Verzamelde gedichten
(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend
[pagina 196]
| |
dat - weerglinstrend in kolkende strepen -
verschoot in schichtige kreken
onder een regen van vuur.
het werd 's middags bedwelmend heet.
aan den overkant van de rivier
lag een dorp onder laaiende boomen,
een fontein die den hemel doorsneed.
hij stond op en doorwaadde het licht
en het fonklend email dat in stroomen
langs de kiezeleilanden sprong
en liep door het bergpad omhoog.
langs de helling het vuur van den wijn.
nadat hij het maal had genoten
op het stille beschaduwde plein
lag hij sluimerend onder den muur
die den vlammenden wijngaard omringde
en sliep tot het duisterend uur
in de westlijke heuvels verdween.
de avond was kopergroen.
doch het licht langs de steenroode aarde
scheen doordrenkt van een schaduw te zijn
die, terwijl de hemel vervaalde,
den gloeienden naglans bewaarde
van het purperen vuur van den wijn.
hij rees op en dacht aan de zee.
zijn gang had de veerkracht herwonnen
die hem voortdreef naar zuidlijker stranden,
zijn schreden namen hem mee.
met de hartstocht der boomen verbonden
| |
[pagina 197]
| |
- de platanen ademden weer
en voorvoelden het golven der zee -
liep hij in het nachtelijk donker
door de delta der Rhônemonden
naar Saintes-Maries-de-la-Mer;
en hoezeer ook verweerd en geschonden,
zijn hart was gedrenkt in azuur.
|
|