V. Welke Molens?
A. Molens, die, door het water omgedreeven, Lakens vollen, Papier maaken, Olie staan, Garst pellen, en Graanen maalen.
V. Van het Water thans spreekende, moet ik er U ook iets van vraagen.
A. Ik weet er niet anders van te zeggen, dan dat deeze Hoofstoffe, zynde nuttig, zelfs allernoodzaaklykst, vloeibaar, vogtig, doorschynend, verdeelbaar, zagt, stil, ook soms geweldig, onveranderlyk, doordringend, overal onder den grond te vinden zynde, zonderlinge hoedanigheden bezit, die ons ligtlyk in verwondering over Gods scheppende Magt, Wysheid en Goedheid kunnen vervoeren.
V. Gy zegt er kortlyk al zeer veel van; maar is dit alles?
A. Als wy berekenen, het geen zelden geschiedt, hoe dikwerf het Water ons in het dagelyksch gebruik te pas komt, zullen wy deszelfs veelvuldige diensten beter beginnen te kennen.
V. Hoe zult gy dat berekenen?
A. Zeer gemaklyk! Ik moet maar acht geeven op de gevallen, waarin men het volstrekt niet kan missen.
V. En zyn die veelvuldig?
A. Veelvuldiger dan men denkt; doch welken de onaandagtigheid gewoonlyk over het hoofd ziet.
V. Maar wanneer men het begint te ontbeeren, of er schraal van voorzien is, gelyk in het afgeloopen voorjaar, door ons geheel Vaderland, by gebrek van Regen gebeurde, gaan dan de oogen niet open?