Vijf versies van 'Vera'
(1962)–H. Marsman– Auteursrechtelijk beschermd
Regelnummers proza verbergen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
7aant.8De zon staat boven de Potsdamerstrasze en schijnt op den Potsdamerplatz. Lange, 9 langzame files van trams en bussen, gladde troepen van luxe-auto's glijden uit vier, 10 vijf dreunende straten naar dit hart van het Westen, een der harten der stad. De 11 kantoren stroomen leeg op dit uur en de straten vol van beginnende schemer, ver-12donkerd door de woelende menigte. Van hieruit verdwijnen laat in den middag, per 13 bus of per U, duizenden naar hun verre gezinnen, naar een eenzame kamer, naar een 14 oude gebrekkige moeder; naar speelbanken, sportvelden, bals. Van hieruit krimpt en 15 zwelt een stuk wereldverkeer, wonderlijk-onsamenhangend en grootsch, wonderlijk- 16 doodsch, gemechaniseerd, hard en glad. Uit het vage verschiet van de Leipzigerstrasse 17 stroomen, alsof die verte ze produceerde en startte, minuut na minuut, trams en bussen 18 en limousines, en uit haar zijstraten springen zij aan als ijzersplinters naar een magneet; 19 zij dringen voorwaarts, langzaam, volhardend, schouder aan schouder, colon aan 20 colon. Grommend van ongeduld en opzwellende haast wachten zij, voor de magische 21 streep - een kalkwitte afgrond van geen vijftig duim breed, die het plein als een gracht 22 isoleert - totdat de drommen, haaksch op de richting Potsdamerstrasse op den enor-23men draaischijf der Potsdamerplatz een halve slag rond zijn gedraaid en noordwaarts 24 en zuidwaarts vergleden zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aant.1Langs café Josty zwenken door den vallenden schemer, de stappen voorbij; zwiepend 2 zooals langs den trein de telegraafpalen zwiepten; de autos en bussen dreunen voorbij; 3 zij wentelen om den zwarten verkeersagent - het centrum der wereld - zooals sterren 4 een oogenblik wentelen langs vaste baan, totdat de man in het brandpunt ze loslaat 5 uit den langen lasso van zijn blik en zij wegschieten in een straat. Vlak onder de 6 balustrade, om den uitersten rand van het wijde caféterras, wervelt het leven voorbij, 7 gigantisch vergroot door den groeienden schermer; of zit zij zelf, zich angstig vast-8klemmend aan een spijl van haar tafeltje, in een wervelend caroussel? Een verwilderde 9 moeheid, een ontzettende eenzame angst hangt in haar lichaam als een wolk; en 10 wanneer zij, haar arm op de balustrade geleund, haar ontwricht hoofd gesteund in de 11 hand, haar oogen een oogenblik sluit, tuimelen door den enormen zwarten kap van 12 haar schedel sterren en treinen, en huizen, huizen, parken en pleinen, in cataclysma 13 op cataclysma omlaag. - |
|