De memoires
(2006)–Wilfried Martens– Auteursrechtelijk beschermdLuctor et emergo
[pagina 595]
| |
33
| |
De tandem Giscard-SchmidtIn de eerste helft van 1979 was Frankrijk voorzitter van de EG en trad Valéry Giscard d'Estaing op als gastheer van de Europese Raad. Margaret Thatcher, pas verkozen tot premier van het Verenigd Koninkrijk, en ikzelf waren de twee nieuwkomers op de vergadering, die toen nog maar negen leden telde. Door de speling van het alfabet zaten we naast elkaar. De toetreding van Griekenland, de tiende lidstaat, was voordien in Athene ondertekend. Daar ontmoette ik Giscard voor het eerst. Zijn Top, op 21 en 22 juni, begon met een soort processie, een wandeling door de straten van Straatsburg van de ene vergaderplaats naar de andere. In vergelijking met latere Europese Raden verliep de vergadering erg informeel. Er was ook veel minder papier in omloop. Er waren al ver- | |
[pagina 596]
| |
taalcabines, maar Helmut Schmidt bijvoorbeeld sprak geregeld Engels. Ook dit is nu verleden tijd. De tussenkomsten werden bovendien kort gehouden. Giscard drong daar sterk op aan. Ikzelf stelde mij als nieuweling uitermate discreet op. Giscard en Schmidt domineerden het gezelschap, maar door het beperkte aantal aanwezigen bleef een echte dialoog of gedachtewisseling mogelijk. Dikwijls werden beschouwingen uitgewisseld over internationale politieke vraagstukken, vooral tijdens de diners, maar ikzelf had niet veel te zeggen, tot mijn eigen grote frustratie, omdat ons departement van Buitenlandse Zaken mij onvoldoende inlichtte over de interne keuken van de diplomatie. Alleen de formele agendapunten werden voorbereid met onze ambassadeur bij de EG, enkele kabinetsmedewerkers en diplomaten van Buitenlandse Zaken. Zij bezorgden mij daarover speaking notes, zeker als het voor België belangrijke aangelegenheden waren. De gesprekken tijdens die Toppen leidden echter niet tot concrete resultaten, want er werden geen conclusies getrokken, laat staan dat ze werden opgevolgd. In 1979 bijvoorbeeld stonden het energievraagstuk en de strijd tegen de inflatie bovenaan op de agenda. Van een gemeenschappelijke aanpak was toen nog geen sprake.
Hoe informeel ook, de Europese Raad is steeds cruciaal geweest voor topbenoemingen, in het bijzonder van de voorzitter van de Europese Commissie. Al op de Top van Venetië op 12 en 13 juni 1980 werd ik daarmee geconfronteerd. Raadsvoorzitter en Italiaans premier Francesco Cossiga, later president, organiseerde toen al de zogenaamde biechtstoelprocedure om een opvolger aan te duiden voor de Brit Roy Jenkins. Ikzelf suggereerde Leo Tindemans, op dat ogenblik CVP-voorzitter, als kandidaat bij Cossiga en Giscard. Deze laatste was daar echter absoluut niet voor te vinden. En Tindemans eigenlijk ook niet! Vergeet niet dat hij in de Benelux de meest vooraanstaande kandidaat was en dat hij op de steun van Schmidt kon rekenen. Hij had ongelijk geen kandidaat te willen zijn. Waarschijnlijk dacht hij dat hij opnieuw eerste minister kon worden. Niettemin, de biechtstoelprocedure leverde niets op. Nadien werd Gaston Thorn, premier van Luxemburg, tot voorzitter van de Europese Commissie benoemd. | |
[pagina 597]
| |
Eerste keer MaastrichtNiet alleen in Straatsburg, maar ook in Maastricht vonden twee cruciale bijeenkomsten van de Europese Raad plaats. De tweede Top, die het Verdrag van Maastricht voortbracht, is genoegzaam bekend. Maar ook de eerste Top was voor mij beslissend. Deze Europese Raad van 23 en 24 maart 1981 betekende, zoals men weet uit hoofdstuk 13, voor mij een psychologische doorbraak. Ik kwam tot de overtuiging dat het zo niet verder kon met onze economie. België was het zieke broertje van Europa. Onze reputatie was ronduit slecht. Zoals ik al eerder schreef, werd tijdens de Top de automatische indexkoppeling zwaar bekritiseerd. Verschillende tussenkomsten pleitten voor grondige economische hervormingen in een aantal landen, onder meer in België. In mijn Noodplan van einde maart hield ik daar rekening mee, ook al werd dit tijdens de Top niet geëist. De Europese Raad was daarvoor trouwens niet bevoegd. Maar in de media en de publieke opinie werd er wel een rechtstreeks verband gelegd. In Maastricht, weldra mijn voorlopig laatste Top wegens mijn ontslag als eerste minister op het einde van diezelfde maand, ontwikkelde Thatcher zich gaandeweg tot een dissonante stem. Al in die periode waren er echo's van haar beruchte uitspraak ‘I want my money back’ te horen en blokkeerde ze een akkoord over de financiering van de EG. Tegelijk waanden Giscard en Schmidt zich in het zenit van hun macht en voelden ze zich politiek zegezeker. Bij het afscheid zei Schmidt tot Giscard dat hij er absoluut van overtuigd was dat hij de presidentsverkiezingen zou winnen. Giscard vroeg zich hardop af wat hij tijdens de kiescampagne zou doen. ‘Ah, ik denk dat ik mij met de cultuur in China ga bezighouden’, opperde hij provocerend! In mei werd Giscard echter verslagen door François Mitterrand. Anderhalf jaar later trad Schmidt na een constructieve motie van wantrouwen af en kwam Helmut Kohl aan de macht in West-Duitsland. | |
De zetelkwestieOp mijn eerste Top van Maastricht kwam ook de zetelkwestie ter sprake. De strijd om de definitieve zetel van het Europees Parlement zou hard en | |
[pagina 598]
| |
lang worden. Giscard trachtte in de aanloop naar de Franse presidents-verkiezingen de forcing te voeren ten voordele van Straatsburg. Brussel en Straatsburg huisvestten immers beide het Parlement. Sinds mensenheugenis pendelden de Europarlementsleden tussen beide steden. Gelukkig waren sinds 1981 de buitengewone zittingen in Luxemburg afgeschaft! Alleen het secretariaat van het Parlement is daar nu nog gevestigd. Straatsburg heeft weliswaar historische, politieke en morele redenen om zich op te werpen als zetel van de Europese instellingen, maar om redenen van efficiëntie ben ik steeds voorstander geweest en gebleven van Brussel als exclusieve zetel voor het Parlement, vlak bij de Commissie en de Raad. Dat is in het voordeel van het Parlement en het is steeds de wil van de meerderheid van de Europarlementsleden geweest. Bovendien is de aanwezigheid van de ‘communautaire instellingen’ een bijzondere troef voor Brussel en België, zowel op politiek als op economisch vlak. Dat staat buiten kijf. In Straatsburg zijn nog andere instellingen gevestigd, zoals de Raad van Europa. Het verlies van het Europees Parlement kan altijd worden gecompenseerd. Maar dat is buiten de waard gerekend. Opeenvolgende Franse presidenten hebben zich opgeworpen als de verdedigers van Straatsburg, niet het minst om redenen van prestige, hierin gesteund door de Duitsers. Maar al in 1981 hield ik het been stijf. En dat nam Giscard mij niet in dank af. Het voorlopige compromis, dat een decennium stand zou houden, bestond erin dat Straatsburg de plenaire zittingen zou behouden en dat de fractie- en commissievergaderingen zouden plaatsvinden in Brussel. Het status-quo van Maastricht was zeer inefficiënt op logistiek en financieel vlak. Ik was echter geenszins bereid om Brussel op te offeren, deels vanuit de vrees dat na het Parlement ook de Commissie en de Raad weleens naar Straatsburg zouden kunnen verhuizen. Dat laatste was slechts een kwestie van tijd en toen zou dat nog vlot zijn gegaan, gezien het relatief beperkte aantal Europese ambtenaren. | |
Eerste voorzitterschap (1982)Onmiddellijk nadat ik opnieuw premier was geworden, werd België in de eerste helft van 1982 voorzitter van de EG. Ik zat tweemaal de Europese | |
[pagina 599]
| |
Raad voor. De Top van Brussel van 29 en 30 maart vond plaats na de eerste reeks van economische maatregelen die we met de rooms-blauwe regering hadden getroffen. Schmidt sprak er me voor het eerst aan met de voornaam en was enthousiast over de kentering in ons beleid. De Top begon met een plechtige zitting in het Paleis der Academiën naar aanleiding van de 25e verjaardag van het Verdrag van Rome. Koning Boudewijn hield er een toespraak, alsook de voorzitters van de instellingen van de EG. Tijdens de eigenlijke Raadsbijeenkomst werd er eens te meer uitvoerig gesproken over het spook van de inflatie en de strijd tegen de werkloosheid. Iedereen zette tijdens afzonderlijke tussenkomsten uiteen wat hij of zij deed in eigen land. Thatcher vond dat blijkbaar erg interessant want nadien feliciteerde ze me met het goede verloop van de vergadering. In mijn ogen ontbrak het echter aan een synthese of een gemeenschappelijk politiek project. Niet alleen dezelfde doelstellingen, maar ook gezamenlijke middelen waren nodig. Maar volgens Thatcher was dat absoluut overbodig! Ze begreep niet waarom ik steeds hamerde op het belang van de ‘communautaire instellingen’, met name de Europese Commissie. Ze zei: ‘Uw en mijn regeringen zijn goede regeringen. Wij voeren een goed beleid. Dat is belangrijk. Niet de communautaire instellingen.’Ga naar eind260 Als voorzitter van de Europese Raad werd ik in februari 1982 uitgenodigd op het Witte Huis. Het was mijn eerste ontmoeting met Ronald Reagan. Tijdens mijn bezoek verbleef ik in het Blair House en zoals de lezer weet had ik toen ook contact met Jacques Delarossière van het IMF om de devaluatie van de Belgische frank voor te bereiden. Op het einde van het voorzitterschap ontving ik overigens van Reagan een lovende brief waarin hij verwees naar mijn bezoek en zich verheugde over ‘the closest consultations between the United States and the EC in many years’. Ik nam ook deel aan de Westerse Economische Top, de voorloper van de G7 en de G8. Mitterrand trad op als gastheer in Versailles op 4, 5 en 6 juni 1982. Van Yperseele had er bij de Fransen op aangedrongen om ook de voorzitter van de Europese Raad uit te nodigen en niet alleen de voorzitter van de Commissie, al werd benadrukt dat de vertegenwoordigers van de EG één enkele delegatie vormden.Ga naar eind261 Op de klassieke familiefoto stond ik aan het ene uiteinde van de rij. Voorzitter van de Europese Commissie Gaston Thorn stond aan de andere kant. In heel wat internationale kranten werden we overigens beiden ‘weggesneden’! Pijnpunt van de bijeen- | |
[pagina 600]
| |
komst was het economisch beleid van Frankrijk, met Pierre Mauroy, die zijn eerste regering van socialisten en communisten leidde. Zijn minister van Economie en Financiën Jacques Delors was aanwezig op de vergadering. Het was mijn eerste ontmoeting met Delors. De eigengereide koers van de Fransen werd met argusogen gevolgd en in bedekte termen bekritiseerd door Washington, Londen en Bonn. Tijdens die periode zou Parijs snel bakzeil halen en definitief kiezen voor de vrije markteconomie, weliswaar sociaal gecorrigeerd. De tweede Europese Raad tijdens het Belgische EG-voorzitterschap vond plaats in Brussel op 28 en 29 juni 1982. Op tafel lag, naast de sociaaleconomische toestand van de lidstaten, de handelsrelaties met de Verenigde Staten, de gespannen situatie in het Midden-Oosten, en het vraagstuk van de uitbreiding met Spanje en Portugal. De onderhandelingen beloofden moeilijk te worden en voldoende lange overgangsperiodes werden al in het vooruitzicht gesteld. In tegenstelling tot de houding van de betrokken landen zelf bestond er over de integratie van het Iberisch schiereiland geen onverdeeld enthousiasme, gezien het slecht functioneren van de EG en de vragen die werden gesteld naar de absorptiecapaciteit na de uitbreidingen van 1973 en 1981. Want had de toetreding van het Verenigd Koninkrijk, Ierland, Denemarken en Griekenland het Europese integratieproces versterkt? Het was moeilijk op deze vraag positief te antwoorden. Toen al werden verdieping en uitbreiding tegenover elkaar afgewogen. | |
Naar een Europese relanceIn weerwil van de eurosclerose kondigde de Europese Raad van Stuttgart van 17, 18 en 19 juni 1983 een plechtige verklaring af over de Europese Unie. Het bleek nog steeds een hopeloze poging om een nieuwe impuls te geven aan het Europese integratieproces. Midden jaren tachtig groeiden in de schoot van de Europese Raad dan toch de eerste kiemen voor de heropleving. Een belangrijke hindernis werd genomen tijdens de succesvolle Top van Fontainebleau op 25 en 26 juni 1984. Na een jarenlange blokkering bereikte Mitterrand als voorzitter van de Europese Raad en in samenspraak met Kohl een akkoord met Thatcher over de zogenaamde rebate: de | |
[pagina 601]
| |
gedeeltelijke terugstorting van het ‘lidgeld’ van het Verenigd Koninkrijk aan de EG wegens de relatief grote nettobijdrage van de Britten. De Top moest ook een opvolger aanduiden voor commissievoorzitter Thorn. Klassiek wordt deze kwestie steeds behandeld au coin du feu, tijdens en na het diner van staatshoofden en regeringsleiders. De Fransen stelden hun minister van Buitenlandse Zaken Claude Cheysson voor, maar omdat hij zich had gepresenteerd als candidat socialiste en voorstander was van samenwerking met de communisten - in volle Koude Oorlog! - maakte hij geen enkele kans. De benoeming moest immers de goedkeuring wegdragen van alle leden van de Europese Raad. Unanimiteit is vereist. Na de Top probeerde ik Etienne Davignon te promoten, toen vicevoorzitter van de Commissie. Iedereen erkende dat hij één van de schitterende leden was. Schmidt sprak altijd over ‘the Viscount’. Maar doordat Davignon de hele tijd voor zichzelf had gelobbyd maakte ook hij weinig of geen kans. Begin juli werd uiteindelijk Delors benoemd. Nadien vernam ik van Kohl dat dit een bij uitstek Frans-Duitse beslissing was geweest. Vanwege van zijn marktgerichtheid was de Fransman echter ook voor Thatcher een aanvaardbare kandidaat. Ze zou er later nog spijt van krijgen. Eerder hadden op 17 juni 1984 voor de tweede keer verkiezingen plaatsgevonden voor het Europees Parlement. De CVP had een forse nederlaag moeten incasseren. Daags nadien ontving ik een dringende uitnodiging van Mitterrand om hem in Parijs te komen opzoeken. 's Namiddags was ik al op het Elysée. Toen ik stond te wachten aan de trap om naar het kantoor van Mitterrand te gaan, zag ik plots Delors naar beneden komen. Ik vermoed dat Mitterrand hem toen net had gevraagd om zich kandidaat te stellen voor het voorzitterschap van de Europese Commissie. Delors trad in dienst op 1 januari 1985 en zou gaandeweg de heropleving van de Europese gedachte dragen en personifiëren. | |
EenheidsakteIn minder dan een half jaar tijd slaagde Delors erin het Europese integratieproces opnieuw op de rails te krijgen. Delors koos resoluut voor de voltooiing van de eenheidsmarkt. Op 14 juni 1985 stelde commissaris Lord Arthur Cockfield, een Britse conservatief, in zijn White Paper On Comple- | |
[pagina 602]
| |
ting The Single Market alle maatregelen voor die daarvoor nodig waren. Delors legde het document op de tafel van de Europese. Raad op 28 en 29 juni in Milaan. Tijdens de vergadering ontstond er een discussie over de oprichting van een Intergouvernementele Conferentie (IGC), die nodig was om tot een nieuw verdrag te komen. ‘Dat kunt u niet beslissen,’ riep Thatcher, ‘want ik verzet mij daartegen.’ Giulio Andreotti, die als minister van Buitenlandse Zaken van Italië de vergadering mee leidde, nam terstond het Verdrag van Rome en citeerde het toenmalige artikel 236, waaruit bleek dat over een IGC werd beslist bij enkelvoudige meerderheid. Thatcher stond perplex. Tijdens de stemming was iedereen voor. Enkel de Britten stemden tegen, de Denen onthielden zich. Tijdens de zomer wijzigde Thatcher echter haar mening en begon ze mee te werken aan de voorbereiding van het nieuwe verdrag. Zelf zag ze nu in dat een eengemaakte Europese markt in het verlengde lag van haar eigen economische opvattingen en dat de realisatie de Britse economie zeker ten goede zou komen. Hoewel in het najaar de kiescampagne volop woedde, slaagde ik erin de ontwikkelingen binnen de IGC op de voet te volgen. Op een bepaald ogenblik kwamen minister van Buitenlandse Zaken Leo Tindemans en Paul Noterdaeme, onze permanente vertegenwoordiger van België bij de EG, mij niettemin op het belang van het nieuwe verdrag wijzen. Al na 6 maanden, op de Top van Luxemburg van 2, 3 en 4 december, kwam een akkoord tot stand over de Eenheidsakte. Het nieuwe verdrag trad op 1 juli 1987 in werking. Door de goede voorbereiding van de Commissie, in de eerste plaats van Delors, en omdat de Europese Raad knopen had durven door hakken, was er op een half jaar tijd een nieuw verdrag. Ook voor mijzelf was het op politiek vlak een succesvolle periode, gezien de overwinning van de CVP op 13 oktober 1985. Kohl, Mitterrand en Delors feliciteerden mij bij aanvang van de Top in Luxemburg en drukten hun verwondering uit over het feit dat een eerste minister en zijn partij in staat waren verkiezingen te winnen op basis van een grondig saneringsbeleid. Vele jaren later kwam de Eenheidsakte opnieuw ter sprake tijdens een gesprek met Thatcher in Waregem. Ze was samen met George Bush sr. en Michael Gorbatsjov uitgenodigd op de viering van de 75e verjaardag van Roger De Clerck op 27 juli 1999. Wegens de gezondheid van zijn vrouw | |
[pagina 603]
| |
had Gorbatsjov op het laatste moment afgezegd. Ikzelf aarzelde om naar de viering te gaan omdat ze zeer controversieel was. Maar een paar uur voordien werd ik opgebeld door CVP-voorzitter Stefaan De Clerck. Ik werd dadelijk doorverbonden met Bush, die me vroeg in te vallen voor Gorbatsjov bij het debat dat werd geleid door de bekende BBC-journalist David Frost. Op zijn laatste vraag wie de grootste politicus was van de twintigste eeuw, antwoordde Thatcher natuurlijk Winston Churchill, Bush, Reagan, en ikzelf koos voor Jean Monnet. Daarop ontstond een geanimeerde discussie met Thatcher, waarin ze haar intussen klassiek geworden eurosceptische argumenten op tafel gooide. Ik wierp haar voor de voeten dat ze nochtans in de zomer van 1985 de eenheidsmarkt had aanvaard. ‘Ja,’ zei ze, ‘en het was mijn grootste politieke vergissing!’ | |
Tweede voorzitterschap (1987)In de eerste helft van 1987 was België opnieuw voorzitter van de EG. Als voorzitter van de Europese Raad nam ik andermaal deel aan de bijeenkomst van de zeven rijkste industrielanden. Omdat Italië de club voorzat, vond de Westerse Economische Top plaats in de gebouwen van San Giorgio Maggiore te Venetië op 8, 9 en 10 juni 1987. Ter voorbereiding van de Top zag ik verschillende staatshoofden en regeringsleiders in mijn hoedanigheid van EG-voorzitter, maar er stond ook een bezoek aan de Verenigde Staten op de agenda. Op 28 mei ontmoette ik president Reagan in zijn Oval Office. Ik overhandigde hem een kistje met 1 goudstuk van 50 ecu en 1 zilverstuk van 5 ecu, een geschenk dat hij zeer apprecieerde, al denk ik niet hij zich bewust was van onze ambitie om een reële Europese eenheidsmunt tot stand te brengen. Het gesprek duurde niet erg lang, maar verliep zeer gemoedelijk. Ik wees erop dat de Top een economisch en geen politiek karakter moest hebben. Reagan van zijn kant schoof de schuld voor het excessief begrotingstekort van zijn land in de schoenen van het Congres en bracht de ontwapeningsproblematiek ter sprake. Ook hamerde hij op de nood aan belastingverlaging, ‘low tax rates generate high income’, en de afbouw van de staatsinmenging in de economie, ‘deregulation’. Kortom, de klassiekers van de reaganomics die op weinig bijval konden rekenen op het Europese vaste- | |
[pagina 604]
| |
land. Nadien ontmoette ik ook Foreign Secretary George Schultz en Secretary of the Treasury James Baker, de latere minister van Buitenlandse Zaken onder George Bush sr. Uit deze gesprekken onthield ik dat een positieve uitkomst noodzakelijk was, maar dat de verwachtingen niet al te hoog mochten worden ingeschat. Dat laatste had vooral politieke redenen: Reagan werd geplaagd door Irancontragate; Mitterrand onderging zijn eerste cohabitation met premier Jacques Chirac en was allesbehalve zeker van zijn herverkiezing in 1988; Kohls CDU had zware verliezen geleden in enkele deelstaatverkiezingen; de Italiaanse regering hing zoals steeds aan een zijden draadje; en Thatcher stond voor cruciale parlementsverkiezingen. Ikzelf hield mij aan mijn Europese rol. Tussen de Raad en de Commissie bestond er een soort taakverdeling. Sommige dossiers werden door mij opgevolgd, andere door Delors. Voor Delors was de aanwezigheid van de EG een persoonlijke prestigezaak en het bewijs van het mondiaal belang van de Europese eenheidsmarkt. Voor zichzelf zag hij hierin een centrale rol weggelegd. Zo dreigde hij ermee niet naar Venetië af te reizen als hij niet zou worden betrokken bij de financiële en monetaire besprekingen van de zeven, al is het twijfelachtig of hij die dreiging ook hard zou hebben gemaakt. Uiteindelijk liet hij zich toch overhalen om aan de Top deel te nemen nadat was gebleken dat de ‘chantage’ zeer slecht was ontvangen, in Washington, Tokio en Bonn. De vergaderingen, diners en lunches tijdens de Top in Venetië verliepen volgens drie parallelle circuits met telkens eigen formele en informele agendapunten: de staatshoofden en regeringsleiders; de ministers van Buitenlandse Zaken, met Tindemans; en de ministers van Financiën, met Willy De Clercq als Europees commissaris verantwoordelijk voor het handelsbeleid. Het gros van de werkzaamheden was al lang vooraf voorbereid door de zogenaamde sherpa's, de ‘kabinetschefs’, Fons Verplaetse bijvoorbeeld en ook Pascal Lamy, kabinetschef van Delors, later Europees commissaris en huidig voorzitter van de Wereldhandelsorganisatie. De formele bijeenkomsten van de Westerse Economische Top bestonden hoofdzakelijk uit finale discussies op basis van de door de sherpa's opgemaakte nota's. In strikte zin vonden er geen onderhandelingen plaats en werden er geen beslissingen genomen. Toch was en is een dergelijke Top niet onbelangrijk. Er wordt immers op het hoogste niveau overleg gepleegd over de belang- | |
[pagina 605]
| |
rijkste economische problemen en getracht een minimum aan coördinatie van het economische beleid tot stand te brengen.
Dergelijke topontmoetingen zijn slechts het topje van de ijsberg. Tijdens de zes maanden van het voorzitterschap worden op tal van domeinen initiatieven genomen, akkoorden gesmeed en successen geboekt. Zo duwde ikzelf aan de kar van de Europese sociale dialoog. Tot dan waren de sociale partners afwezig op het Europese niveau. Maar met de voltooiing van de eenheidsmarkt in het vooruitzicht kon het sociale luik niet achterblijven bij het economische. Daarom nodigde ik samen met commissievoorzitter Delors op 7 mei de vertegenwoordigers van de Europese werkgevers en werknemers uit voor een officiële dialoog. Het was een primeur in de geschiedenis van het Europese integratieproces. Ook binnen de zogenaamde vakraden gebeurde er heel wat. In de Raad Onderwijs bijvoorbeeld, voorgezeten door Daniël Coens, werd op 14 mei in het kader van het Europees burgerschap een akkoord bereikt over een mobiliteitsprogramma van studenten voor de periode 1987-1989: Erasmus was geboren. | |
Op pelgrimstocht voor EuropaZoals steeds was het hoogtepunt van het voorzitterschap gereserveerd voor de afsluitende Europese Raad. Ik bezocht op enkele dagen tijd alle hoofdsteden van de toenmalige EG. In Die Welt van 22 juni 1987 omschreef ik mijn rondreis als een ‘Pilgerfahrt für Europa’.Ga naar eind262 De Europese Raad van 29 en 30 juni ging van start met een ontvangst op het Koninklijk Paleis. Na de lunch trok iedereen naar het Karel De Grote-gebouw. In tegenstelling tot de Westerse Economische Top en vroegere Europese Raden, lag er deze keer wel een gemeenschappelijk politiek en economisch project op tafel. In zijn Réussir l'Acte Unique, een document met het oog op de follow-up van de Eenheidsakte, stelde Delors voor om het begrotingssysteem drastisch te wijzigen en veel meer kredieten ter beschikking te stellen voor het cohesiebeleid zodat het relatief aandeel van de uitgaven voor het gemeenschappelijk landbouwbeleid zou dalen. Dit voorstel stuitte echter op enorm verzet van Thatcher. Het werd een zeer vinnig en hevig debat. Mitterrand en Kohl drongen echter aan op | |
[pagina 606]
| |
een akkoord. Bij de stemming, die normaal verliep volgens het alfabet en in de richting van het uurwerk, waarbij het United Kingdom eerst aan beurt kwam en Belgium laatst, liet ik echter tegen de richting van het uurwerk stemmen. Zo kwam Thatcher als laatste aan beurt. Iedereen stemde voor behalve zij. Thatcher was volkomen geïsoleerd, maar door de vereiste unanimiteit kon er geen akkoord worden bereikt. Door toedoen van de Britten kwam er ook geen akkoord over het Belgisch voorstel om een ‘sokkel’ van sociale grondrechten uit te werken, later het Sociaal Handvest genoemd. Omdat ik de bui zag hangen en een formele afwijzing wilde voorkomen, snoerde ik de mond van Foreign Secretary Geoffrey Howe en riep: ‘Bring in the sandwiches!’ De Top was niettemin mislukt.Ga naar eind263 Ook het Deense voorzitterschap in de tweede helft van 1987 kon geen consensus tot stand brengen. Kohl, die voorzitter was in de eerste helft van 1988, slaagde daar wel in op de Top van Brussel van 11 en 12 februari. Het akkoord over de eerste meerjarenbegroting, het zogenaamde Pakket-Delors, gaf een financiële injectie aan het Europese integratieproces en droeg bij tot de euforie in het kader van ‘Europa 1992’, zoals de voltooiing van de eenheidsmarkt werd genoemd. | |
Europese ambitiesDoor het groeiende prestige van Europa, ook op binnenlands vlak, werd een zitje in de Europese Commissie door velen gegeerd. Volgens de Belgische traditie was de toekenning van het Belgische lid onderdeel van de regeringsonderhandelingen. Zo werd in 1984 Willy De Clercq Europees commissaris. Op het einde van de regeringsonderhandelingen in 1988, waaraan ik niet deelnam, werd ik op initiatief van CVP-voorzitter Frank Swaelen uitgenodigd op het kabinet van Jean-Luc Dehaene. In aanwezigheid van enkele Vlaamse socialisten werd mij daar de vraag gesteld of ik naar de Europese Commissie wilde gaan. ‘Ik wil niet in de plaats komen van Willy De Clercq’, zei ik. ‘Dat is een kwestie van loyaliteit. Ik doe dat niet.’ Mijn politiek leven zou er anders hebben uitgezien als ik toen ja had gezegd! Karel Van Miert, toenmalig voorzitter van de SP, stelde zich wel kandidaat, nadat hij me tot tweemaal toe had gevraagd of ikzelf toch geen ambities | |
[pagina 607]
| |
had in die richting. Uiteindelijk werd Van Miert dan toch voorgedragen als kandidaat. Hoewel ik in feite niets met die beslissing had te maken, werd ik er nadien wel over aangesproken door Delors: ‘Wat is dat voor een Belgisch voorstel? Waarom wordt De Clercq door iemand als Van Miert vervangen?’. Hoewel deze uitspraak anders doet vermoeden, verliep de samenwerking tussen die twee nadien uitstekend.Ga naar eind264 De ‘verwijdering’ van De Clercq maakte het zogenaamde ‘verraad’ in de ogen van de PVV alleen maar groter. Het was niet mijn taak om De Clercq in te lichten, en achteraf bleek dat ook niemand anders de moed of de beleefdheid had gehad om dat te doen. Later werd dat voorgesteld alsof ik De Clercq, die zeer verdienstelijk werk had verricht, uit de Commissie had gezet ten voordele van Van Miert, en dat om politieke redenen. Ik zou De Clercq daarover nooit hebben ingelicht. Het is echter niet omdat ik nadien premier werd, dat ik ook voor deze beslissing verantwoordelijk was! Ter vergelijking: de vervanging van Davignon door De Clercq in 1984 was het gevolg van een formeel akkoord binnen de regering. Alle gespreks-partners waren aanwezig, rechtstreeks, zoals De Clercq, of onrechtstreeks, zoals Davignon, die door Nothomb werd vertegenwoordigd. Tijdens de discussie maakte Nothomb niettemin bezwaar, tot grote woede van De Clercq. Maar het akkoord diende te worden gerespecteerd en uiteindelijk legde iedereen zich daarbij neer.
Speculaties omtrent mijn ambities voor een Europese topbenoeming dateren al van midden jaren tachtig, in de periode vóór de herbenoeming van Delors tot commissievoorzitter in 1988. Ik kwam toen geregeld in het Europees Parlement en daar ving ik het gerucht op dat ik Delors zou opvolgen. Delors zelf nam mij dat zeker kwalijk en ik ontkende dan ook meteen dat ik op zijn functie aasde. Gelukkig was de zaak snel vergeten. Op 3 april 1989, tijdens de viering van 10 jaar premierschap in Hertoginnedal, hield Delors een gelegenheidstoespraak waarin hij voorspelde dat ik ooit het belangrijkste deel van mijn activiteit aan Europa zou wijden! Van mijn kant heb ik tijdens mijn laatste regering mijn Europese ambities nooit onder stoelen of banken gestoken.Ga naar eind265 In de periode 1990-1991 werd publiek gespeculeerd over de opvolging van Delors in 1993. Ik stelde de Nederlandse minister-president Ruud Lubbers voor en Lubbers stelde mij voor! Lubbers had echter een probleem | |
[pagina 608]
| |
met de timing, want er waren pas verkiezingen voor de Tweede Kamer in het voorjaar van 1994. Maar dat kon altijd worden opgelost. Ik had dat probleem niet. In België is het immers niet ondenkbaar dat een premier zijn regering verlaat voor het voorzitterschap van de Commissie. Bovendien eindigde de regering ten laatste begin 1992. In 1993 werd echter beslist het mandaat van de Commissie-Delors met twee jaar te verlengen, zodat de ambtstermijn van de Commissie zou samenvallen met de vijfjarige legislatuur van het Europees Parlement. Ook al bestond er een informele consensus dat nu een christendemocraat uit een klein land aan de beurt was, werd geen van ons beiden commissievoorzitter. Dat gebeurde ook niet in 1994, toen over de opvolging van Delors moest worden beslist. Lubbers werd niet gesteund door Kohl en zelf maakte ik weinig of geen kans meer zodra ik geen lid van de Europese Raad meer was. Was ik premier gebleven, dan zou het er zeker anders hebben uitgezien! Nochtans had Kohl mij bij mijn ontslag in 1992 toevertrouwd: ‘Jij moet absoluut voorzitter van de Commissie worden. Jij bent mijn kandidaat.’ Begin 1994, op een CDU-congres in Hamburg, zei hij mij echter dat hij tot zijn spijt had vernomen ‘dass du aus dem Rennen bist’. En dat was wegens het standpunt van de toenmalige Belgische regering. Je maakt immers enkel kans als je wordt voorgedragen door je eigen regering. Officieel en om de coalitieafspraken na te komen, werd vastgehouden aan de voordracht van Van Miert, maar in de praktijk was Jean-Luc Dehaene al volop in de running voor het voorzitterschap van de Europese Commissie.Ga naar eind266 | |
De lange weg naar de euroHet einde van de eurosclerose liet zich ook voelen binnen de EVP, waar de eensgezindheid omtrent de toekomst van Europa bijzonder groot was. Op de EVP-top in de kanselarij te Bonn op 30 mei 1988 werd al volop gediscussieerd over de link tussen de eenheidsmarkt en de monetaire integratie. Kohl was persoonlijk een groot voorstander van de EMU en vond dat het Europese integratieproces een onomkeerbaar karakter moest krijgen. Onze ambitieuze en deels profetische slotverklaring luidde: ‘De volgende stap die tegen 1992 op weg naar de Europese Unie moet worden gezet is de voltooiing van de grote vrije Interne Markt en haar sociaal | |
[pagina 609]
| |
kader. De oprichting van de Europese Unie blijft de taak en het doel van het Gemeenschapsbeleid. Daartoe zijn beslissingen en maatregelen nodig die de hervormingen, goedgekeurd in de Eenheidsakte overstijgen, met name de uitbreiding van de wetgevende en controlerende bevoegdheden van het Europees Parlement evenals de uitvoerende bevoegdheden en het initiatiefrecht van de Commissie; het creëren van de voorwaarden voor de oprichting van een Europese Centrale Bank die autonoom over de waarde en stabiliteit van een Europese munt waakt; de verdere ontwikkeling van de Europese Politieke Samenwerking naar een procedure van communautair buitenlands beleid; het samenvatten van de huidige reglementeringen en procedures voorzien in of buiten de verdragen en ze verder ontwikkelen tot een democratische grondwet.’Ga naar eind267 Al in 1988 stelden wij een Europese grondwet voorop! Tijdens datzelfde Duitse voorzitterschap vond op 27 en 28 juni 1988 een Europese Top plaats in Hannover. In het rijtje van Europese Raden behoort Hannover overigens tot de succesvolste. Delors werd tijdens het diner herbenoemd tot voorzitter van de Europese Commissie, op basis van een open gesprek zonder dat Thatcher bezwaar maakte! Waarschijnlijk had ze vooraf al ingestemd met de Frans-Duitse voordracht. Zoniet hadden Mitterrand en Kohl wellicht niet het risico genomen om de kwestie op de avond van de Europese Raad openlijk ter sprake te brengen. Daarnaast werd beslist om onder leiding van Delors een ad-hocwerk-groep op te richten die tegen de Europese Raad van Madrid, gepland voor juni 1989, de verschillende stappen voor de creatie van een Europese eenheidsmunt moest bestuderen en voorstellen. Het zogenaamde comité-Delors bestond uit de twaalf gouverneurs van de nationale banken plus Frans Andriessen, vicevoorzitter van de Europese Commissie, en drie externen onder wie de Belg Alexandre Lamfalussy. Het idee dat de eenheidsmarkt niet optimaal kon functioneren zonder een eenheidsmunt had algemene ingang gevonden. Thatcher sputterde niet tegen. De gedachte dat haar hetzelfde zou overkomen als in Milaan in 1985 en ook de druk van Howe en haar Chancellor of the Exchequer Nigel Lawson brachten haar ertoe zich bij de meerderheid neer te leggen. Tot een formele stemming kwam het deze keer niet. De Top was ook op een ander vlak succesvol. De sociale en ecologische dimensie van de voltooiing van de eenheidsmarkt, die stiefmoederlijk | |
[pagina 610]
| |
waren behandeld in de Eenheidsakte, werden als verworven beschouwd. Kohl drong daar persoonlijk sterk op aan.
Op de Europese Raad van Madrid op 26 en 27 juni 1989 werd het rapport-Delors dat in april publiek was gemaakt, aanvaard als basis voor de totstandkoming van de eenheidsmunt. De werkzaamheden tijdens de eerste dag waren grotendeels gewijd aan de bespreking van het rapport-Delors. Daarnaast werd niet minder dan twee uur gedebatteerd over de interne markt en de sociale dimensie, met onder meer het Sociaal Handvest dat dateerde van het Belgisch voorzitterschap. Tot een akkoord over het sociale luik van de binnenmarkt kwam het andermaal niet: het was 11 tegen 1. Door het veto van de Britten werd de kwestie doorgeschoven naar de Europese Raad van Straatsburg, later op het jaar. Tijdens het diner hield Delors zijn gebruikelijke uiteenzetting over de economische en sociale toestand van de EG. Het was nog de periode dat de commissievoorzitter een leidende rol speelde in de Europese Raad... In de ontwerpconclusies vormde de Economische en Monetaire Unie (EMU) het struikelblok. Het compromis dat Spaans premier Felipe Gonzalez met Kohl had gesloten was onaanvaardbaar voor Mitterrand, die een sterker engagement wenste van de regeringsleiders. Deze eis werd ingelost door Andreotti's nieuwe compromistekst die een IGC in het vooruitzicht stelde waarin alle aspecten van de EMU op volledige en adequate wijze zouden worden voorbereid. Dit initiatief isoleerde Thatcher, die dreigde een unilaterale verklaring af te leggen tegen de drie fases van de EMU. Op zijn beurt dreigde Mitterrand met een eigen tegenverklaring. Gonzalez kon beide bewindslieden echter overtuigen om hun verklaring in te trekken. Het stappenplan naar de EMU kon zo worden gered. De eerste fase zou ingaan op 1 juli 1990 en er was overeenstemming over de oprichting van een IGC. Hoewel een strikte timing ontbrak, drukte Madrid de politieke wil uit om de EMU te verwezenlijken. De Europese Raad lag nog maar eens aan de basis van een Europees succesverhaal. | |
[pagina 611]
| |
Europees trio...De relance van het Europese integratieproces was grotendeels te danken aan de goede verstandhouding tussen het driespan Mitterrand-Kohl-Delors. Ikzelf of andere regeringsleiders werden niet bij hun (informele) besluitvorming betrokken. Maar ik behoorde wel tot diegenen die de trojka en het leiderschap van Delors steeds steunden, samen met Santer, Andreotti en Gonzalez. De atmosfeer binnen de Europese Raad was uniek, gegeven het feit dat zoveel leden het fundamenteel met elkaar eens waren over de toekomst van Europa en het bovendien op persoonlijk vlak uitstekend met elkaar konden vinden. Met Mitterrand bijvoorbeeld had ik steeds een zeer goede verstandhouding, ondanks de perikelen rond de zetelkwestie. In zijn eerste jaren als president mengde hij zich niet zo actief in de debatten. Nadien veranderde dat. Samen met Kohl woog hij op de Europese Raden. Hij nodigde mij verschillende keren bij hem uit op het Elysée en in 1982 werd ik door hem ontvangen op het Fort van Brégançon, een presidentiële vakantieresidentie. Ik had in elk geval vlottere contacten met Mitterrand dan met Giscard, die bij elke ontmoeting het gesprek vanuit de hoogte begon met de vraag: ‘Comment va la Belgique?’ Toch bleef er steeds een afstand tussen Mitterrand en mezelf wegens zijn persoonlijkheid en zijn status van staatshoofd. Ik sprak hem dan ook altijd aan met ‘Monsieur le Président’. Alleen Kohl en Thatcher spraken hem aan met zijn voornaam. Met Kohl heb ik het steeds uitstekend kunnen vinden. Onze Europese overtuiging hebben we gemeen. Via de EVP kende ik hem al jaren. Als nieuwbakken CVP-voorzitter woonde ik het CDU-congres bij op 12 juni 1973 waar hij met een zeer ruime meerderheid tot partijvoorzitter werd verk, ozen. Hij was toen nog minister-president van Rheinland-Pfalz. Ik ontmoette hem voor het eerst officieel op een receptie op de Duitse ambassade in Brussel. Als partijvoorzitter ging ik elk jaar naar de congressen van de CDU. Als voorzitter van de EVP heb ik deze traditie voortgezet, tot op de dag van vandaag. Bijna tien jaar waren we samen lid van de Europese Raad. Niet alleen binnen de Raad, ook binnen de EVP hebben we steeds nauw en in vertrouwen met elkaar samengewerkt. Wanneer je zijn vertrouwen hebt kunnen winnen, is zijn steun onvoorwaardelijk. Maar wanneer je dat vertrouwen in zijn ogen hebt misbruikt, dan laat hij je vallen | |
[pagina 612]
| |
als een baksteen. Wegens het politiek ‘gewicht’ van Kohl ben je dan politiek dood! Delors was eigenlijk een soort christendemocraat, ook al behoorde hij tot de socialistische familie. Hij is praktiserend katholiek en hij kent zijn klassieken (personalisme, federalisme, subsidiariteit) meer dan vele politici die zich ‘christendemocratisch’ noemen. Bovendien is hij uitermate pro-Europees. Dat laatste kan niet van alle socialisten en Fransen worden gezegd. Ondanks de geruchten omtrent het voorzitterschap van de Europese Commissie, is de verstandhouding tussen ons steeds optimaal geweest. Opmerkelijk is dat hij zich bij mijn weten over de zetelkwestie nooit heeft uitgesproken. Inhoudelijk zaten we steeds op dezelfde lijn. Door de nabijheid van de Commissie verliepen de contacten met hem ook uitermate vlot. Tijdens de bijeenkomsten van de Europese Raad vervulde hij zijn rol met brio. Het was Delors die de krijtlijnen uiteenzette waarbinnen de discussies plaatsvonden. Tegelijk was hij niet te beroerd om regeringsleiders die voor hem in de bres sprongen uitdrukkelijk te danken en te feliciteren voor hun tussenkomsten, zoals ik herhaaldelijk heb mogen ondervinden. | |
... versus Mrs. ThatcherIn mijn geval was de reden voor dergelijke tussenkomsten dikwijls de houding van de Britten. De confrontatie met Thatcher ging ik nooit uit de weg. Zo herinner ik mij dat ik tijdens de lunch van de Europese Raad van Dublin in 1990 een uur lang met haar discussieerde over de toekomst van Europa. Het was een voortdurend over-en-weer zonder dat de andere leden er zich probeerden tussen te wringen! Allicht vonden ze het best welgevallig dat ik in hun plaats die klus klaarde. Vanaf midden jaren tachtig werkte de Frans-Duitse as, of beter het driespan Mitterrand-Kohl-Delors, prima zolang Albion geen stokken in de wielen stak. Als de Fransen en de Duitsers een voorstel deden dat voordien goed was overlegd, dan was de kans op succes groot. De voorbereiding was cruciaal en de Britten dienden op voorhand te worden overtuigd. Dat laatste was doorgaans een heikel punt. Thatcher aarzelde niet om haar nek uit te steken als de ontwikkelingen niet verliepen zoals zij dat wenste, ook al stond ze daarin vaak alleen en droeg het op zijn beurt bij tot haar isolatie. | |
[pagina 613]
| |
Of het de effectiefste manier was om aan Europese politiek te doen, dat betwijfel ik, maar je moet minstens erkennen dat je bij haar wist waar je aan toe was. Van spindoctors was toen nog geen sprake! Haar expliciete en eigengereide optreden bracht haar veel sympathie, niet in het minst op het thuisfront, maar leverde haar ook veel vijanden op. Legendarisch is in dit verband haar toespraak naar aanleiding van de opening van het academiejaar aan het Europacollege te Brugge op 20 september 1988. De speech maakte heel wat ophef in de Belgische publieke opinie en in Europese kringen. Op het moment dat er opnieuw vaart zat in het Europese project, trok Thatcher fel van leer tegen de groeiende ‘regelneverij’ van de Commissie, die ze afschilderde als de bedilzieke regering, ‘a nightmare’ van superstaat Europa en die ze terloops vergeleek met de Sovjet-unie! Ze kantte zich ook tegen de oprichting van een Europese Centrale Bank en het afschaffen van de binnengrenzen. In feite ging het hier al om een achterhoedegevecht, want het gros van haar standpunten ging in tegen datgene wat ze voordien had goedgekeurd. Bovendien weigerde ze de logica en de dynamiek van het Europese integratieproces te erkennen. Een economische unie kan niet slagen zonder een monetaire en een politieke unie. Daniël Coens, toenmalig minister van Onderwijs, die de openingsplechtigheid voorzat, had het in zijn dankwoord over een ‘merkwaardige’ speech. Van een understatement gesproken. Het was een ronduit provocerende redevoering! 's Avonds was er een diner op de Britse ambassade in Brussel. In beleefde termen vatte ik de discussie toen al ‘heftig’ aan. Thatcher liet zich bovendien laatdunkend uit over het politiek systeem in België. ‘Hoe kunt u een land op die manier bijeenhouden?’ vroeg ze retorisch. ‘Wat zijn dat, die gewesten en gemeenschappen? Zijn dat provinces?’ Het was hopeloos... Ik moest en zou het daar niet bij laten. Twee weken na het orakel van Brugge belegde ik in Brussel op 28 september een internationale en druk bijgewoonde persconferentie om als weerwerk tegen het nationalisme van Thatcher mijn federalistische kijk op de toekomst van Europa uiteen te zetten. Ik aasde niet op een persoonlijke polemiek, maar ik stuurde wel aan op een inhoudelijk debat. Ik was toen de eerste van mijn collega's van de Europese Raad die uitdrukkelijk de handschoen opnam tegen de Iron Lady. Ook naar Belgische normen was mijn initiatief ongewoon.Ga naar eind268 Ik liet niet na te onderstrepen dat ik net als Thatcher over tien jaar anciënniteit | |
[pagina 614]
| |
beschikte in de Europese Raad en dat mijn Europees engagement, overtuiging en inzichten niet van gisteren dateerden.
Sommige Britten en zeker een belangrijk deel van de Britse conservatieven beschouwen zich veel meer als een deel van de Verenigde Staten dan als lid van de Europese Unie. Dat is in zekere zin de kern van het probleem. Ook in Thatchers opvattingen was dat zo of is dat toch zo geworden, zeker na de Eenheidsakte en na het beëindigen van haar mandaat als eerste minister en haar reflectie over haar Europees beleid. Ze heeft veel te laat ingezien dat de eenheidsmarkt in zich de kiem droeg van een verregaande economische unie, inclusief een eenheidsmunt, en finaal een politieke unie. Ze heeft zich daar nooit kunnen bij neerleggen. Soevereiniteitsoverdracht, of beter soevereiniteitsdeling, was en is voor haar onwenselijk, onmogelijk en ondenkbaar. Ze was tegen de uitbouw van de ‘communautaire instellingen’ en vond het Europese sociale model gruwelijk. Ze koesterde een grondige afkeer voor wat wij op sociaal vlak hadden verwezenlijkt. Op de Europese Top in Londen eind 1986, waar ze als gastvrouw optrad, zei ze spottend tegen Chirac, toen premier van Frankrijk: ‘Wat is dat, sociaal overleg? Social concertation? Is that for the hour of the cocktail?’ Met andere woorden, ze had er geen enkel besef van en toonde een volkomen misprijzen. Idem voor de organisatie van het politieke systeem. Ze zwoer bij het Angelsaksische meerderheidsstelsel. Andere systemen waren per definitie niet-democratisch en inefficiënt. Toen ik haar eens diets maakte dat ik bij cruciale beslissingen steeds rekening moest houden met coalitiepartners, antwoordde ze laconiek: ‘You've got the wrong system!’ Hoewel na Brugge nog de zaak-Ryan en de Europese Raad van Rhodos volgden, bleef de omgang op persoonlijk vlak met Thatcher steeds hartelijk. Ik had een zekere sympathie voor haar. Ik bewonderde haar doorzettingsvermogen en haar enorme werkkracht. Toen eind 1990 haar afscheid van het Europese politieke toneel onafwendbaar leek, sprak ik haar nog persoonlijk moed in toen wij naast elkaar zaten op het galadiner in de Spiegelzaal van Versailles tijdens de Top over het Europees Charter.Ga naar eind269 Maar tot een rapprochement van ideeën is het nooit gekomen. |
|