afstand. Elke dag voelde ik me weer wat frisser worden, virieler ook, en werd ik minder gauw vermoeid. Ik vulde mijn tijd met de lectuur van dagbladen, oefeningen op de computer en lange wandelingen, bij voorkeur op het verlaten strand van Oostduinkerke. Daar, langs de waterlijn, overviel me meermaals een intens geluksgevoel. Ik genoot op een nieuwe manier van het fysieke bestaan. Ik had meer dan ooit aandacht voor licht en kleuren. Gevoelens van geduld en onderworpenheid aan de tijd vervulden mij. Ik las Shakespeare en Gezelle en ik moest tot grote vreugde vaststellen dat de wetenschap het, wat mij betreft, allemaal had weten op te lossen.
Wanneer ik dit neerschrijf, gaat er wel een en ander door me heen. Het is geen geheim dat mijn gezin en ik heel wat beproevingen hebben moeten doorstaan. Ik heb meer lijden gekend dan vele anderen. Bovendien zijn die tegenslagen ook door veel mensen gekend, vanwege mijn openbare functies. In de lijn van mijn ervaring kan ik dan ook zeggen dat lijden geen onoverwinnelijke fataliteit is, iets waartegen men niets kan doen.
De lezer weet dat ik mijn ouders zeer vroeg heb verloren. Dat is een speling van het lot. Het had anders kunnen lopen als de geneeskunde toen al veel verder was geëvolueerd. Vandaag is dat vanzelfsprekend in ons land. Mijn geslaagde openhartoperatie vormt het bewijs dat mens en wetenschap vaak superieur zijn aan de fataliteit. Mijn oudste zoon en ikzelf hebben de dood in de ogen gekeken. Wij hebben echter een beroep kunnen doen op vrienden uit de geneeskunde, op grote middelen. Een tijdlang heb ik me overigens afgevraagd of men voor andere mensen misschien niet zoveel moeite deed. De ervaring heeft me gelukkig geleerd dat dit wel zo is. Ik beschouw dat als een eminente sociale rijkdom.
Wie zwaar beproefd is geweest en de uiterste grenzen van angst en verdriet kent, is ook beter bestand tegen de kleine tegenslagen of ongerieflijkheden in onze dagelijkse geschiedenis. Wat voor mij de doorslag geeft, is het diepere besef van de ongelooflijke vooruitgang die onze samenleving sinds meer dan een halve eeuw heeft gemaakt. De promotie van de mens in zijn gezondheid, zijn huisvesting, zijn onderwijs en - wat Vlaanderen aangaat - zelfs in zijn politieke emancipatie, weegt veel zwaarder door dan wat de strijd tegen de economische crisis ons heeft opgelegd. Er is in mij inderdaad iets dat zegt dat, vergeleken bij het wonder van de volksverheffing na de oorlog, de inleveringen eigenlijk bijzaak waren. Ik weet wel dat dit gevoel verraderlijk kan zijn, en ik wil de geleverde inspanningen niet