Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
43aant.12Pudowkin verrukte Berlijn; en Berlijn niet alleen: men kon veilig zeggen, dat ieder 13 ontvankelijk hart in die dagen omgewoeld, bezield en gezuiverd werd door de films, 14 die hij schiep. Fel en meesleepend namen zijn werken de menigten in de donkere 15 theaters mee over de barre vlakten van Rusland en door de spelonken van het 16 menschelijk hart. - Vera was, op een van haar leege middagen, slenterend langs de 17 Tauentzienstrasse, een bioscoop ingegaan. Daar draaide ‘De Moeder’. Zij zat alleen aan 18 het eind van een leege rij banken tegen den muur; en reeds na enkele beelden werd zij 19 gegrepen door een vervoering, die zoo fel en oorspronkelijk menschelijk en, door het 20 wijde stormende rhythme der scheppingskracht, zoo bezielend en zuiverend was, dat 21 zij zich plotseling voelde opnemen in de bezeten drommen der paupers, die aanstorm-22den over de brug; en doorhongerd door dezelfde geluksdroom. Zij werd ontheven aan 23 het kleine hechte geluk dat haar met Hauser alleen hield vervlochten en stroomde 24 weg uit zichzelve en samen met deze duizenden, die zij
aant.1niet kende, van naam noch gezicht, maar wier honger haar honger was, wier opstand 2 haar opstand, wier bezielende armoede ook in haar een begeesterende pijn. Met groote 3 hunkerende oogen en een zwaar hamerend hart, volgde zij het wapperend lied van de 4 vlag, die niet sterven zou, de roode dappere vlag der berooiden, en plotseling zag zij 5 zichzelve loopen, meeloopen naast Theo in de dreigende horde achter de vrouw, de 6 moeder, de vrouw met de vlag. - 7Toen zij weer buiten was, in den kouden Novemberdag, voelde zij zich tusschen de 8 menschen, waarvan soms een blik, soms een gezicht haar trof, maar die zij meestal niet 9 zag, eerst hooghartig en eenzaam in haar nieuw, wildvlagend en naamloos geluk, maar 10 langzamerhand vervluchtigde dit in haar hart; de vlag verdween plotseling uit haar 11 gezicht, de vlag die zij ook hier op straat was gevolgd, de vlag, die onzichtbaar voor 12 wie niet geloofden, boven de duizenden uitwoei naar het nog onzichtbaar geluk. Het 13 was of haar lichaam zijn vroegere vorm en wezen herkreeg, of zij - tevergeefs weer-14strevend - langzaam terugkeerde naar een huis, dat zij voor goed had verlaten. Een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.15pijnigend, zacht-knagend ledig bleef in haar na, maar ook met inspanning van al haar 16 krachten vermocht zij niet zich stroomend en boven te houden; zij zonk weg, zij dreef 17 af. Eenzaam lag zij nu tusschen het oeverriet, eenzaam en ledig dwaalde zij voort langs 18 het grijze trottoir van den Kurfürstendamm, in de gure Novemberwind, die het doode 19 blad langs haar opjoeg. - Maar straks zou zij Hauser zien, straks zou zij weer veilig 20 zijn binnen hun eigen geluk. Is het niet beter één klein maar stellig geluk te bezitten 21 dan te worden meegevoerd op groote golven, naamloos, vaag en wijd? - 22In het gedempte licht van de bar, waar zij Hauser dien middag zou wachten, zat zij 23 aanvankelijk nog vrijwel alleen. Zij zat in een hoek en leunde vermoeid in de kussens. 24 Haar oogen deed zij af en toe dicht. Langzamerhand was
aant.1de vervoering, die de film in haar hart had ontketend, volkomen gaan liggen en hing 2 nog slechts om haar heen als een nevel, een onrust, en in haar lichaam liet zij een 3 leege, loome ontbering na. ‘Deze menschen, de communisten, hebben misschien dui-4zend dingen op mij voor - ja, natuurlijk! sus je nu niet met een zoo doorzichtig soort 5 zelfbedrog! - maar zij missen, - als dat een gemis is. - Maar God, Vera, waarom ben 6 je zóó laf! - nu, goed dan, het ìs een gemis, ook in mij, - zij missen een boven den 7 mensch en zijn aardsch geluk uitstijgend geloof. Alleen - mijmerde zij, plotseling 8 afdwalend - hoe zou alles geloopen zijn, als ik, toen ik met Theo was, deze film had 9 gezien? Nu zelfs was hij in staat alle intellectueele verzet tegen de ideologie, waaruit 10 zij geboren is, in mij weg te vagen als rook. Hoe zou het gegaan zijn met ons als het 11 communisme mij toen, en zóó, had geraakt? 12Och, ik geloof niet, dat de breuk met Theo door het communisme ontstaan is; een 13 verhouding gaat niet kapot aan tegenstrijdigheid van ideeën. Natuurlijk, eenstemmig-14heid in die dingen zou het mij gemakkelijker hebben gemaakt van hem te blijven 15 houden; maar wat is dat eigenlijk: van iemand houden? - Vaag-ironisch dacht zij: ik 16 weet het nog steeds niet: maar één ding is zeker: de liefde is het eenige waar het op 17 aan komt, meer nog dan op het geloof. (Of zeg ik dat om mij te troosten?) Daarom 18 doet het er ook niet toe, dat Pudowkin een metaphysischen inslag mist; daarom moet 19 men ook Jeanne d'Arc van Dreyer dààrom althans niet boven De Moeder stellen. 20 Misschien doet het er zelfs niet toe, waarvoor men leeft, van wie of van wat men 21 houdt, van zijn moeder, van God, van een heilstaat, een man, als men maar liefheeft. 22 Goed: maar wat is dat dan precies, Vera?... 23Naarmate zij verder tast, wordt het labyrinth duisterder. De onzekerheid maakt haar 24 ellendig, een mist die zij weet niet waar opstijgt, omduistert haar. - Totdat plotseling 25 Carl Heinrich de bar binnenkomt en voor haar staat in | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1een wolk van prikkelende kou, vroolijk, breed-lachend, vol opwekkende energie. Hij 2 gaat naast haar zitten en vertelt tallooze anecdoten van wat hij dien dag heeft beleefd 3 in Charlottenburg; en de nevel klaart op, nog een oogenblik voelt zij zich onwennig 4 in de borrelende vroolijkheid van zijn stem, zijn vlugge gebaren. Nog even aarzelt zij 5 als hij wil dansen ... dan neemt hij haar mee in het kwijnende rhythme van een tango, 6 dat hun lichamen laadt met het verrukte gonzen der wellust en met de voortdurend 7 toenemende vlagen van een zachte bedwelmende geestdrift. |
|