In het algemeen zou ik hierover willen opmerken dat sommige personages hun kennis nogal eens achter de schermen opdoen, maar dat het niet onmogelijk is dat ze iets te weten kwamen. Eerst beweert Smulders dat het buiten het bereik van Ebernuss ligt om te kunnen zeggen wat de auteur hem laat zeggen (LM 186), maar wat verder weerlegt hij dit zelf door te stellen, terecht, dat het mogelijk is aan te nemen dat Ebernuss dergelijke dingen van Osewoudt's vriendin Marianne, die in zijn macht is, gehoord heeft. Marianne is een van de ‘getuigen’ die het in principe mogelijk maakt dat hij om het even wat kan weten (LM 193). Een dergelijk soort verklaring ligt wel vaker voor de hand.
Alles bij elkaar heeft Smulders, met zijn simpele geloof in de inspecteur, kennelijk een ander idee van de werkelijkheid dan ik en, wat van veel meer belang is, dan Hermans. Ook de gedeeltelijke desoriëntatie die via Selderhorst plaats vindt, maar ook al voordien, is heel realistisch. Dergelijke zaken kwamen in de Tweede Wereldoorlog - en in andere oorlogen - betrekkelijk veel voor. Zoals bekend heeft Hermans zich door enkele van deze zaken laten inspireren. Tientallen jaren heeft men zich afgevraagd hoe het England-spiel zo slecht heeft kunnen aflopen, en nog steeds lees je tegenstrijdige verklaringen hiervoor. Zelfs in situaties in het dagelijkse leven gaat het soms zo toe, al is daar meestal wat meer kans om het een en ander te verifiëren. Maar vaak hebben mensen daar geen zin in omdat het inspanning kost en/of omdat ze geloven in hun eigen verkeerde indrukken en omdat hun projecties en andere bedenksels hun beter bevallen.
Ik ben me er natuurlijk van bewust dat Hermans visies op de werkelijkheid, ook die van hemzelf, tot mythologie bestempelt en terecht meent dat realisme in de zin van een objectieve weergave van de realiteit in literatuur niet mogelijk is (19718, 114 e.v.), maar hij presenteert zijn visie via een - uiteraard geraffineerd geconstrueerde - roman die realistisch aandoet. Een uitzondering hierop is voor mij de helderziende droom van de Duitse luitenant Krügener (235), daar ik niet aan dergelijke dromen geloof.
Deze roman blijft een van de weinige meesterwerken uit onze moderne literatuur. Het is bijzonder knap dat Hermans ons laat meeleven met een personage dat geen enkele moeite heeft met het koelbloedig ombrengen van diverse mensen. Dit zal onder andere komen omdat veel lezers het onrechtvaardig vinden dat iemand ten onrechte voor een verrader wordt gehouden, hoe hij verder ook moge zijn.