Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
37aant.8De herfst stond dien middag warm en sidderend boven de bronzen hellingen van het 9 eiland en wemelde boven de zee. Trillend vulde het licht de wijde heldere ruimte, 10 waarover een edele hemel boog, zuiver en zacht-parelmoer. De zon was het zenith 11 sinds enkele uren voorbij. De warmte, die zich verdichtte tusschen de heuvels, verwoei 12 op de toppen in den heerlijken herfstwind, die bloeide van kruidenreuk en van zacht- 13 bijtend zout en boven de zee werd zij getemperd tot een weldadige luwte. 14Vera, Theo en Carl Heinrich Hauser waren aan boord van een snel, klein zeilschip, 15 dat bestuurd werd door een zwijgenden visschersjongen uit Vitte, met uitgebleekt haar 16 en een donker gelooide gelaatskleur. Theo en Hauser hielpen hem met het regelen der 17 zeilen. - 18Zij laveerden tegen den wind in de richting van Rügen, dat krijtwit opflikkerde uit de 19 zee. De boot helde nu vrij sterk over naar stuurboord en daalde en steeg op den 20 krachtigen golfslag. De wind stond bol in het zeil en stroomde langs hun gezicht. Het 21 boegwater sneed in een witten boog wildschuimende langs het boord. Soms spatten de 22 droppels van de sproeiende waaier hun in het gezicht. 23Theo zat aan het hooge bakboord op een smalle bank bij de schoot. Verla lag op den 24 voorplecht; Hauser zat daar dichtbij. Alle drie zwegen zij. De wind, de zon en de geur | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 131]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 132]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1van het water streken alle gedachten weg van hun voorhoofd, maar in de harten van 2 Theo en Vera stak de vertwijfelde somberheid als een pijn. Theo kon zich soms haast 3 niet weerhouden te kreunen. Vera vocht tegen een stijgende walging van Theo; soms 4 van zichzelf, soms ook van Hauser. De kracht van den wind en het licht verwarden 5 in hun uitgeputte lichamen al deze gevoelens tot een looden druk, een dof broeien en 6 tot gedachten waren zij niet meer in staat. Theo's wil kwam tot geen enkel besluit 7 meer en juist deze onmacht verergerde Vera's hoon. Wel verweet zij zichzelf telkens 8 hare hardvochtigheid, maar harder en harder versteende haar verachting. 9- Waarom bleef zij dan nog? - Omdat zij wachten wilde tot Theo, - iets althans van 10 zijn vroegere vastheid herwinnend - het besluit zou nemen te gaan. Haar trots verbood 11 haar erin te berusten de vrouw te zijn of te zijn geweest, van een man, die tot een zoo 12 weerzinwekkende zwakheid versomberen kon. Maar hij bleèf machteloos. Noch de 13 bedroefde verachting, waarmee Vera hem telkens aanzag, noch de blik die Hauser 14 soms wierp naar het lichaam van Vera, schokte hem uit zijn verslagenheid op. Hij 15 was verlamd. 16Carl Heinrich Hauser zou echter niet lang meer wachten. Hij begreep niet goed van 17 zichzelf waarom hij de beslissende nadering tot Vera niet sneller doorzette, maar hij 18 wist stellig, dat noch medelijden, noch respect hem weerhield. Hij lachte om dergelijke 19 atavismen. Maar hij wachtte toch nog. - Hij wachtte - erkende hij onder grommende 20 wrevel zichzelf - omdat hij er voor het eerst van zijn leven niet volmaakt zeker van 21 was of zijn verovering slagen zou: ook nu weer zag Vera hem lang en onderzoekend 22 maar tegelijk zoo ongenaakbaar en bijna argeloos-afwezig aan, dat zijn twijfel aan haar 23 gevoelens voor hem tot in het verwilderde steeg. Voor het eerst ontmoette hij hier 24 een hooghartigheid, die zijn zelfbewustzijn deed krimpen; voor het eerst aarzelde hij... | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 133]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 134]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1- Vera lag languit op haar zij op het hellende voordek, haar gezicht naar hem toe. Haar 2 handen omklemden een ring, haar voeten steunde zij tegen een plank. De deining had 3 alle gedachten uit haar weggegolfd, de wind overstemde iedere fluistering van haar 4 geweten. Nauwelijks dacht zij nog aan het wrak, dat achter haar rug met haar in 5 hetzelfde schip zat: of aan de jaren met hem, die haar hadden doen stijgen tot een 6 hoog, stoutmoedig geluk en haar hadden gestort in ellende en verleid tot een smadelijk 7 verraad. Zij zag hem nu niet en zij dacht ook haast niet meer aan hem. Zij zag Hauser. 8 Hij zat op het voordek, niet ver van haar af. Hij was slank en forsch en onweerstaan-9baar-krachtig. Zij voelde dat haar gespeelde afwezigheid hem deed aarzelen en bijna 10 ontwapende en zij genoot van dit spel. Maar langzamerhand hadden de zon en de wind 11 alle gedachten en spiritueele gevoelens verdreven. Zij was uitsluitend een wild, warm 12 lichaam, dat begeerd werd en genomen wou worden. Theo, achter haar, leed nu on-13dragelijk - Hauser voelde hoe alle overleg uit hem week. Donker doorbroeide de wel-14lust zijn lichaam en in zijn kop woelde een bedwelmende hitte, die bonsde tegen zijn 15 slapen en zijn oogen vertroebelde. Vera lag onbewegelijk te wachten, - of zou zij hem 16 slaan? - Toen zag zij hem plotseling krommend vooroverbuigen langs het blakende 17 voordek, dat walmde van teerlucht - en zijn lichaam lag geklemd om het hare, zijn 18 armen omwonden haar trillende schouders. 19Theo wendde zich af: zijn blik zag niets meer dan golven. -
20 h. marsman 20 (Wordt vervolgd) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 135]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|