Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans
(1996)–René Marres– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 9]
| |
Het misverstand, een centraal idee van De donkere kamer van DamoklesHet verschijnen van De donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans heeft indertijd veel discussie losgemaakt. De roman leek een mysterie te bevatten dat om oplossing riep. Hoofdfiguur is, zoals men weet, een sigarenwinkelier, Henri Osewoudt, die in de tweede wereldoorlog in het verzet gaat, daartoe gebracht door iemand, Dorbeck, die uiterlijk zo sterk op hem lijkt, afgezien van haar en stem, dat hij welhaast zijn dubbelganger is. Osewoudt, wiens verschijning vrouwelijke trekken vertoont, bewondert Dorbeck omdat die hem een echte man lijkt, wat hij zelf door zijn daden ook wil worden. Hij voert Dorbeck's opdrachten blindelings uit. In bevrijd gebied gekomen wordt hij later echter gearresteerd als verrader. Hij beroept zich op zijn opdrachtgever, maar deze is niet te vinden. Zijn beschuldigers twijfelen aan Dorbeck's bestaan: misschien is hij een verzinsel van Osewoudt. Maar ook als hij bestond wordt de vraag wie deze Dorbeck precies was. Sommige lezers, bijvoorbeeld Oversteegen, wisten niet meer wat zij van het bestaan van Dorbeck moesten denken, na over het na-oorlogse vruchteloze onderzoek daarnaar gelezen te hebben (168-169). Na een tijd ontstond er toch een zekere consensus over dat de onoplosbaarheid van dit probleem juist de kern van de roman uitmaakte. De historische werkelijkheid is niet kenbaar. Deze visie wordt verdedigd in de monografie van Janssen over deze roman in de Synthese-reeks, die laat zien dat vorige interpretaties vastlopen. Hij betoogt dat een antwoord op de vraag ‘bestaat Dorbeck, de dubbelganger van de protagonist Osewoudt, nu wel of niet?’ niet te geven is (1983, 31-32).Ga naar eind3 Hier ben ik het slechts half mee eens. In een bepaalde betekenis van ‘Dorbeck bestaat’ is het juist, in een andere betekenis van dit schijnbaar simpele zinnetje niet. Ook zal ik betogen dat, juist omdat dit zo is, de roman kan illustreren dat de werkelijkheid niet kenbaar is. Overigens is het beter het zo uit te drukken dat de werkelijkheid niet te | |
[pagina 10]
| |
doorgronden is. ‘Niet kenbaar’ lijkt namelijk te impliceren dat men in het geheel niets zou kunnen kennen, ook niet door waarneming. Dat is niet het idee van de roman: hij houdt in dat het waargenomene vaak niet te doorgronden is. |
|