De memoires
(2006)–Wilfried Martens– Auteursrechtelijk beschermdLuctor et emergo
[pagina 692]
| |
37
| |
[pagina 693]
| |
stikkende vormen aanneemt, zodat het op stalking begint te lijken. Zoals Koen Wauters houden wij van fans, maar ze moeten niet tot in onze badkamer komen. Sinds gisteren hebben wij een bijkomende, ditmaal liberale aanbidder. Over die liberalen kan ik overigens kort zijn. Het zou trouwens moeilijk zijn - moest ik dat willen - nog vernietigender te zijn over hen dan zij over zichzelf. Ik zal mij dus houden aan het wijze Bijbelwoord van vorige zondag: “Het geknakte riet zult gij niet breken”.’ Mark Van Peels harde woorden verwezen naar de rivaliteit tussen Guy Verhofstadt en Mark Verwilghen, die breed in de pers werd uitgesmeerd. Bovendien had Verhofstadt senator Leo Goovaerts aan de deur gezet nadat hij zich in een interview laatdunkend had uitgelaten over het leadership van zijn voorzitter. Ook de strijd tussen De Croo en Verhofstadt flakkerde af en toe op. En de socialisten hingen in de touwen na de veroordeling door het Hof van Cassatie van hun kopstukken, vanwege de omkoopaffaire met Agustaen Dassaultleveranties. Tijdens de daaropvolgende receptie was het gespreksonderwerp evenwel niet ‘het geknakte liberale riet’, maar wel de samenstelling van de Europese lijst. Zelf was ik niet aanwezig op de receptie in de Concert Noble, omdat ik als EVP-fractievoorzitter in Straatsburg weerhouden was. Een van mijn medewerkers ving er in verband met mijn Europese kandidatuur twee totaal tegenstrijdige meningen op. In de leidende CVP-kringen hoorde hij: ‘Wilfried Martens mag blij zijn dat hij er nog bij mag zijn. Na al zijn kritiek op de partij, zijn flirt met Berlusconi, en zijn privéleven zouden we hem in feite ook gewoon een plaats kunnen ontzeggen. Als Miet Smet kandidaat is, moet zij als zittend minister de eerste plaats krijgen. Ze heeft de volle steun van het ACW, maar ook van de zogenaamde behoudende groep rond de gebroeders Van Rompuy.’ Een nuchtere CVP-observator had mijn medewerker toevertrouwd dat ik in het partijbestuur geen tien stemmen voor de eerste plaats zou krijgen, tenzij het trio Van Peel-Dehaene-Van Rompuy de grote pressiemiddelen wilde inzetten, ‘maar geen van de drie is daar voor Wilfried toe bereid.’ In een groepje elder statesmen hoorde mijn medewerker een totaal ander geluid: ‘De CVP mag blij zijn dat Martens wil meedoen. Na het ontslag van Willy Claes als secretaris-generaal van de Navo bekleedt Martens de hoogste internationale post. Hij is voorzitter en fractieleider van de Europese Volkspartij. Hij heeft een rechtstreekse lijn met bondskanselier | |
[pagina 694]
| |
Helmut Kohl, hij is een vriend van de Spaanse premier Aznar, en hij wordt algemeen gezien als de volgende voorzitter van het Europees Parlement.’ Toch gingen velen ervan uit dat er al drie plaatsen vastlagen. De eerste plaats zou worden voorbehouden voor Miet Smet, ik zou de tweede plaats krijgen, en Johan Van Hecke de vierde. De derde plaats zou allicht voor Marianne Thyssen zijn. Het eerste echte gesprek tussen Marc Van Peel en mezelf over de lijstvorming vond plaats op 28 januari, slechts vier weken voor de beslissing van het partijbestuur. Van Peel herhaalde tot achtmaal toe dat ik de tweede plaats moest aanvaarden. Niets bewoog nog nadien. Van Peel kon geen alternatieven voorleggen en poogde mij te overtuigen. In die zin was hij dus correct. | |
Halve waarheden en verdichtselsDoor die onzekerheid staken talrijke geruchten en verhalen de kop op en werd ik, samen met mijn medewerkers en mijn omgeving, belegerd door journalisten. Paul Goossens gaf de teneur van zo een gesprek off the record voortreffelijk weer in Knack: ‘Daarenboven riskeert hij [Van Peel] een enorme interne ravage en dreigt hij de draken uit de jaren tachtig opnieuw tot leven te wekken. Gegeven zijn Europese staat van dienst is Martens minder dan ooit bereid zo'n affront te slikken en wil hij zich tot het uiterste weren. Ook al omdat hij absoluut overtuigd is dat het om een laag manoeuvre met een overdosis hypocrisie gaat.’Ga naar eind332 In De Standaard, op 5 februari 1999, en in Humo, op 16 februari 1999, gaf ik duidelijk te kennen dat ik alleen beschikbaar was voor de eerste plaats op de EVP-lijst. Ik liet ook duidelijk mijn ongenoegen blijken over speculaties en intriges rond mijn kandidatuur. In De Standaard gaf ik ook mijn volle steun aan Johan Van Hecke, voor wie de partij de vierde - verkiesbare - plaats op de EVP-lijst had voorbehouden. En op de vraag wie ik als mijn opvolger zag in Europa, noemde ik zonder aarzelen zijn naam. Ondanks een fervente campagne tegen mijn kandidatuur door tegenstanders van Forza Italia werd ik op zaterdag 5 februari tijdens een driedaags EVP-congres te Brussel met 73 procent van de uitgebrachte stemmen voor de derde maal tot EVP-voorzitter verkozen. Mark Van Peel had | |
[pagina 695]
| |
de congressisten niet alleen warm gemaakt voor mij, hij toonde zich ook bijzonder opgetogen over het verloop van het congres. ‘De CVP kan zich goed terugvinden in de nieuwe EVP-teksten’, zei hij en ik kreeg een open doekje omdat ik had benadrukt dat ‘de ouverture naar de rechtsen van Forza Italia de EVP niet zou laten afleiden van haar personalistisch basis-ideaal’. Het congres verliep dus meer dan bevredigend voor mij. Uit de lovende woorden van Van Peel en zijn jovialiteit tegenover mij tijdens het congres meende ikzelf, samen met veel waarnemers, te mogen afleiden dat het spel voor de eerste plaats nog niet was gespeeld en dat ik al mijn kansen behield. Mijn verwachtingen werden kort na het congres echter de kop ingedrukt door een interview van Mark Van Peel in Humo: ‘Trouwens, als Wilfried die eerste plaats niet zou krijgen, zal dat niet aan zijn Europese verdiensten liggen. Maar als je de lijsten wil vervrouwelijken, moet je ook duidelijk tonen dat je het meent. En de vraag is of je dat niet best kan doen door de lijst door een vrouw te laten trekken.’Ga naar eind333 Via trouwe medewerkers en een bemiddelaar vernam ik dat er zich inmiddels in politieke en mediakringen een geruchtencircuit had ontwikkeld waarin de politieke strijd voor de eerste plaats werd herleid tot een Frauengeschichte. Ik zou een relatie hebben gehad met Miet Smet en die zou op een pijnlijke manier zijn beëindigd. Inmiddels zou ze mij mijn tweede huwelijk en mijn vaderschap zeer kwalijk hebben genomen. Cynici binnen de CVP - en ik doel hier op de oorspronkelijke betekenis van het woord: ‘hond’, van het Griekse kunikos - hadden een perfide manoeuvre uitgedacht door mij enerzijds te vernederen met een tweede plaats achter een gewezen vriendin en anderzijds mijn huwelijk in gevaar te brengen; men kon wel vermoeden dat mijn jonge vrouw het niet zou appreciëren dat ik maandelijks een week met Miet Smet in Straatsburg zou doorbrengen. Sommigen voegden er zelfs aan toe dat ik compromitterende brieven bezat van Miet Smet over kopstukken van de CVP die ik publiek zou maken als men mij de eerste plaats niet gunde. Zolang deze geruchten - een mengeling van halve waarheden en verdichtsels - binnenskamers bleven kon en wenste ik daar niet op te reageren. Maar dat men in de Wetstraat met een operatie beschadiging was begonnen, bleek duidelijk uit allerlei persartikels waarvan ik de inspiratoren zonder moeite kon identificeren. Al na de geboorte van mijn tweeling | |
[pagina 696]
| |
had journalist Luc Van der Kelen de opmerking van een CVP-boegbeeld genoteerd: ‘Hij zal het moeilijk krijgen om aanvaard te worden als lijsttrekker voor Europa. Vele militanten kunnen dit nog niet hebben’.Ga naar eind334 Het meest nog trof mij een zinnetje van Paul Goossens in Knack: ‘Journalisten die Martens opzoeken, probeert de premier [Dehaene] te ridiculiseren. Zoveel kleinheid van zo'n groot politicus, het roept vragen op.’Ga naar eind335 | |
Een communiqué als een bomOp woensdag 17 februari zei Mark Van Peel me dat hij bij zijn voorstel bleef en dat hij het aan het pollcomité, bestaande uit de vertegenwoordigers van de standen, zou voorleggen. 's Anderendaags, toen ik op weg was van het Europees Parlement naar mijn appartement in Elsene, vernam ik via het VRT-radionieuws van zes uur dat de kogel door de kerk was. Miet Smet werd EVP-lijsttrekker. Achteraf ontdekte ik dat de bijeenkomst van de standen op de zetel van de Boerenbond in de Minderbroederstraat te Leuven had plaatsgevonden. Via een vertrouwensman van een van de deelnemers vernam ik nadien dat deze groep bestond uit vicepremier Herman Van Rompuy, daar aanwezig namens de partij, Luc Delanghe van het ACW, Petrus Thys van het NCMV, en Noël Devisch van de Boerenbond. Herman Van Rompuy vertelde mij later dat hij er geen woord had gesproken. Ik neem ook aan dat de opdracht in bevolen dienst voor Luc Delanghe een ware kruisweg moet zijn geweest voor hem. Tot de hevigste promotoren van Miet Smet behoorde toen de voorzitter van het NCMV en Waaslander Paul Plasschaert, vertegenwoordigd door Petrus Thys. Het was één van de laatste wapenfeiten van Plasschaert, want in juni berichtte De Standaard dat de voormalige NCMV-voorzitter in de cel moest blijven: ‘Hij wordt ervan verdacht een aannemerskartel te hebben geleid dat prijsafspraken maakte over waterbouwwerken van de Vlaamse overheid.’Ga naar eind336
Samen met mijn medewerkers stelde ik een communiqué op dat op vrijdag 19 februari om 10 uur aan alle media werd bezorgd: | |
[pagina 697]
| |
‘Het pollcomité van de CVP heeft gisteren mevrouw Smet aangewezen tot lijsttrekker voor de Europese verkiezingen. Het heeft mij verwezen naar de tweede plaats. De CVP breekt daardoor met een lange traditie van steun aan haar mensen die leiding geven aan de christendemocratie in de Europese Volkspartij en in het Europees Parlement. Dit heeft niets te maken met de gelijke vertegenwoordiging van mannen en vrouwen op de Europese lijst. Deze pariteit wordt volledig gerealiseerd door de kandidatuur van twee mannen en twee vrouwen voor de vier verkiesbare plaatsen. Indien het Algemeen Partijbestuur van de CVP deze beslissing bekrachtigt zal ik geen kandidaat zijn voor de Europese verkiezingen. Ik zal dan de gelegenheid hebben de werkelijke reden voor deze gang van zaken te verduidelijken.’
Over de laatste zin van het communiqué hadden we binnen mijn groep van getrouwen stevig gediscussieerd. Ik aarzelde. Hij kon immers worden opgevat als een vorm van chantage. Mijn medewerkers vonden de formulering echter nog vrij zacht na alle manoeuvres en vernederingen die ik had moeten ondergaan. ‘Nu moeten ze wel reageren’, was hun redenering. ‘Nu kunnen ze zich niet meer verschuilen achter zogezegde fabels en voorbarige berichten.’ Ook ik was ten zeerste verontwaardigd over deze gang van zaken en gaf ten slotte mijn fiat. Mijn communiqué sloeg in als een bom. Het veroorzaakte grote politieke deining, tot in Zuid-Afrika toe waar, toevallig, Jean-Luc Dehaene, Miet Smet en Johan Van Hecke op reis waren. Wat ik had gevreesd, gebeurde ook. Vele journalisten achtten zich plots ontheven van enige tact en discretie en gaven in hun kolommen volop ruimte aan de vele verhaaltjes en slaapkamergeheimen die ze tot dan toe alleen binnenskamers hadden helpen verspreiden. ‘Seks in de CVP’, schreef Pol Van den Driessche in Het Nieuwsblad op 20 februari. ‘Lewinsky in de Wetstraat’, kopte Het Belang van Limburg op 23 februari. Het culmineerde in een coverstory van het sensatieblad Blik op 2 maart: ‘De affaire Martens-Smet: Liefde, passie en seks in de politiek’. Vele commentatoren vonden dat ik nu al mijn schepen had verbrand en dat ik nooit nog een rol van betekenis zou kunnen spelen op Europees vlak. | |
[pagina 698]
| |
Maar er waren ook andere stemmen. Men stelde zich vragen bij de houding van Van Peel, die in dit conflict geen actieve bemiddelende rol had gespeeld, en van Johan Van Hecke, die vanuit Zuid-Afrika had laten weten dat het voor hem om het even was wie de EVP-lijst aanvoerde. Hierover schreef Luc Van der Kelen, die de premier vergezelde op zijn Zuid-Afrikaanse tocht: ‘Ik zie een charismatisch politicus (Van Hecke), die in enkele seconden als een baksteen zijn vriend laat vallen, die hem heeft rechtgeholpen en twee jaar lang is blijven steunen. Intimi zeggen dat Wilfried Martens het zwaarst is geraakt door de onwaarschijnlijke grofheid van het verraad van Van Hecke. Ik zie een premier, die niet de grandeur wil opbrengen om zijn oude kameraad en een van de verdienstelijke politici van onze tijd, een waardige afsluiting van zijn loopbaan te gunnen.’Ga naar eind337 Mijn enige commentaar op die episode gaf ik later op mijn persconferentie toen een journalist mij vroeg of ik nog iets had gehoord van Johan Van Hecke. ‘Ja’, zei ik. ‘Op de radio.’ | |
Mark groet 's avonds de dingenMijn communiqué leverde niet alleen een lawine aan persartikels op, ook politiek begon een en ander te bewegen. Op 22 februari ontving ik om 17u30 op mijn appartement het bezoek van een zenuwachtige Mark Van Peel. Hij begon het gesprek met de goed voorbereide zin: ‘lk ken ons beider soortelijk gewicht. Dat van jou is veel imposanter dan het mijne. Ik wil niet de geschiedenis ingaan als de man die het CVP-boegbeeld Martens geen mooie fin de carrière gunde. Maar ik kan mijn positie als voorzitter ook niet laten ondermijnen door toe te geven aan openlijk geuite bedreigingen.’ Van Peel benadrukte dat het lijsttrekkerschap van Miet Smet van hem, en van hem alleen was uitgegaan, en dat Jean-Luc noch Herman Van Rompuy daar ook maar iets mee te maken had. Uiteraard had de aanvaring over Forza Italia daarin meegespeeld, voegde hij er nog aan toe. Ik zei hem dat ik zo vrij was aan zijn versie van de feiten te twijfelen. Ik wees hem op de vele elementen die de richting aangaven van een gezamenlijk complot om mij te vernederen, net zoals ik was geweigerd als voorzitter van de Senaat. Van Peel trachtte mij er nogmaals van te overtuigen dat een tweede plaats even eervol was als een eerste, en dat hij mij wilde | |
[pagina 699]
| |
steunen voor het fractieleiderschap, zelfs voor het voorzitterschap van het Europees Parlement. Maar ik voelde duidelijk dat hij geen enkele bewegingsvrijheid had. Hij moest slechts uitvoeren wat anderen hem hadden opgedragen. Bovendien gaf hij blijk van zo weinig historisch inzicht en mensenkennis, dat ik haast medelijden met hem kreeg. Hij verontschuldigde zich meermaals en vroeg me zelfs me in te beelden wat het voor Miet Smet zou betekenen als ze de haar toegezegde eerste plaats niet zou krijgen. Tijdens het gesprek, dat bij mij thuis plaatsvond, liep er een telefoontje binnen van José María Aznar. Ook hij smeekte me de tweede plaats te aanvaarden. Goede bronnen vertelden me later dat die telefonische oproep van de Spaanse premier door de CVP was geënsceneerd.
's Maandags, de dag voor de beslissing van het CVP-partijbestuur, voerde ik ook een telefoongesprek met Miet Smet, inmiddels terug uit Zuid-Afrika. Ze zei me dat ze geschokt was door de roddels die over ons beiden waren verschenen en vroeg me de tweede plaats toch te aanvaarden. Ook drong ze erop aan af te zien van mijn aangekondigde persconferentie. Ze voegde eraan toe dat ze me in Straatsburg volledig zou ontwijken. 's Anderendaags, op dinsdag 23 februari in de voormiddag, enkele uren voor het partijbestuur, belde Jean-Luc Dehaene me op voor een afspraak. Ik aarzelde. Was alles niet beslist? Maar hij bleef aandringen en na zijn zinspeling op ‘nieuwe voorstellen’ ging ik hem toch opzoeken. Hij was vriendelijk, maar zei me uitdrukkelijk dat hij het eens was met de manier waarop Mark Van Peel de samenstelling van de lijst had voorbereid, met een vrouw als lijsttrekker. Hij zei me ook dat hij ‘het fetisjisme van de eerste plaats’ niet begreep. Na vier jaar ministerschap had hij zich in 1984 immers tevredengesteld met de plaats van eerste opvolger op de Europese lijst. Namens de partij beloofde hij dat er een communiqué met twee garanties zou worden verspreid als ik de tweede plaats aanvaardde. Enerzijds zou België zich inspannen om Wilfried Martens voorzitter van het Europees Parlement te maken. Aznar had daags voordien overigens dezelfde toezegging gedaan. Anderzijds zou de tweede kandidaat dezelfde campagne krijgen als de lijstaanvoerder. En Jean-Luc Dehaene besloot: ‘We zullen dat vanmiddag om drie uur op papier zetten op het CVP-hoofdkwartier en jij gelast je persconferentie af.’ Ik antwoordde dat ik daar eerst mijn achterban over moest raadplegen. Hij keek ook zeer verbaasd toen ik hem aan | |
[pagina 700]
| |
het einde van het gesprek vertelde dat ik had geweigerd elementen uit mijn persoonlijke leven in deze politieke strijd te mengen, en dat ik mij halsstarrig had verzet tegen voorgenomen initiatieven van medewerkers. | |
Beslissing in MariadalIk nodigde daarop mijn vrouw Ilse en mijn medewerkster Marianne Amssoms uit in het restaurant Mariadal in Zaventem om hen te vertellen over mijn gesprekken met Mark Van Peel, Miet Smet en Jean-Luc Dehaene. Ilse meende dat ik op zijn minst naar de partij moest gaan om te horen hoe waterdicht die garanties waren. Marianne wees op haar beurt op het gezichtsverlies dat ik zou lijden als ik mijn persconferentie zou afblazen, zeker na mijn communiqué van 19 februari. De hele pers zou zich belazerd voelen. De meningen waren dus verdeeld. Terwijl Ilse en Marianne verder hun standpunten motiveerden, had ik plots een ingeving: ‘Mijn intuïtie zegt me het niet te doen, dezelfde intuïtie die me in 1988 zei het premierschap niet te aanvaarden. Maar toen heb ik mijn intuïtie niet gevolgd en heb ik daar zwaar voor betaald. Nu zal ik ze wel volgen. Ik ga vanmiddag niet naar de partij.’ Het was voor mij op dat ogenblik klaar en duidelijk dat ik hiermee een groot financieel offer bracht. Mijn cursus honorum kon hiermee allicht een einde nemen. Maar mijn lijfspreuk luctor et emergo indachtig, was ik ervan overtuigd dat de intriges van mijn tegenstrevers mijn veerkracht niet konden breken. Evenmin als in 1992 trouwens. 's Avonds stelde het partijbestuur de kandidatenlijst samen. Marianne Thyssen schoof op naar de tweede plaats, Johan Van Hecke naar de derde. Voor de kandidaat van de Boerenbond, Jacques Van Outryve, opende zich voor de eerste keer een gelegenheid om in het Europees Parlement te geraken. Iedereen was ervan overtuigd dat de CVP zeker vier zetels zou halen. Op de televisie zag ik hoe Leo Tindemans Miet Smet ging gelukwensen met de woorden: ‘U hebt dit werkelijk verdiend.’
Ondertussen bereidde ik mijn persconferentie verder voor. Op donderdag 25 februari, enkele uren voor mijn persconferentie, verspreidde de VRT ‘uit betrouwbare bron’ het bericht dat ik die middag vooral met CVP- | |
[pagina 701]
| |
voorzitter Mark Van Peel zou afrekenen. De perszaal van het Europees Parlement, alle tolkencabines incluis, zat bomvol. Ik stak van wal met de ironische bedenking dat ik nog nooit zoveel journalisten bijeen had gezien voor een louter Europees thema. Ik zei dat ik mij had voorbereid op een laatste parlementair mandaat in het Europees Parlement, maar dat ik geen kandidaat was omdat mijn partij me niet had voorgedragen als lijsttrekker. Ik wilde dan ook de werkelijke redenen voor deze beslissing bekendmaken. ‘De beslissing van mijn partij breekt met haar lange Europese traditie,’ vervolgde ik. ‘De CVP heeft een wezenlijke en wellicht historische rol gespeeld in de Europese christendemocratie. Mijn voorgangers August De Schryver, Theo Lefèvre, Alfred Bertrand en Leo Tindemans hebben de basis gelegd voor de EVP. Ik heb die samen met de Duitser Hans-August Lücker in 1976 opgericht. De CVP heeft haar mensen die in de EVP leiding gaven, altijd ondersteund. Bij verkiezingen waren zij de boegbeelden. Leo Tindemans werd al in oktober 1992 door Herman Van Rompuy naar voren geschoven als lijsttrekker voor de Europese verkiezingen van juni 1994. Dat was vanzelfsprekend en mijn voorgangers zouden een andere regeling nooit hebben aanvaard.’ Ik zei ook dat ik niet kon begrijpen waarom de partij mij niet uitspeelde als Europees kopstuk. ‘Waarom kan nu de man die de leiding heeft van de Europese Volkspartij en van de EVP-fractie niet als boegbeeld fungeren?’ vroeg ik. Ik aanvaardde geen tweederangsrol. ‘De vervrouwelijking van de lijsten lijkt me een alibi om me aan de kant te zetten’, zei ik beslist. Ik wees vervolgens op de echte redenen waarom de partij de eerste plaats niet aan mij wilde voorbehouden. ‘De echte redenen voor deze beslissing zijn politieke redenen. Ze zijn viervoudig. Ten eerste wordt mij het aantrekken van Forza Italia politiek zwaar aangerekend. Ik was me bewust van het risico dat ik daardoor liep, maar ik deed het met de instemming van de EVP-kopstukken en met de bedoeling de formatie van een nieuwe fractie op onze rechterzijde te verhinderen. Een tweede factor is de operatie beschadiging die al jarenlang tegen mij wordt gevoerd binnen de CVP. Vooral de voortdurende insinuaties dat ik alle schuld draag voor de huizenhoge staatsschuld in de jaren tachtig zit me dwars. Eric Van Rompuy heeft dat herhaaldelijk publiek gezegd en hij is niet de enige. Ze vergeten er wel bij te vermelden dat het herstel met mij begonnen is en dat ik de | |
[pagina 702]
| |
kroonjuwelen niet kon verkopen die mijn opvolger sindsdien in de etalage heeft gezet. Ten derde, het stoort me ook dat men mij binnen de CVP nu klasseert als “unionistisch federalist” in de categorie van voorbijgestreefde politici. Na al wat ik heb gedaan voor het federalisme, na de strijd die ik heb moeten leveren tegen het Belgische establishment, is dat wel zeer onrechtvaardig. Als laatste factor wil ik aanhalen dat sommigen binnen de CVP aanstoot nemen aan het feit dat ik uit de echt ben gescheiden, ben hertrouwd en vader ben van twee jonge kinderen. Publiek wordt dit ontkend, maar het tegendeel is mij in individuele gesprekken bevestigd. Niet Van Peel, niet Jean-Luc Dehaene, maar anderen wel. Vlaams minister Eric Van Rompuy heeft er trouwens samen met minister Luc Van den Bossche grapjes over gemaakt in een openbare zitting van het Vlaams parlement.’ En ik vervolgde: ‘Ik raak hier een principiële kwestie aan. U kent allen de tekst uit de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens: “Niemand zal onderworpen worden aan willekeurige inmenging in zijn privéleven, in zijn gezin, zijn tehuis of zijn briefwisseling, noch van enige aantasting van zijn eer of goede naam. Tegen een dergelijke inmenging of aantasting heeft eenieder recht op bescherming door de wet”. Een belangrijk deel van de bevolking wordt rechtstreeks of onrechtstreeks met familiale problemen geconfronteerd. Ik heb ieders privéleven altijd gerespecteerd. Privésituaties hebben in mijn politieke beslissingen nooit een rol gespeeld. De CVP is geen confessionele partij, maar een christendemocratische partij die de scheiding tussen kerk en staat heeft aanvaard. Discriminaties of uitsluitingen omwille van privéredenen zijn onaanvaardbaar.’
Het grote verschil tussen democratische en ondemocratische landen bestaat erin dat ondemocratische landen geen respect hebben voor het privéleven van hun burgers. Zij willen de overtuigingen, gedachten en gevoelens van hun onderdanen kennen en schuwen daarbij de illegale middelen niet. Dit wezenlijke verschil kenmerkt ook democratische en ondemocratische politieke partijen. Daarom heb ik altijd geweigerd het privéleven van wie dan ook, zelfs niet van mijn hevigste tegenstanders, in de openbaarheid te brengen. In een goed werkend rechtssysteem dat het privéleven werkelijk beschermt, zoals in Frankrijk, had ik sommige bladen al lang voor de rechter gedaagd. | |
[pagina 703]
| |
Toen een Nederlandse journalist mij een vraag stelde over Miet Smet, diende ik hem rad van antwoord: ‘Stelt men in Nederland vragen over het liefdesleven van de minister-president?’ Op de vraag ten slotte of ik hetzelfde zou doen als ik mijn leven zou kunnen overdoen, antwoordde ik: ‘Ik zou heel erg aarzelen. Ik heb veel opgeofferd. Ik verwacht geen dankbaarheid in de politiek. Maar er zijn zware wonden geslagen.’ Na de persconferentie voelde ik mij bijzonder opgelucht, alsof er een grote last van mijn schouders was gevallen. Ook bij de CVP was er grote opluchting. In de pers las ik dat de kamerleden, de eerste minister incluis, zich na de persconferentie in de wandelgangen van het parlement hadden verdrongen rond de telexen. Dehaene zou toen aan zijn collega's hebben gezegd: ‘Vuile was? Welke vuile was? Jullie vergeten dat wij een erg goede wasmachine hebben!’Ga naar eind338 Enkele uren later sprak voorzitter Van Peel in een ultrakort persbericht zijn waardering uit ‘voor de serene en correcte manier waarop Wilfried Martens relaas had gebracht van de gesprekken omtrent de Europese lijstvorming’. | |
Vriendschap vervangt de eenzaamheid nietHet perskabaal verstomde na enkele dagen. In een afscheidsbrief aan mijn Europese kiezers schreef ik: ‘Tot het establishment van de CVP heb ik nooit behoord, maar ik hoop toch dat ik de partij met mijn ervaring nog iets kan bijbrengen. In de toekomst zal ik mij opnieuw voor honderd procent aan het EVP-voorzitterschap wijden. Ook in het verleden bereikte ik op dat vlak resultaten door een enorme persoonlijke inzet. Vriendschap, samenhorigheid, idealisme,... Ze kunnen tot de mooiste ervaringen van het mens-zijn behoren. Jammer genoeg bestaan ze naast de eenzaamheid. Ze vervangen de eenzaamheid niet.’Ga naar eind339 De echte reden waarom ik de eerste plaats bij de Europese verkiezingen in 1999 niet kreeg was dus een politieke reden. De clan die wilde voorkomen dat ik lijsttrekker werd, voelde goed aan welke trends onafwendbaar waren geworden in het binnenlandse en Europese politieke landschap. De CVP zou spectaculair afkalven door een gebrek aan verjonging en vernieuwing. In Europa zou de EVP in het Europees Parlement hoge ogen gooien. Ik zou dan het symbool van de overwinning worden in Europa | |
[pagina 704]
| |
en zij zouden de verliezers zijn in Vlaanderen. Dat kon en dat mocht niet, want dan was mijn terugkeer in de binnenlandse politiek onvermijdelijk. Vijf jaar later bleek bovendien dat de behoefte aan een vrouwelijk boegbeeld in 1999 een puur voorwendsel was geweest. Bij de samenstelling van de CD&V-lijst voor de Europese verkiezingen stelde Jean-Luc Dehaene zich kandidaat. Hij kreeg de steun van het ACW en werd zonder discussie tot lijsttrekker uitgeroepen. De partijvoorzitter dropte Miet Smet zonder slag of stoot naar de tweede plaats op de Oost-Vlaamse lijst voor het Vlaams Parlement. Nu ik op deze bewogen periode terugkijk ben ik ervan overtuigd dat de herrie rond het lijsttrekkerschap, enkele maanden voor de verkiezingen, het elan van de Christelijke Volkspartij had doen verbrokkelen. Had men mij vroeger bij de lijstvorming betrokken, en had men mij niet klakkeloos voorgelogen dat er nog geen beslissing was genomen, dan was er nog veel mogelijk geweest. Was Jean-Luc Dehaene enkele weken vroeger met zijn garanties gekomen, dan was er een gespreksbasis geweest en had dit een kans voor een honorabele oplossing betekend. Niets is erger voor een politicus dan in het ongewisse te worden gelaten over beslissingen die hem persoonlijk aangaan. In 1992 had men mij als aftredend premier al eens afgesneden van de politieke besluitvorming tijdens de kabinetsformatie. Hoeft het dan te verbazen dat een geïsoleerde politicus af en toe bittere antwoorden geeft op vragen van politieke verslaggevers? Informatie is macht. Iemand uitsluiten uit het informatiecircuit is vaak professionele moord. President Mitterrand sloeg de nagel op de kop toen hij in 1983, op officieel bezoek in ons land, tijdens het diner op de Franse ambassade, aan koning Boudewijn vertelde hoe communistische partijen hun leidinggevende figuren politiek isoleren: niemand neemt nog ooit met hen contact op; elke vorm van informatie wordt hun ontzegd. Hij gaf het Hongaarse voorbeeld aan van na de revolutie van 1956. Kaltstellen heet dat in het Duits. Sommige verantwoordelijken binnen mijn partij moeten dat ook eens beseffen. |