzitter en werd opgevolgd door zijn partijgenoot Andreas Khol. Beide voorzitters hebben een deviatie in de richting van anti-Europa vermeden en hebben veel geïnvesteerd in contacten met partijen uit Centraal- en Oost-Europa. Het was de periode waarin gezamenlijke initiatieven werden genomen maar van harte is de samenwerking tussen EVP en EDU nooit geweest. Daarvoor bestond aan de kant van de EDU een te grote vrees om opgeslorpt te worden. In 1998 werd de Fin Sauli Niinistö voorzitter en de Oostenrijker Alexis Wintoniak secretaris-generaal. Naar aanleiding van de 20e verjaardag van de EDU werd een document opgesteld - getiteld Towards the Majority - waarin een pleidooi voor één organisatie werd opgenomen. Als gevolg van de toenadering vond een gemeenschappelijke vergadering plaats van de presidia op 20 september 1998 in Cadenabbia. Het centrale orgaan van de EDU stelde in haar document Restructuring the co-operation of the Christiandemocrat, conservative and like-minded parties in Europe voor om commissies, werkgroepen en secretariaten te laten samensmelten. In de praktijk werd er behoorlijk samengewerkt. Het resulteerde onder meer in de overbrenging van het EDU-secretariaat van Wenen naar Brussel. Toen Wintoniak in 2002 ontslag nam, viel de facto het doek over de EDU. Symbolisch werd de ‘laatste’ EDU-voorzitter Niinistö tot erevoorzitter van de EVP benoemd. Dat gebeurde op het EVP-congres van Estoril in oktober 2002. De EVP had door een aanpassing van haar statuten - meer bepaald het geassocieerd en het waarnemersstatuut - het intussen mogelijk gemaakt dat partijen uit landen die geen lid of kandidaat-lid van de EU waren, toch op een structurele manier bij de werking van de EVP konden worden betrokken. Van de kant van de EDU bestaat er statutair alleen nog een Party Leaders Conference, die door de EVP en de EDU gezamenlijk wordt voorgezeten en tweejaarlijks samenkomt. In de praktijk ‘bestaat’ alleen de EVP nog. | |
[pagina 713]
| |
Christendemocratische InternationaleEen gelijksoortige ‘doublure’ bestond ook op internationaal vlak. Naast de Christendemocratische Internationale (IDC, verwijzend naar Internationale Démocrate Chrétienne) bestaat er ook een International Democratie Union (IDU). Statutair is de EVP lid van de IDC. Eind jaren negentig bevond de IDC zich in een diepe financiële crisis. Na opmerkingen van het Europees Rekenhof had de EVP-fractie haar jaarlijkse subsidie geschrapt. Dat betekende noch min noch meer de doodsteek voor de organisatie die in het EVP-secretariaat een onderkomen had gevonden. Omdat de IDC feitelijk failliet was, stelde Alejandro Agag, secretaris-generaal van de EVP, voor om de organisatie te ‘liquideren’. Ikzelf vond dat Aznar, die over goede contacten beschikte in Latijns-Amerkia, voorzitter moest worden. Omdat hij weigerde dat meteen te doen, stelde ik voor dat ik in afwachting zelf het voorzitterschap zou opnemen. Zo kwam ik op 11 oktober 2000 tijdens het congres van Santiago de Chili aan het hoofd van de IDC. Feitelijk was ik een soort crisismanager die de materiële en financiële problemen moest oplossen. Maar ik zorgde ook voor een nieuwe inhoudelijke impuls door een programma voor de IDC op te stellen. Dat werd goedgekeurd op 20 september 2001 tijdens de Leaders Conference in Mexico-City. Die dag werd ook - zoals afgesproken - Aznar verkozen tot mijn opvolger. Problematisch blijft het naast elkaar bestaan van de IDC en de IDU. De IDU is in handen van de Amerikaanse republikeinen maar werd jarenlang geleid vanuit Londen door William Hague en zijn medewerker Richard Normington, die de EVP en de IDC zeer slechtgezind waren. Recentelijk kwam er schot in de zaak door het terugtreden van Hague, de aanstelling van een nieuwe Executive Secretary ter vervanging van Normington en de overbrenging van de zetel naar Oslo (in de kantoren van Hoyre, die geassocieerd lid van de EVP is). Zo komt de IDU ‘mentaal’ dichter bij de IDC. Maar er is nog een lange weg te gaan. Problematisch is de houding van de Latijns-Amerikaanse lidpartijen, die allergisch zijn voor samenwerking met de republikeinen van George W. Bush. Gelukkig investeert de EVP nu in contacten met republikeinse politici en organisaties zodat eventueel langs deze weg een toenadering kan worden bewerkstelligd. | |
[pagina 714]
| |
Cordon sanitaire rond OostenrijkIn de opeenvolgende uitbreidingen van onze partij waren de Oostenrijkse christendemocraten wellicht diegenen die het meest vertrouwd waren met de EVP. In de loop van de jaren negentig groeide de ÖVP uit tot een vaste waarde binnen de EVP, niet in het minst door het uitgesproken Europees engagement van haar leiders, zoals minister van Buitenlandse Zaken Mock tijdens de toetredingsonderhandelingen en het lidmaatschapsreferendum, en Wolfgang Schüssel in dezelfde functie in de periode die daarop volgde. Voor sommigen leek daar begin 2000 een einde aan te zijn gekomen toen de ÖVP een coalitieregering sloot met de Freiheitliche Partei Österreich (FPÖ) van Jorg Haider. Dat was onder meer het geval voor de staatshoofden en regeringsleiders van de 14 overige EU-lidstaten, die na de eedaflegging van Schüssel tot kanselier op 4 februari een reeks bilaterale sancties tegen Oostenrijk afkondigden. Omdat het EU-Verdrag niet voorzag in dergelijke sancties (en ze dus strikt juridisch illegaal waren), gaven de Commissie en het Europees Parlement tegengas. Verschillende regeringen wier houding niet gespeend was van enig eigenbelang - niet het minst de Belgische - trachtten zich op de kap van de Oostenrijkers te profileren. De grote animositeit die tussen voor- en tegenstanders van een cordon sanitaire rond Oostenrijk ontstond, stortte de EU in een crisis. Dit bleef binnen de EVP niet zonder gevolgen. Terwijl in het Parlement en de Commissie EVP-mandatarissen begrip opbrachten voor de moeilijke situatie waarin de ÖVP zich bevond, stuurden enkele lidpartijen aan op een confrontatie. Hoofdzakelijk nationale redenen lagen aan de basis van het verzet tegen Oostenrijk. Twee belangrijke uitgangspunten dienen in dit verband in herinnering worden gebracht. Ten eerste werkt de EVP op Europees vlak nooit samen met extreem links en extreem rechts. Ten tweede spreken we ons nooit uit over de keuzes van onze lidpartijen in de interne, nationale politiek. In het licht van deze principes was het zeer moeilijk - of zelfs onmogelijk - dat de EVP zich formeel over de Oostenrijkse situatie zou uitspreken, ook omdat de ÖVP deel uitmaakte van de EVP. Aznar riep de leidinggevende politici van de EVP en de EVP-ED-fractie bij hem in Madrid bijeen voor een informele ontmoeting tijdens het weekend van 5 en 6 februari 2000. Hijzelf stond aan het begin van een ver- | |
[pagina 715]
| |
kiezingscampagne waarin hij alles concentreerde op de verovering van het politieke centrum. Hij kon dus potentieel gecompromitteerd worden door hetgeen in Oostenrijk gebeurde. Het is vanuit dit perspectief dat zijn reactie moet worden begrepen. Tijdens het diner in La Moncloa, de ambtswoning van de Spaanse eerste minister, suggereerde Aznar de ÖVP uit te sluiten. Een dergelijke radicale beslissing hebben we gelukkig vermeden. Er moest worden gezocht naar een honorabele behandeling van de ÖVP. Omdat de situatie dermate delicaat en gespannen was, werd beslist de EVP-top van 23 maart te Lissabon te annuleren. De situatie was immers vol risico's voor de partij. | |
Low profile maakt vergelijk mogelijkStatutair zijn drie partijen nodig om een lidpartij uit te sluiten. Het waren de PSC onder leiding van Joëlle Milquet, de PPI en het UDF die enkele dagen later toch het initiatief daartoe namen. Ook voor hen was de strijd tegen extreem rechts op nationaal vlak doorslaggevend. Op 10 februari werd de situatie officieel besproken in het Politiek Bureau. Conform de statuten moet er steeds een maand verstrijken vooraleer een beslissing over een toetreding of een uitsluiting kan worden genomen. Op het Politiek Bureau van 6 april lag een compromistekst op tafel. Grosso modo bestond het compromis uit drie luiken: de EVP installeerde een monitoring comité dat een rapport zou maken over de politieke situatie in Oostenrijk; gedurende deze periode zou de ÖVP afzien van deelname aan EVP-vergaderingen op voorwaarde dat de Oostenrijkse kwestie niet ter sprake zou komen; in afwachting van een definitieve beslissing werd het lidmaatschap van de ÖVP opgeschort. Het comité bestond uit de Nederlander Wim van Velzen, vicevoorzitter van de partij, de Spanjaard Gerardo Galeote en de Duitser Hartmut Nassauer, delegatieleider van de CDU/CSU in de EVP-ED-fractie. Het compromis werd door alle betrokkenen aanvaard en de aanvraag tot uitsluiting van de ÖVP werd ingetrokken. Op basis van een onderzoek van de situatie op het terrein, stelde het monitoring comité op 6 juni haar bevindingen voor aan het Politiek Bureau. Omdat onder meer in het regeringsprogramma geen bezwarende elementen werden gevonden, pleitten de drie ‘EVP-wijzen’ voor de onmiddel- | |
[pagina 716]
| |
lijke rehabilitatie van de ÖVP en haar mandatarissen binnen de EVP. Het politiek beleid moest afgerekend worden op basis van resultaten en niet op basis van verklaringen van een partijvoorzitter die niet eens deel uitmaakte van de regering, vonden de rapporteurs. Daarnaast hekelden ze de hypocrisie van de socialisten en formuleerden ze een aantal aanbevelingen met betrekking tot de interne werking van de EVP. Het Politiek Bureau schaarde zich achter de conclusies van het verslag. Ikzelf stelde een resolutie voor die op enkele amendementen na de conclusies van het verslag overnam. Op twee stemmen na werd de resolutie goedgekeurd. Na twee maanden onderbreking kon de ÖVP opnieuw deelnemen aan alle EVP-bijeenkomsten. Einde juni, op de EVP-top in Porto, verwelkomde ik Schüssel als nieuwe regeringsleider. De crisis leek te zijn bedwongen.
Bij de PSC, de PPI en het UDF was de hele zaak op de maag blijven liggen. Op 23 juni richtten zij met enkele ontevreden Europarlementsleden onder leiding van UDF-voorzitter Bayrou de ‘Schumangroep’ op. De leden van de Schumangroep, hoofdzakelijk afkomstig uit de Franse, Benelux-, Spaanse en Italiaanse delegaties van de fractie, wilden via deze drukkingsgroep opkomen voor de realisatie van een federaal Europa en de naleving van de christendemocratische beginselen, die naar verluidt onder druk stonden door de koers en de standpunten van de partij en de fractie. Op hun bijeenkomsten werd voornamelijk gediscussieerd over stemafspraken over fractie- en parlementaire aangelegenheden. De coördinatie was echter bijzonder zwak, het aantal leden beperkt (hooguit 40 op 230) en geen enkel parlementair initiatief bereikte een finaal stadium. In de loop van 2003 en 2004 - toen met name de PPI en het UDF de fractie al gedeeltelijk de rug hadden toegekeerd - bloedde het initiatief dood. | |
Voorbeeld en voortrekkerNadat het interne huishouden van de EVP opnieuw op orde was, spande ik mij in om ook de Oostenrijkse regering in haar geheel te rehabiliteren binnen de EU. In de aanloop naar de Europese Raad van Feira van juni 2000 werd druk uitgeoefend op de staatshoofden en regeringsleiders die vasthielden aan het cordon. De EVP boekte hier een opmerkelijke over- | |
[pagina 717]
| |
winning want de Europese Raad nam de formule van rapportage van ons monitoring comité over.Ga naar eind346 Eén van de drie wijzen die de Europese Raad aanstelde, was oud-Eurocommissaris Marcelino Oreja. Begin september presenteerden ze hun verslag waarin de Oostenrijkse regering werd vrijgepleit van alle verdachtmakingen en speculaties. Reeds op 12 september werd het cordon rond Oostenrijk onvoorwaardelijk opgeheven. Achteraf gezien kan men zich afvragen waarvoor al die heisa nodig was geweest... Indien de CDU/CSU haar rol had kunnen spelen als stabilisatiefactor was de crisis binnen de EVP wellicht veel beperkter gebleven. Aznar was op dat moment de enige EVP-regeringsleider van een grote lidstaat. Mede ook daarom nam hij het initiatief binnen de EVP. Maar ook de keerzijde - het overwicht van de socialisten in de Europese Raad - speelde een determinerende rol voor de wijze waarop Oostenrijk en de EVP werden aangepakt door de andere lidstaten van de EU. Uiteindelijk kwam de ÖVP allesbehalve verzwakt uit deze delicate passage in de geschiedenis van de EVP. Het low profile van de ÖVP en haar voorman Schüssel hadden juist bijgedragen tot een oplossing voor het probleem. Meer in het algemeen is gebleken dat - politiek gesproken - Schüssel gelijk had in zijn strategie om extreem rechts te bekampen via regeringsdeelname, zonder te beweren dat deze formule door iedereen kan worden toegepast. Hij heeft daarvoor géén prijs betaald en hij heeft nooit iets ondernomen dat niet aan de internationale en Europese rechtsregels beantwoordde, dit in tegenstelling tot de ‘illegale’ sancties van de 14 lidstaten. Schüssel, één van de actiefste leden van onze EVP-toppen, werd in 2004 zelfs genoemd als potentieel kandidaat voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. En nu, in het eerste semester van 2006 wanneer Oostenrijk voorzitter is van de EU, rust de hoop van al diegenen die rekenen op een opleving van het Europese integratieproces op zijn schouders. ‘Het kan verkeren’, zei Bredero. | |
Débâcle in NiceDat de Europese Raad al bij al een snelle uitweg uit de Oostenrijkse crisis vond - een crisis die ze nota bene zelf in gang had gezet - had ongetwijfeld ook te maken met de kans dat ze nefaste gevolgen zou hebben voor de aan | |
[pagina 718]
| |
de gang zijnde Intergouvernementele Conferentie (ICG) en het nieuwe verdrag dat in Nice zou worden onderhandeld. Inzake verdragswijzigingen bezitten alle lidstaten, dus ook Oostenrijk, immers een vetorecht. En zover wou men het duidelijk niet laten komen. Want met het nieuwe verdrag moest de EU eindelijk worden voorbereid op de uitbreiding met de landen uit Centraal- en Oost-Europa. Dat was immers destijds in Amsterdam niet volledig gelukt en over de zogenaamde left-overs die toen op de onderhandelingstafel waren blijven liggen, moest nu dringend een akkoord worden gezocht. Dat was althans de bedoeling toen in 1997 het Verdrag van Amsterdam werd ondertekend. Nice was met andere woorden het verdrag van de laatste kans. Het akkoord dat de staatshoofden en regeringsleiders in de vroege uren tot stand brachten, was echter ondermaats. De oplossing voor de left-overs - het aantal leden van de Europese Commissie, de stemverhoudingen in de Raad en de definiëring van de gekwalificeerde meerderheid, het maximale aantal Europarlementsleden - zat vol ongerijmdheden en ging voorbij aan de essentie van de hervorming: de besluitvorming aanpassen aan een uitgebreide Unie en de instellingen die daarvoor nodig zijn hervormen. Nice bracht geen oplossing voor de uitbreiding terwijl de verdieping was mislukt. De EU was niet klaar om op basis van 25 lidstaten te worden bestuurd. Niettemin, Spanje en Polen triomfeerden en zouden nadien Nice met hand en tand verdedigen - Nice ou la mort! luidde de slogan - terwijl in België opschudding ontstond omdat de pariteit met Nederland in het aantal stemmen in de Raad werd doorbroken. Opnieuw bleek dat de formule van een IGC niet langer adequaat was omdat het institutionele debat, als het al plaatsvond, volledig werd gedomineerd door de nationale belangen van de diverse lidstaten. Niemand had zich om het Europees belang bekommerd. | |
Dubbele reactie in BerlijnOnmiddellijk na de Top van Nice vond van 11 tot 13 januari 2001 ons congres plaats in Berlijn. Tot ongenoegen van verschillende van onze EVP-regeringsleiders werd Nice zwaar bekritiseerd. In mijn toespraak gaf ik onverbloemd kritiek op het nieuwe verdrag dat de Unie - andermaal - onvoldoende voorbereidde op de nakende uitbreiding. Maar om het falen | |
[pagina 719]
| |
van Nice te herstellen, stelde ik, op voorstel van de fractie, voor een conventie te organiseren niet alleen bestaande uit afgevaardigden van de lidstaten maar ook uit de nationale parlementen, het Europees Parlement en de Europese Commissie, naar het voorbeeld van de conventie die onder leiding van de Duitse oud-president Roman Herzog tot ieders tevredenheid in 2000 een consensus tot stand had gebracht over een Handvest van de Grondrechten. Het werk moest immers worden hervat, maar het mocht niet langer exclusief in handen blijven van de diplomatieke vertegenwoordigers van de lidstaten. Het is alleen via de belofte van een conventie dat onze fractie het Verdrag van Nice heeft goedgekeurd. Ondanks de scherpe kritiek wilde men geen nodeloze nieuwe crisis creëren. Nice werd alleen gedoogd omdat men wist dat het verdrag onmiddellijk herzien zou worden... Ons congres in Berlijn was ook nog om een andere reden belangrijk. Nadat in het Basisprogramma van Athene de EVP was gedefinieerd als ‘een partij van waarden’, kwam in Berlijn het document Unie van waarden tot stand. Deze nieuwe ideologische tekst, die enkele inzichten aan de tijd aanpaste zonder het Basisprogramma te amenderen, was voorbereid door secretaris-generaal Alejandro Agag. De partij bleef christendemocratisch in haar boodschap maar sinds de verruiming van de jaren negentig was de samenstelling niet langer exclusief christendemocratisch. Deze nieuwe tekst reflecteerde dat. Al gauw bleek dat de titel - Unie van waarden - het belangrijkste was. Na de lancering had die een ongelofelijke ingang gevonden, tot en met in de officiële documenten en het discours van de EU. Het is opmerkelijk vast te stellen dat men soms maanden werkt aan een tekst en dan blijkt plots dat een slogan of een titel veel belangrijker en wervender is. Ook op institutioneel vlak werd niet aan de kern van de boodschap geraakt: de EVP bleef ondubbelzinnig voorstander van een federale Unie ook al werd de verwijzing naar ‘de Verenigde Staten van Europa’ - een concept dat terugging tot de beginjaren van de EVP en dat in zekere zin achterhaald was - op Frans verzoek geschrapt. | |
[pagina 720]
| |
Verständnis mit SchäubleOnmiddellijk na het congres van Berlijn ben ik samen met Wolfgang Schäuble beginnen te schrijven aan een nieuw institutioneel voorstel. Want een conventie over de verdieping voorstellen is één zaak, er ook inhoud aan geven een andere. De werkgroep die wij samen leidden, plukte de vruchten van onze goede Verständnis. Op vraag van de nieuwe CDU-voorzitter Angela Merkel had ik Schauble van nabij betrokken bij de totstandkoming van ons congresdocument. Als partijvoorzitter en fractieleider in de Bundestag had hij een sterke beurt gemaakt, onder meer door een indrukwekkende reeks van verkiezingsoverwinningen na de nederlaag van september 1998. Ik ben er persoonlijk van overtuigd dat indien hij CDU-voorzittter was gebleven, hij in 2002 kanselier zou zijn geworden. Maar toen hij terechtkwam in de maalstroom van de Spendenaffäre, was er voor hem - tijdelijk - geen plaats meer aan de top. Ik kende Schäuble via zijn deelname aan enkele EVP-toppen. Op persoonlijk vlak klikte het meteen. Telkens als ik in Berlijn ben, is hij een van de vaste adressen waar ik langsloop, ook nu hij minister van Binnenlandse Zaken is in het nieuwe kabinet-Merkel. Ook inhoudelijk, als het over de toekomst van Europa gaat, delen we dezelfde communis opinio en in zekere zin was ons congresdocument A Constitution for a Strong Europe daarvan het resultaat.
Ondertussen was België in de tweede helft van 2001 voorzitter van de Europese Unie geworden en had premier Guy Verhofstadt op de Top van Laken in december een verklaring over de toekomst van Europa laten goedkeuren. Deze verklaring was in antwoord op Nice een grote stap vooruit aangezien ze voorzag in de oprichting van een conventie. Valéry Giscard d'Estaing werd tot voorzitter van deze conventie benoemd. In zijn taak werd hij bijgestaan door twee vicevoorzitters: Jean-Luc Dehaene en de Italiaanse ex-premier en professor grondwettelijk recht Giuliano Amato. Op 28 februari 2002 gingen de werkzaamheden van de ‘Conventie over de toekomst van Europa’, zoals de vergadering voluit heette, officieel van start. | |
[pagina 721]
| |
De EVP op haar sterkstDankzij de werkgroep die ik samen met Schäuble leidde, waren we binnen de EVP goed voorbereid op de Conventie. Via het document dat door ons congres van 17 en 18 oktober 2002 te Estoril werd goedgekeurd, konden we inhoud geven aan ons voorstel om na Nice alsnog een fundamentele stap te zetten in de richting van de verdieping van de EU.Ga naar eind347 Tegelijk leverde Estoril de basis voor ons engagement binnen de Conventie. Maar dat betekent niet dat dit zonder slag of stoot verliep. Slechts op de valreep werd een akkoord bereikt over de minister van Buitenlandse Zaken die ook vicevoorzitter van de Europese Commissie zou zijn en diens voordracht op basis van de uitslag van de verkiezingen. De CDU en de Partido Popular speelden hierin een hoofdrol. Om de slagkracht van de EVP te vergroten en haar ideeën ingang te doen vinden, richtte ik een ‘EVP-fractie’ op binnen de Conventie. Aan de Duitser Elmar Brok, één van de zwaargewichten in onze fractie, vroeg ik deze groep te leiden. Hij deed dat op een schitterende wijze. Hij bezielde de aanwezigheid van de EVP in de Conventie en was er de personificatie van. Onze fractie in de Conventie vormde wellicht één van de vitaalste werkgroepen die we ooit hebben opgericht. De bijeenkomsten die we hielden in onder meer Frankrijk, Italië en Duitsland waren van een hoog niveau. Initiatieven van EVP'ers, zoals het uitstekende rapport van het Franse Europarlementslid Alain Lamassoure over de bevoegdheidsverdeling kwamen uitvoerig ter sprake. Voor CD&V behoorden naast vice-voorzitter Dehaene Europarlementslid Marianne Thyssen en Jos Chabert, voorzitter van het Comité van de Regio's (2000-2002), tot de meest actieve en regelmatige deelnemers van onze bijeenkomsten. Eén van de opmerkelijkste gasten was Helmut Kohl. Hij genoot een groot moreel gezag en legde in zijn interventies steeds de nadruk op de essentiële rol van de Conventieleden. Tegelijk ging het er soms heel ontspannen toe. Op onze bijeenkomst in Petersberg bij Bonn onderbrak hij een vrij ingewikkelde uiteenzetting van John Bruton met de opmerking: ‘Das ist absurd, absurd, absurd!’ Bruton antwoordde laconiek: ‘Thank you very much for your positive comments!’ | |
[pagina 722]
| |
Tot de sterkte van de EVP droeg in elk geval bij dat niet minder dan 7 van 13 leden van het Presidium tot onze politieke familie behoorden: naast voorzitter Giscard en ondervoorzitter Dehaene waren dat de Franse Eurocommissaris Michel Barnier, de Spaanse minister van Buitenlandse Zaken Ana de Palacio, de Ierse oud-premier Bruton, de Sloveen Alojz Peterle - de enige vertegenwoordiger van de nieuwe lidstaten in het Presidium - en het Spaanse Europarlementslid Iñigo Méndez de Vigo.Ga naar eind348 Tot de belangrijkste voorbereidingen behoorden de informele top op 9 september 2002 in Porto Rotondo, een havenstadje in Sardinië waar Berlusconi zijn vakantieverblijf heeft; de top in Thessaloniki op 19 juni 2003 waar we een akkoord bereikten over het Ontwerp van Grondwet; en de informele top die door Jean-Pierre Raffarin op 4 december 2003, werd georganiseerd in zijn ambtswoning Hôtel de Matignon in het kader van de IGC die het Ontwerp van Grondwet moest omzetten in een nieuw verdrag. | |
Grondwettelijke ambitiesDat in de schoot van de Conventie uiteindelijk een consensus tot stand kwam over een ‘Ontwerp van Grondwet voor Europa’ en dat binnen de IGC in extremis een akkoord werd bereikt over een ‘Verdrag tot instelling van de Grondwet voor Europa’, lag - los van de vraag naar de opportuniteit van de term ‘grondwet’ - in de lijn van wat ikzelf en de EVP reeds jaren voorstonden. In 1990 - nog voor Maastricht - spraken we binnen de EVP over een ‘grondwet’ en we zijn dat sindsdien blijven doen. Ook ikzelf heb nooit onder stoelen of banken gestoken dat er een dag moest komen waarop een Europese grondwet de bestaande verdragen zou vervangen, maar ook dat een grondwet nooit een doel op zich kon zijn.Ga naar eind349 Dat het uiteindelijk zover is kunnen komen, toch wat het ‘Ontwerp van Grondwet voor Europa’ betreft, is in grote mate te danken aan het voorzitterschap van de Conventie. De keuze voor Giscard was cruciaal voor het welslagen van de hele onderneming.Ga naar eind350 Hij had als overtuigd Europeaan de intelligentie, het kaliber en de geloofsbrieven die nodig waren om van de Conventie een succes te maken. Er zijn er weinigen die hem dat met die envergure zouden kunnen nadoen. Hij koesterde grote ambities en maakte graag de vergelijking met de Conventie van Philadelphia die eind | |
[pagina 723]
| |
18e eeuw de Grondwet van de Verenigde Staten van Amerika opstelde. Wellicht was dit te hoog gegrepen. Paradoxaal was het Frankrijk dat zich begin mei 2005 bij referendum uitsprak tegen de Grondwet. Giscard was daarover ten zeerste ontgoocheld: ‘Le système européen fonctionne mal. La France n'a plus de projet européen. Les Européens n'ont plus de projet européen.’ De verdiensten van de vicevoorzitters zijn minstens even groot, al waren hun opvattingen en hun acties veel meer ingegeven door pragmatisme, noem het realisme. Het is algemeen bekend dat Dehaene en Amato achter de schermen koortsachtig werkten aan een compromis dat gezien de uiteenlopende inzichten die met elkaar moesten worden verzoend, laborieus tot stand was gekomen.
Een succes heeft altijd vele vaders; de mislukking is een wees.Ga naar eind351 Toch durf ik te stellen dat de bijdrage van de EVP cruciaal is geweest in de goede afloop van de Conventie. Tot de verdiensten die grotendeels op het conto van de EVP kunnen worden geschreven - de punten waarop wij reeds lang en herhaaldelijk hebben gehamerd - behoren mijn inziens de afschaffing van de pijlerstructuur; de nieuwe bevoegdheidsverdeling; de introductie van een Europese minister van Buitenlandse Zaken die tevens vicevoorzitter van de Europese Commissie is, een realisatie waar Dehaene als voorzitter van de betreffende werkgroep een belangrijke rol in heeft gespeeld; de uitbreiding en verfijning van de toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, waarvoor Méndez de Vigo een doorslaggevende bijdrage heeft geleverd; de dubbele meerderheid in de Raad; transparantere besluitvorming; nieuwe bevoegdheden, zij het minder dan verwacht, voor het Europees Parlement; en de benoeming van een voorzitter van de Europese Raad met het perspectief dat deze functie op termijn samenvalt met de voorzitter van de Europese Commissie. Dat perspectief - de verkiezing van de Commissievoorzitter via het Europees Parlement, eventueel rechtstreeks - mogen we niet opgeven. Het stemt hoopvol dat al in 2004 - nog voor er een definitieve verdragstekst was, laat staan dat die reeds geratificeerd was en in werking was getreden - met de koppeling van de uitslag van de Europese verkiezingen aan de benoeming van de Commissievoorzitter al een eerste, belangrijke stap in deze richting werd gezet. | |
[pagina 724]
| |
De langverwachte herenigingHet ‘Ontwerp van Grondwet’ moest de Unie voorbereiden op de uitbreiding met landen uit Centraal- en Oost-Europa waarvan de toetreding met rasse schreden dichterbij kwam. Al na de val van de Berlijnse Muur werd EU-lidmaatschap in het vooruitzicht gesteld maar uiteindelijk duurde het nog 15 jaar vooraleer de betrokken landen ook daadwerkelijk tot de Unie konden toetreden. De EVP heeft zich steeds principieel voorstander getoond van ‘de hereniging van Europa’ mede omdat, in de woorden van Johannes Paulus II, dit continent moet ademen door twee longen: West én Oost. Tegelijk heeft de EVP altijd onderstreept dat de verdieping een conditio sine qua non was om de uitbreiding tot een goed einde te brengen.Ga naar eind352 Binnen de fractie - waarvan ik toen de voorzitter was en die daarover in het Europees Parlement haar stem moest uitbrengen - is de cruciale beslissing genomen tijdens de studiedagen in Stockholm van 8 tot 12 september 1997. Achteraf is gebleken dat het geen ijdele woorden waren. Het is immers algemeen geweten dat sinds 1989 - op de euro na - niet bijster veel van de verdieping, of beter: de Europese Politieke Unie, in huis is gekomen. De uitbreiding daarentegen is onmiskenbaar het succesrijkste luik van het Europese integratieproces geworden. Het spreekt voor zich dat de partij zich reeds lange tijd op deze uitbreiding heeft voorbereid, eerst binnen het kader van de Europese Unie van Christen-Democraten (EUCD), nadien binnen de EVP zelf. De partij paste zich organisatorisch aan door onder meer haar lidmaatschapsstructuren te wijzigen en door de oprichting van een permanente werkgroep ‘uitbreiding’. Deze werkgroep onder leiding van vicevoorzitter Wim van Velzen trachtte een strategische voorsprong in de regio op te bouwen en heeft - gezien het succes nadien - schitterend werk geleverd. Het is onmogelijk om binnen het bestek van mijn memoires verslag uit te brengen over de ontelbare reizen en ontmoetingen, ook in Brussel, en recht te doen aan het grote aantal politici dat ik in dit verband heb ontmoet. Onze opdracht was niet altijd even gemakkelijk. Het partijenlandschap bleef lange tijd onstabiel en voor sommige nieuwe lidstaten geldt dit nog steeds. In enkele landen boekten we snel succes, zoals in Hongarije met Fidesz van Victor Orban; in landen zoals Polen kregen we lange tijd nau- | |
[pagina 725]
| |
welijks vaste voet aan de grond. Vaak beconcurreerden lidpartijen elkaar en was er enige druk vanwege de EVP nodig om een modus vivendi tot stand te brengen. In het beste geval slaagden partijen erin om via hun contacten binnen de EVP op nationaal vlak allianties te smeden of de krachten te bundelen in een nieuwe (koepel)partij. Succes was echter nooit verzekerd. Sommige partners die het electoraal aanvankelijk zeer goed deden, zijn intussen van de kaart geveegd. In andere landen daarentegen waar we lange tijd geen valabele partner hadden, staan we nu plots heel sterk (zoals met premier Ivo Sanader in Kroatië). Gezien de relatieve partijpolitieke instabiliteit in vele van de lidstaten die op 1 mei 2004 tot de Unie zijn toegetreden en het vooruitzicht dat ook de hele Balkan daar op termijn zal bij aansluiten, is deze opdracht allesbehalve volbracht. |
|