Over de interpretatie van De donkere kamer van Damokles van Willem Frederik Hermans
(1996)–René Marres– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |
Wenn man dich ansieht, möchte man fast dem Sprichwort glauben: ‘Einen solchen Prozess haben, heisst ihn schon verloren haben’. Voor mijn waarheid heeft niemand emplooi | |
[pagina 7]
| |
VoorwoordDe donkere kamer van Damokles van W.F. Hermans levert al tientallen jaren een levensgroot interpretatieprobleem op dat je zo langzamerhand wel klassiek mag noemen. Want de interpretaties ervan lopen niet een beetje uiteen, zoals meer voorkomt, maar vele staan lijnrecht tegenover elkaar. In dit boekje geef ik behalve mijn eigen interpretatie een bespreking van zo goed als alle andere standpunten die tot nu toe na de recensies openbaar zijn gemaakt.Ga naar eind1 Mijn interpretatie sluit aan bij opmerkingen van de schrijver, waarvan sommige overigens niet zo duidelijk zijn. Daarbij probeer ik ook te verklaren waarom men tot bepaalde opvattingen komt. Het is opmerkelijk hoe sommige interpreten zich gewillig aan de zijde van de autoriteiten in de roman scharen, die Hermans nu juist wilde ontmaskeren. Het is dus een boekje geworden niet alleen over deze intrigerende roman maar ook over de interpretaties. Men zou het misschien als ideaal kunnen beschouwen als een interpretatie van een roman enkel op impliciete wijze ingaat tegen wat ervan afwijkt. Maar dat was in dit geval - en trouwens ook in veel andere gevallen - niet mogelijk omdat sommige andere opvattingen mij zo verbazen dat ik niet op het idee zou zijn gekomen om datgene van de roman aan te halen wat ertegen ingaat als ik ze niet eerst gelezen had. Bijvoorbeeld, het zou niet bij me opgekomen zijn dat een lezer kan denken dat Osewoudt zijn idool Dorbeck verraden heeft. Pas doordat iemand dat stelt ben ik wat het weerlegt op een rijtje gaan zetten. Het eerste van de drie opstellen werd al eerder gepubliceerd, in Polemische interpretaties, Van Louis Couperus tot W.F. Hermans (1992). Ik heb het een en ander verbeterd, vooral de woordkeus, en enkele punten aangevuld. Bij zo'n ingewikkeld boek als De donkere kamer kun je niet alles de eerste keer goed hebben. De relatie van Osewoudt tot Ebernuss bijvoorbeeld is gecompliceerder dan ik het toen voorstelde. Het tweede opstel is een vervolg op het eerste. Ik heb me daarom afge- | |
[pagina 8]
| |
vraagd of ik niet beter zou doen de stof ervan daarin te verwerken. Mijns inziens zou dat echter wel erg veel bij elkaar zijn geworden. Er is en wordt over deze fascinerende roman zoveel gepubliceerd dat de massa commentaar ondoorzichtig zou worden. Bovendien bestaat het stuk, nog meer dan het eerste, grotendeels uit bestrijding van andere opvattingen. Ik onderzoek onder andere de betrouwbaarheid van de psyche van Osewoudt en ga in op een aantal beschuldigingen van moord en verraad tegen hem - en Dorbeck - in recente artikelen. In het derde opstel behandel ik een afzonderlijk, fundamenteel thema, namelijk of de roman als realistisch is op te vatten of - zoals vooral Dupuis betoogd heeft - gerangschikt moet worden onder het duidelijk niet-realistische werk van de schrijver. Deze kwestie komt ook in de andere twee opstellen wel hier en daar aan de orde, maar, afgezien van één voorbeeld dat ik behandel in het eerste, nog niet systematisch. Als er naar meer dan één publicatie van een auteur is verwezen, is het jaartal erbij gezet, anders niet. De publicaties zijn te vinden in de bibliografie. Naar de roman is meestal enkel met het paginanummer verwezen, maar soms staat er ‘DKD’ bij om verwarring met een secundair werk te vermijden.
In een bespreking van bovengenoemde bundel schreef een recensentGa naar eind2 in het Vlaamse blad Streven (1993): ‘Marres’ zgn. 'nieuwe interpretatie' van Hermans' De donkere kamer van Damokles is misschien wel sluitend maar juist dat maakt ze zo onaantrekkelijk.’ Dat is dus iemand die het niet interesseert wat een roman uitdrukt en wat een schrijver te zeggen heeft: een opmerkelijk staaltje van onbenul. Ik schrijf voor mensen die wèl graag zien dat een interpretatie sluitend is, die niet alleen een intuïtieve, esthetische maar ook een intellectuele belangstelling voor literatuur hebben en die het interessant vinden dat je interpretaties kunt aanvechten en soms weerleggen met argumenten, al was het maar door de roman goed te lezen.
Tenslotte zeg ik Jos van Pelt hartelijk dank voor de aandacht, stilistisch en anderszins, die hij aan het redigeren van dit geschrift heeft willen besteden.
René F.M. Marres |