Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 111] [p. 111] Derde periode [pagina 113] [p. 113] X Voorschrift Trek de woestijn in, laat de karavaan den groenen rijkdom der oasen, u zij de dorre oceaan van zand; goud en topazen bewaart ge niet, die zijn voor uw vriendin, de koningin van Scheba; den stierenvechter laat ge de arena, den volkstribuun het duizendvoudige gehuil van de hyena's die beurtlings ‘kruist hem’ en ‘hosannah’ roepen; gij gunt den boetprofeet zijn sprinkhaan en zijn kemelshaar. ontgin, waar niemand vruchtbaarheid vermoedt, elke woestijn heeft zijn wel; geloof onafgebroken: hier móet water zijn; uw eenige toeverlaat zij het woord: ‘o, bolwerk, o, citadel, bekleed mij met een nieuwen mantel, laat het firmament mijn huis zijn, zorg, dat mij niemand kent.’ [pagina 114] [p. 114] vraag elken dag een witten keursteen en het onbeperkt gezag van een nieuwen naam. Vorige Volgende