Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans
(1996)–René Marres– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 61]
| |
Realisme als strategieIn twee studies over Hermans' oeuvre (1976, 1985) en later in een artikel (1989) heeft Michel Dupuis betoogd dat De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans een psychomachie is. Wat bedoelt hij met deze term? In een psychomachische roman, schrijft hij, is de verhaalwereld om de held heen uitdrukkingsmiddel van zijn zielsconflict. Deze wereld ‘vervult een metaforische functie, brengt het ik van de romanfiguur letterlijk in beeld’. Het is zo dat ‘de avonturen die de held meemaakt, de plaatsen en voorwerpen waar en temidden waarvan hij rondloopt en de figuren, waar hij mee wordt geconfronteerd, schijnbaar een zelfstandig bestaan leiden, maar in feite alleen een schijnzintuiglijke wereld vormen, die zijn gevoelsleven in dramatische, plastische en menselijke vorm weerspiegelt’ (1989, 123; bij verwijzingen naar dit artikel verder geen jaartal). De donkere kamer zou zo'n roman zijn.Ga naar eind21 Als andere voorbeelden van dit genre geeft Dupuis de romans Der Prozess en Das Schloss van Kafka, die een irreële sfeer ademen, en De dubbelganger van Dostojevski. In deze laatste roman komt een figuur voor die kennelijk een voortbrengsel is van de hallucinaties van de hoofdfiguur. Maar we kunnen voor voorbeelden dichter bij huis blijven. Dupuis beschouwt ander werk van Hermans zoals de verhalen ‘Atonale’ (in de bundel Moedwil en misverstand), ‘Manuscript in een kliniek gevonden’ en ‘Glas’ (deze laatste twee in de bundel Paranoia), ook als psychomachieën (152). Met sommige psychomachieën heeft De donkere kamer volgens Dupuis gemeen dat een hoofdrol gespeeld wordt door een raadselachtig personage, ‘dat op magische wijze opduikt en verdwijnt’ (152-153).Ga naar eind22 Wat genoemde verhalen van Hermans naar mijn oordeel onderscheidt van andere, meer realistische verhalen en romans is dat er dingen in gebeuren die niet mogelijk zijn. In ‘Glas’ bijvoorbeeld wordt de romp van de Führer Adolf Hitler na de Tweede Wereldoorlog kunstmatig in leven | |
[pagina 62]
| |
gehouden, terwijl de lezer weet dat de man aan het slot van deze oorlog omgekomen is. In ‘Atonale’ wordt een fabriek met vernietiging bedreigd door de rij briketten die ze produceert en die, na een tocht over de aarde, tot haar terugkeert. Hoe men dit ook wil noemen, magisch of surreëel of symbolisch, ieder weet dat het niet reëel is. Wat in andere verhalen van Hermans gebeurt, zoals in ‘Paranoia’ uit de gelijknamige bundel, zou daarentegen wel hebben kunnen voorvallen zoals het beschreven wordt. Ook Dupuis erkent dit onderscheid tussen twee genres. En volgens hem behoort De donkere kamer tot het niet-realistische, daar sommige dingen er op magische wijze gebeuren. Janssen heeft in zijn recensie (1980) van het boek (1976) deze stelling al op beknopte wijze bekritiseerd, hetgeen geen indruk op Dupuis heeft gemaakt. De laatste vond het bijvoorbeeld in zijn studie onlogisch dat de Duitsers verzetsstrijder Osewoudt trachten te pakken door middel van een portret in het bioscoopjournaal met de mededeling dat hij wegens straatroof gezocht wordt. Dit leek hem op een droomstructuur te wijzen. Janssen bracht hier terecht tegen in dat zo'n bedrog van de bezetter heel begrijpelijk was. Bovendien heeft Hermans de tekst van de oproep nota bene letterlijk aan een authentieke bron ontleend (112). Nu geeft Dupuis evenwel hetzelfde voorbeeld van wat volgens hem de onirische werkelijkheidsbeleving is: ‘Op p. 175 () komt Osewoudts portret op een bioscoopscherm (waarbij het de lezer moet opvallen dat Osewoudt zopas () juist aan foto's heeft zitten denken)’ (150-151). Dupuis' bedoeling is dat Osewoudt's denken aan foto's het portret oproept, zoals in een droom kan gebeuren. Er is echter niets dat hierop wijst. Dat Osewoudt aan een foto denkt komt omdat hem invalt dat hij vergeten heeft de illegale ‘Hé jij’ om een foto, niet met zijn afbeelding overigens, ter identificatie te vragen. Het portret dat op het scherm verschijnt is van hemzelf (of van Dorbeck) en wordt door de bezetter vertoond om hem te vangen. Verband tussen de gedachte en de gebeurtenis leggen is schijn van het soort dat Hermans met graagte ontmaskert. Foto's spelen in de hele roman een grote rol; het is niet bijzonder of vreemd dat Osewoudt iets over een foto invalt. Het is ook ongerijmd dat hij het afgebeelde portret psychisch zou oproepen omdat het zijn neergang inluidt. Het is niet Osewoudt die die neergang wil, maar de schrijver Hermans. Dupuis heeft zijn stellingname dus ongewijzigd gehandhaafd. Het kort besproken voorbeeld doet de vraag rijzen of hij een idee heeft van de toestanden die tijdens een oorlog heersen in een bezet land waarin verzet gepleegd | |
[pagina 63]
| |
wordt. Het is heel praktisch van een bezetter om een illegaal van een ordinair misdrijf te beschuldigen om zich van de medewerking van de bevolking te verzekeren, en het werkt dan ook prompt in dit geval. Osewoudt wordt gearresteerd. Dupuis kapittelt Janssen (1976) omdat die zou poneren dat Dorbeck ‘buiten Osewoudts visie geen objectieve bestaansvorm bezit’ (126). Dit is onjuist. Janssen poneert dat niet, maar houdt slechts de mogelijkheid open en dit is essentieel voor zijn (toenmalige) interpretatie, hetgeen door iedereen is gevat behalve door Dupuis. Merkwaardig is dat Dupuis ook in dit recente artikel naar de zevende druk van de roman verwijst. In tegenstelling tot Hermans zelf hecht hij dus kennelijk geen waarde aan diens zorgvuldige revisies. Dit is des te opvallender omdat Janssen (1980, 113) heeft laten zien dat een van de punten van Dupuis door een verandering in een latere editie rechtstreeks weersproken wordt. Maar Dupuis verwijst niet naar deze recensie. Of hij kent zijn vakliteratuur niet of hij negeert die hooghartig. Ik gebruik uiteraard een druk van de roman, de negenentwintigste, waar alle herzieningen instaan. Dat Dupuis lak heeft aan het perfectionisme van de door hem besproken auteur bevreemdt me. Of is de reden dat de roman door de revisies zich nog minder dan toch al het geval was leent voor de droom-interpretatie die hij voorstaat? Bij de bespreking van Dupuis' visie zal enige herhaling niet te vermijden zijn. |