Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans
(1996)–René Marres– Auteursrechtelijk beschermdOver interpretaties van de romanMijn interpretatie houdt in dat de waarheid, beter gezegd: de werkelijkheid, van de geïsoleerde enkeling Osewoudt niet erkend wordt en weggedrukt door de macht van de meerderheid. Maar dacht Hermans dan niet dat er geen waarheid is over de sociale werkelijkheid? Ja, maar hij nam wel aan dat er een empirische, waar te nemen werkelijkheid is. Wat Osewoudt weet omdat hij het heeft meegemaakt is elementair. Het berust behalve op waarneming op het kunnen verstaan van eenvoudige zinnen. Dat dit mogelijk is heeft Hermans niet ontkend. Verder had Hermans trouwens ook het gevoel dat hij een hoeder van de waarheid was. In het naar zijn zeggen autobiografische verhaal ‘De electriseermachine van Wimshurst’ bijvoorbeeld (in de bundel Een wonderkind of een total loss; zie De Jong 13) drukt hij uit hoe zijn waarheid niet - voldoende - erkend wordt door de autoriteit, de onderwijzer, en de domme massa, | |
[pagina 55]
| |
de schooljongens: ‘Voor mijn waarheid heeft niemand emplooi’ (12) en: ‘Ze hebben mij onttroond, ze hebben mij mijn overwinning ontstolen ()’ (47). Osewoudt gebeurt dat ook. | |
De interpretatie van JanssenJanssen munt in zijn boek over de roman uit door zorgvuldig lezen, waar ik veel aan gehad heb. De conclusie die hij bij de bepaling van de thematiek trekt uit zijn interpretatie, de onkenbaarheid van de mens, zijn omgeving, zijn verleden, zijn wereld, is echter te algemeen van aard, vooral door de term ‘onkenbaar’. Niet te doorgronden, ja, maar dit wil niet zeggen dat - een deel van - de wereld niet waar te nemen is, wat een vorm van kennen is. Hij zegt opnieuw dat Osewoudt waan en werkelijkheid niet uit elkaar kan houden. Opgenomen in de conclusie krijgt dit nauwelijks gestaafde punt groot gewicht, want indien het juist was zou het het hele eerste deel van de roman op losse schroeven zetten. Maar, zoals ik liet zien, is het enige onloochenbare, ondersteunende detail hiervoor dat Janssen heeft weten te produceren, dat Osewoudt een keer een onbekende even voor zijn moeder houdt. Het is hetzelfde als concluderen dat iemand in het geheel niet kan rekenen omdat hij één keer in zijn leven een som fout heeft. Sommige aanhangers van dit standpunt voegen toe dat we verder wel geen waarnemingsfouten van Osewoudt kunnen ontdekken, maar dat niettemin elk van zijn waarnemingen fout kan zijn, al weten we niet welke. Als we er verder geen kunnen ontdekken komt dat echter omdat de verteller er verder geen aanduidt en als die ze niet aanduidt zijn ze er per definitie ook niet. Janssen vat samen: ‘De lezer kan in de gegeven omstandigheden niet uitmaken wie of wat Dorbeck is, en dus kan hij niets bewijzen omtrent de daden van Osewoudt’ en ‘Niemand kan wat bewijzen, ook de lezer niet’ (1983, 39). Deze conclusie heeft grote invloed gehad,Ga naar eind19 maar vertoont twee feilen. Ten eerste valt op dat Janssen in de thematiek niets heeft opgenomen van wat hij als zeker heeft vastgesteld. Hoewel hij beweert dat Osewoudt waan en werkelijkheid niet uit elkaar kan houden, erkent hij de realiteit van Osewoudt's verleden: hij maakt daar namelijk herhaaldelijk gebruik van om Osewoudt op geheugen- en beoordelingsfouten te betrappen (33, punt 2 en 3). Ook stelt hij op grond van dit verleden een aantal dingen vast. Van de wijze waarop de groep Labare wordt opgerold zegt hij dat dit het enige is dat de lezer duidelijk wordt (32), maar niettemin kan hij ook vaststellen dat | |
[pagina 56]
| |
de getuigenis van De Vos Clootwijk vals is (36) en, in het algemeen: ‘over één punt kan geen misverstand bestaan: Osewondt is geen verrader ()’ (27). Dit is allemaal uiterst belangrijk, maar is niet terug te vinden in zijn conclusie, die verder gaat dan zijn bevindingen rechtvaardigen en er zelfs mee in strijd is. Want eerst heeft hij dus gezegd dat Osewoudt zeker geen verrader is, maar in de conclusie vervolgens gesteld dat de lezer - dat is ook hij - niets kan bewijzen omtrent de daden van Osewoudt. Als hij dat niet kan, hoe weet hij dan zeker dat die geen verrader is?! Deze innerlijke contradictie komt tot stand doordat hij met de zin ‘Niemand kan wat bewijzen, ook de lezer niet’ volledig het gezichtspunt inneemt van de onderzoekers na de oorlog, die inderdaad niets kunnen bewijzen, hoewel hij eerder soms uitging van de realiteit van Osewoudt, die door de lezer gekend wordt. Het tweede gebrek van Janssen's interpretatie is dat hij slechts beperkt gebruik maakt van de door hem erkende realiteit van Osewoudt's verleden. Daardoor toont hij wat hij ingezien heeft, dat Osewoudt geen verrader is, slechts voor een klein deel aan. | |
Is niets zeker in de roman?Sommige interpreten menen, net als Janssen stelt - in strijd met een paar van zijn eigen bevindingen - dat niets zeker is in de roman en dat dit Hermans' overtuiging illustreert dat niets zeker is, dat er geen waarheid te achterhalen is in de wereld. Dat volgt echter niet zomaar: als er niets zeker was in de roman, zodanig dat je evengoed het een als het ander kunt aannemen, zou het even onzeker zijn wat de roman uitdrukt over de wereld. Het was de overtuiging van Hermans dat niet over alles de waarheid te achterhalen is, vooral niet over de geschiedenis, die bestaat uit eenmalige gebeurtenissen die niet meer opnieuw waar te nemen zijn. Tot vervelens toe is herhaald dat deze roman illustreert dat de (historische) werkelijkheid niet kenbaar is. Dat is zo indien men ‘onkenbaar’ opvat als ‘niet te doorgronden’, maar het wil niet zeggen dat alles in deze roman onkenbaar is. Gevoelsmatig lijken sommige interpreten dit echter uit deze stelling af te leiden. Omdat nogal wat niet uit te maken is, hebben ze de neiging te denken dat niets in deze roman is vast te stellen en elk gegeven te betwijfelen.Ga naar eind20 Als alles onzeker was zou je echter geen enkele andere uitspraak over de interpretatie meer kunnen doen. Dat we niet kunnen uitmaken wat Dorbeck precies uitvoert wanneer hij uit het zicht van Osewoudt is en waar hij aan het slot is gebleven, impliceert niet dat we niet kunnen weten, bijvoorbeeld, van wie Osewoudt zijn | |
[pagina 57]
| |
opdrachten krijgt. Dat weten we precies, daar het wordt verteld. Men moet proberen na te gaan wat zeker en wat onzeker is. Als men meent dat dit niet mogelijk is zou men er na deze uitspraak verder het zwijgen toe moeten doen, maar dat wil een interpreet uiteraard niet en hij/zij zal dan opportunistisch voor waar houden wat hem het beste bevalt. Net zoals de personages doen die Osewoudt's oorlogsverleden onderzoeken. Een roman heeft echter de merkwaardige eigenschap dat wat de romancier vertelt waar is in die roman, zolang als hij het niet terugneemt of tegenspreekt. Hermans vertelt vanuit de visie van Osewoudt, maar hij is het die het vertelt. | |
Invloed van personages met autoriteit op interpretenIn veel interpretaties van deze roman zijn bepaalde tendenties waar te nemen die datgene bevestigen wat Hermans via deze roman aan de kaak wil stellen. Dat liet ik al zien aan Betlem's ‘tante Fietje-psychologie’. Als de waarheid (soms) niet te achterhalen is volgt hieruit dat autoriteiten die pretenderen die waarheid wel te kennen (soms) charlatans zijn. De mens heeft, dacht Hermans, de neiging om, als de waarheid niet te vinden is, een verhaal te bedenken dat hij voor de waarheid houdt. Hij wil hoe dan ook de lacune invullen en doet dat bevooroordeeld. Dit laatste komt uit in het gedrag van een inspecteur, een psychiater, een journalist, een geestelijke en al eerder bij Osewoudt's oom en tante. Er is een verschil tussen de personages in de roman die Osewoudt voor schuldig houden en/of denken dat Dorbeck een bedenksel of hallucinatie van Osewoudt is en de interpreten die hetzelfde doen. Deze personages kunnen niet weten dat Dorbeck bestaat (of bestaan heeft) en dat Osewoudt onschuldig is, zij hebben reden tot verdenking. De interpreten kunnen wel weten hoe het zit, want Hermans heeft hun de gegevens aangaande deze vragen in handen gespeeld door die te vertellen. Door deze gegevens op gezag van de autoriteiten te ontkennen of te betwijfelen begaan zij een vergissing die minder te verontschuldigen is dan die van deze personages. Zij gaan er vanuit dat vakmensen als de inspecteur, de psychiater of de journalist het wel bij het rechte eind zullen hebben (Smulders, Betlem, Pos). Of, als ze dit niet geloven, denken ze, daar de autoriteiten de waarheid niet kunnen vinden, dat alles twijfelachtig wordt. Ook dit is autoriteitsgeloof. Hermans laat echter zien dat vakmanschap als het om de mens gaat niet voldoende is om de waarheid te achterhalen. En in dit geval zitten de professionals op een verkeerd spoor. Opvallend is dat die interpreten die Dorbeck voor louter een geestes- | |
[pagina 58]
| |
beeld en/of Osewoudt voor (misschien) schuldig houden dezelfde neiging tot vooroordeel ten toon spreiden die Hermans in zijn roman illustreert. Er is een sterke neiging om uit het feit dat Osewoudt éénmaal aan een zinsbegoocheling lijdt af te leiden dat hij totaal onbetrouwbaar is. Die ene keer wordt echter als zodanig duidelijk aangegeven, terwijl het geen enkele andere keer voorkomt dat hij er duidelijk aan lijdt. Wat Osewoudt overkomt - een onbekende even voor een bekende houden - is iets dat nogal wat normale mensen wel eens overkomt. Niettemin probeert men hem allerlei andere zinsbegoochelingen en waarnemingsfouten in de schoenen te schuiven. Dat de psychiater hem ten onrechte voor krankzinnig houdt is om verschillende redenen te begrijpen en zelfs te rechtvaardigen - de man wil Osewoudt redden -, maar dat een interpretator dat ook doet gaat een onbezonnen stap verder. Op zichzelf had de psychiater zich van een oordeel behoren te onthouden, daar hij onvoldoende gegevens heeft; hij had Osewoudt in observatie behoren te nemen in plaats van geheel op de autoriteit van de inspecteur af te gaan, maar nu hij wil oordelen, zoals men van een psychiater verwacht, is zijn oordeel begrijpelijk. Dit wil echter niet zeggen dat de lezer zijn foutieve oordeel moet accepteren, daar die in de gelegenheid is om beter te weten. Dat sommige interpreten door het geloof aan autoriteiten als de inspecteur, psychiater en journalist niet meer geloven aan wat Osewoudt heeft meegemaakt blijkt hieruit dat zij alleen maar twijfelen aan wat Osewoudt vóór zijn arrestatie door de Nederlanders heeft waargenomen. Zij geven als argument daarvoor dat Osewoudt's waarnemingen subjectief zijn, maar ze trekken niet in twijfel wat na zijn arrestatie gebeurt, hoewel dat op dezelfde wijze wordt gepresenteerd als iets dat Osewoudt waarneemt. Zij menen dat Dorbeck geheel of gedeeltelijk een hallucinatie van Osewoudt is of kan zijn, maar ze denken dat nooit over de inspecteur of psychiater, hoewel het, als men Osewoudt's waarnemingen voor onbetrouwbaar houdt, op zichzelf waarschijnlijker is dat de psychiater, die slechts één keer verschijnt en wiens bestaan niet door anderen bevestigd wordt, een hallucinatie is dan dat Dorbeck dat is. Waarom heeft geen enkele interpreet de psychiater voor een hallucinatie gehouden? Waarom heeft niemand gesteld dat Dorbeck bestaat, maar dat de inspecteur en psychiater hallucinaties zijn van Osewoudt's paranoïde geest? Omdat men, nadat men gelezen heeft wat de autoriteiten denken, aan Osewoudt's werkelijkheid is gaan twijfelen en dan vervolgens om dit te kunnen verantwoorden gaat aanvoeren dat die subjectief en onbetrouwbaar zal zijn. | |
[pagina 59]
| |
Men denkt dat deze autoriteiten - op zijn minst een beetje - gelijk moeten hebben en dat de waarheid door hen ontdekt zou moeten kunnen worden. Dit zijn nu juist ideeën die Hermans wil ondermijnen. Maar men denkt dus dat er, als de autoriteiten de waarheid niet kunnen vinden, ook geen waarheid is. Als zij menen dat Dorbeck niet bestaat, dan zal hij misschien ook niet bestaan of deels een drogbeeld zijn. Als zij menen dat Osewoudt schuldig is, dan zal hij dat wel zijn, of in elk geval zet het zijn verhaal op losse schroeven en kunnen we het niet uitmaken. Deze meningen vloeien voort uit geloof aan het gezag van de deskundigen, die Hermans in deze roman wilde ontmaskeren. Hij meende dat er een historische werkelijkheid is - in casu die van Osewoudt die hij ons voorhoudt -, maar dat de onderzoekers van de geschiedenis die niet kunnen - en soms ook niet willen - blootleggen. Dat is wat in de roman gebeurt. De meeste interpreten nemen de beschuldigingen tegen Osewoudt over die al bij personages in de roman te vinden zijn, dat is het gemakkelijkste, maar een frappant staaltje van hem voor schuldig verklaren om andere redenen levert Bulte die zijn oorlogspolitieke motief voor het doden van Ria weglaat en verder vindt dat hij niet deugt omdat de verrader Van der Waals ook niet deugde, zodoende de roman als een geschiedeniswerk beschouwend. | |
Parallel met Kafka's ‘Het proces’Er is hier een parallel te trekken met Josef K. uit Kafka's Het proces. Deze wordt geëxecuteerd door de afgezanten van een gerechtshof, hoewel hij onschuldig is. Tenminste, er is bij hem geen enkele schuld aan te wijzen die zo'n vonnis rechtvaardigt. Dit gerechtshof wordt aan de kaak gesteld en ongenadig geparodieerd. Kafka laat zien dat corrupte machthebbers iemand een schijnproces kunnen aandoen en hem volkomen willekeurig vervolgen. Niettemin zijn er vele interpreten die K. voor schuldig houden. Hij is toch door een gerechtshof ter dood gebracht? Een gerechtshof spreekt recht. Dus zal de veroordeelde wel schuldig zijn. Daar er geen schuld te vinden is gaat men er een bedenken of blaast zijn menselijke tekortkomingen op tot misdaden. Men begint Josef K. te beschuldigen op analoge wijze als in de roman gebeurt. Deze gang van zaken is ook bij Vestdijk gade te slaan, vooral in zijn laatste bijdrage over deze roman (in Het wezen van de angst, zijn eerdere opstellen zijn veel beter!), waar hij K. er onder andere van beticht dat hij van geen vrouw kan afblijven, hoewel het meestal de | |
[pagina 60]
| |
vrouwen zijn die op K. afkomen (zie mijn artikel 1993). Maar al zou K. elke vrouw verleiden die hem voor de voeten loopt, zou hij dan daarvoor de doodstraf verdienen?! Zo maakt deze roman zijn hoofdidee waar, doordat veel interpreten hetzelfde doen als in de roman gebeurt. Ook de roman van Hermans maakt zijn visie waar, eveneens door veel van de interpretaties die hij uitlokt. |
|