Verzamelde gedichten(1941)–H. Marsman– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 37] [p. 37] De vrouw met den spiegel Den spang, die de roodkoopren pracht des haars omsloot, hebt gij, gedachteloos, in een zacht-mijmerend gebaar, dat in zichzelve rustte en vergleed, uit uwe hand gelegd - en onbeschroomd der lokken val, die u ommantlen wilde, losgewoeld. zoo staat gij, koud en onberoerd binnen den blauwen nacht. Gij neemt den spiegel in uw hand en uit zijn droomend-donkren schoot ontwaakt en groeit - a dream within a dream - de rankheid van uw mat-albasten naakt en gij staat groot en virginaal in het weerkaatst heelal. Gij hebt het oog van een ontwakend hert, en uw gelaat, uit doodsbleek licht der maan gegrift, is op uw marmren tors een koele vlam. Gij hebt u-zelf zeer lief, en zoozeer houdt uw beeltnis u geboeid, dat zij den adem aan uw mond ontrooft [pagina 38] [p. 38] en uwen bloedklop in haar aad'ren zuigt en u verteert, zoozeer, dat gij de schim uwer weerkaatsing wordt, bezwijmt en sterft. Vorige Volgende