Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 198] [p. 198] XLIX De tocht door de kloven was steil; hij had langzaam den morgen bestegen langs witte verpulverde wegen, den rug gekromd naar de zee. van den hemel een stortval van licht, en in beken bij honderdtallen sloeg het neer langs de watervallen, hem regenend in het gezicht. om zijn schouders woei het azuur: de vleugels geweldig en blauw - als een vogel met vlerken van vuur - sloeg de zon door een wereld van goud. toen het middag werd, zag hij de zee; en staand op het heete terras in het schaduwloos zenithuur steeg zijn hart uit de stervende asch. Vorige Volgende