| |
| |
| |
| |
Aen den eerweerdighen heylighen ende hoogh-gheleerden Doctoor ende Magister noster, Heer Franciscus Sonnius, Eerweerdich Bisschop van 'sHertoghen-bosch
(Vader aller nieuwe Bisschoppen inde Nederlanden) Saluyt ende benedictie.
Eerwaerdighe, lieve, heylige Vader ende Bisschop. Soo wanneer ick aenmercke ende overlegghe die vroome, loflijcke ende schoone feyten, die U. E. binnen negen oft tien jaren herwaerts, met goede hulpe des alder-doorluchtichsten ende Heylighen Cardinaels Granvelle, ende andere goede ondersaten der H. Apostolischer Catholijscher Romscher Pauselijcker Kercke, hebt aenghevangen ende vol nae uytgevoert, in de saeke van onse oude ende by nae vervallene Roomsche Religie, om de selve met nieuwe Pylaren ende stercke stijlen te ondersetten, ende met vaste seelen ende koorden der Spaenscher Inquisitie te verbinden: soo moet ick van rechts weghen, uyt den name van mijne Landslieden ende inwoonders der Nederduytsche Landen, U. E. bedancken vande groote veranderinghe, | |
| |
die men binne corte jaren herwaerts aldaer gesien ende ghespeurt heeft. Want hadde uwe Bisschopsche E., ontrent het jaer 1558, by wijlen alderheylichsten Paus Julius de vierde, niet vromelijck aengedreven ende sterck gevordert, dat onse Nederlanden mochten met nieuwe Bisschoppen voorsien worden, welcke soude mogen dienen tot Inquisiteuren ende aenclagers der Ketteren ende Hugenoosen, voorwaer de sake stont also, dat de H. Paus met alle sijne cramen ende winckelen hadde corts daer na de Landen moeten ruymen, overmits het nieuwe Evangelium datmen ons wilde voort-brengen, daer uwe Bisschops Myter ende staf ende uwe Inquisiteursche Eerweerdigheyt noyt veele van gelesen heeft (overmidts uwe ghetijden-boeck met een kanneken goeden Rijnschen wijns U. E. lichtelijck vergenoegen kan). Waer uyt soude eene al te jammerlijke sake hebben moeten volgen, als namelijck, datmen by nae niemandt meer soude hebben ghevonden, die de Misse hadde willen singhen om ghelt: ja, de Papen begosten sich alreede te schamen over hare cruynen, ende soudense gheerne in plaetse met koeyendreck (gelijck als in een oude Prophetie is voorgheseyt geweest) hebben willen bedecken. De Bisschoppen, de Prelaten, de H. Monicken ende Canoniken, de Inquisiteurs ende Trawanten des Geestelijcken Hofs souden gheen neeringe meer ghekreghen hebben. Ick swijghe, dat de hoochberoemde Doctoren van Loven, de Licenciaten ende Baccalarisen inder Godtheyt en souden gheen Vinum Theologicum, of Vinum Cos, dat is te segghen van het Prochiaens vaetken meer hebben gedroncken: maer hadden sich met dunne kuyte oft knol moeten lijden, waer van sy het Colicompas hadden moghen krijghen. Ende waer souden doch die Heylighe vierbytende Ordenen gebleven sijn, ende insonderheyt die Heylige Minne-broeders? Souden sy alle gelijck, hare cappen op den tuyn niet hebben moeten hangen? Daer na, waer soude vervaren sijn alle de groote kostelijckheydt van Kercken, Altaren, vergulde Cassen, costelijcke Reliquien, schoone Beelden, goude, silvere ende syde Lakenen, Casuyfelen, | |
| |
ende andere diergelijcke Juweelen meer, daer alle de Kercken der Santen ende Santinnen mede so rijckelijck gestoffeert ende verciert zijn, ende die alle de Bisschoppen met haren Eedt beloven te bewaren ende te verdedigen naer haer beste vermogen? Maer wat wil ick daer van vele seggen? De Misse, de Misse segge ick, ja de heylige lieve Misse lach so kranc, dat men alreede begonde hare Requiem te singen. De Santen en kregen geen vette offerhanden, geen wieroockbrant noch geen Bedevaerden meer: ja, men begonde alreede hare Beelden van de Altaren af te werpen; de Aflaten ende de Paus bullen konden niet meer gelden; ja, de stapel van alle Aflaten, namelijck het Vagevyer, begonde geheel kout te werden. De Paus selve was voor eenen Ulenspiegel aengesien; de Decreten ende Decretalen, de glose der Sophisten, de Sententien, de Quotlibeten ende ander grillen der Klercken ende Doctooren van Loven, begonden achter de bancke geworpen te sijn; de Satisfactien ende voldoeningen en hadden het ja niet meer veyl; de Oorbiechte hadde by na de moort gesteken; de Vastelavondt ende de Graef van half Vasten hadden schier den hals gebroken; alle de h. schoone Processien ende statelijcke ommegangen werden voor een kinderspel geacht; het H. Sacrament en werde niet meer met pijpen ende trommellen devotelijck omgevoert; ja, men liet het de muysen ende maeyen op eten, ende stinckende worden. In somma, alle het Heyligdom der Roomsche Catholijcsche Kercke begonde in de asschen te vallen. Daerentegen, men hoorde anders niet, so binnen als buyten de Steden, noch men las ooc anders niet, dan den Bybel of S. Paulus; men wilde anders niemant aenbidden dan God alleen; genen middelaer hebben, dan Christum Jesum; genen troost noch toeverlaet, dan in sijne satisfactie ende voldoeninge; genen roem, dan in sijn cruyce ende in sijn lijden ende sterven; gene Sacramenten anders dan den Doop ende het Pachtmael, ende de selve noch seer slecht ende simpel, sonder eenige stacie of frayicheyt, sonder belesingen des duyvels, sonder speecksel, sonder | |
| |
sout oft smout; item, sonder Alben ende Casuyselen, sonder Per omnia, oft Dominus Vobiscum te singen; men wilde niet meer te Biechte gaen, dan aen God alleen, oft immers in de tegenwoordicheyt der gantscher Gemeynte; men vraegde na gene absolutie meer; men bad voor de zielkens niet meer die int Vagevyer liggen, maer een yegelijc wilde sijne gebeden passen op de H. Schrift; men kende maer een Hooft der Kercken, Jesum Christum, den sone Gods; men wilde dat de Bisschoppen souden 't Evangelium predicken, in stede van Inquisiteurs te wesen; dat sy souden te voet gaen, in stede van op hengsten ende muylen te rijden; men achtede alle spijsen reyn ende goet, soo verre alsmen een Gebedt, in Duytsch oft in Walsch, daer op geseyt hadde; ende men maekte geen groot werck van vleesch in de Vasten, ja op den goeden Vrydach te eten. Somma sommarum, men wilde een heele nieuwe Reformatie inbrengen, die by de Heylige Roomsche Kercke noch by onse voor-Vaderen noyt gesien en was: men wilde het alle weder brengen op de oude ploye der Apostelen ende Evangelisten. Och wat een jammer, wat een last ende verdriet haddet gheweest voor onse hertlieve Moeder, de H. Roomsche Catholijke Kercke, ende alle haer goede ondersaten! 't hartken klopt haer noch, als sy daer slechts van hooren vermanen. Maer gedanckt sy onse lieve Vrouwe van Antwerpen, onse lieve Vrouwe van Halle, van Waveren, ende die van de seven Ween te Loven, ende die van de seven Eycken in Vlaenderen; daer heeft uwe E. wel in tijts legen geweest, met alle vlijt ende arbeyt. Sy heeft de Inquisitien int Landt versorght, de Geusen verjaecht, de Heeren gevangen, den Adel ende de Borgeren gebannen ende op de Vleeschbanck gebracht, de Spaengiaerts ingevoert, 't vyer ende 't sweert tot een teecken der victorie opgesteken, in alle hoecken galgen opgericht, 't nieuwe Evangelische bloet vergoten: In somma, uwe neerstigheyt, uwe vlijt, uwen yver, uwe nieuwe Bisschoppen, ende uwe H. Inquisitie heeft onsen ghenadichsten Coninck also wel betaelt ende overredet, dat sijne | |
| |
Majesteyt veele liever het verderf sijnder erflanden, ende de verwoestinghe sijne ondersaten heeft willen sien, ja, sijn eygen ende eenghebooren Sone vangen ende laten sterven, dan dat hy de H. Catholijcshe Roomsche Kercke sulcke schande hadde laten lijden; ende, in stede van des Paus Drecketen ende Drecketalen ende vande Mis-boecken, oft Hortulus animae, ende andere ghetijde Boecken, soude het H. Evangelium ende de H. Schrift hebben laten alleene stadt grijpen. Daerom moet uwe E. hoochlijck gepresen, ende totinden derthienden Hemel verheven werden, daer de derthien-avont Heyligen woonen, van wegen alsulcker vroome feyten, ende een yeghelijck behoort wel na zijn gave uwe h. voornemen hier in te helpen ende te sterken. Dit is, E. H. Bisschop, de oorsake die my onweerdige minder Broeder, heeft bewogen om dese cleyne gifte uwer E. toe te schicken: Op dat ick, met mijne kleyne geringe gaven, oock helpe het vervallen huys der Roomsche Kerke, in het rechte natuyrlijk fondament des H. Roomschen Paus wederom te setten. Daerom hebbende nu onlancx inde stadt van Antwerpen gesien ende gemerket, datter een boecxken veyl was int Walsch ende int Nederduyts, ghenaemt Een Missive oft Zent-brief, aen de verdwaelde Christen gheloove, by Gentiaen Hervet; ende dat het seer ghetrocken was, ende groot geacht van alle goede Catholijksche herten, so heb ick dat selve met alle neersticheyt overlesen, ende metter daet bevonden, dat aldaer int korte begrepen ende vervat stonde de gantsche grondt ende fondament der H. Roomscher Religie, welke uwe E. met vyer ende met sweert, ja met het verderf des gantschen Landes, door eenen h. yver soeckt te verdedigen. Hebbe derhalven gedacht, dat het selve boecxken weert was van alle menschen gelesen te werden, op dat de afgedwaelde mochten inden rechten wech wederkeren, ende de goede Catholijcksche noch meer gesterckt werden: maer om dat ick mercte dat het seer kort, ende dieshalven een weynig duyster was, ende en hadde ghene oft seer weynige bewijsredenen, uyt der | |
| |
Schrift, Concilien, heylige Vaderen ende Decreten der Pausen, soo hebbe ick de penne in de hant genomen, ende eene volle verklaringe des selfs willen maken, op datter niet aen en soude ontbreecken. Ende dewijle ick sach, dat het noodich was sommige dingen breder te verhalen, insonderheyt vande weerdicheyt ende Authoriteyt der H. Kercken, ende van de rechte uytlegginge der H. Schrift, waer in al onse saken gantschelijc bestaen (mits wy ons altijt op de Kercke moeten beroepen, dewijle doch ons nu voortaen geen ander schilt noch verdedinge meer overgebleven en is), so hebbe ick gearbeyt, om in 't corte te bewijsen waer in dit fondament gelegen is; ende met wat Schriften, met wat Vaderen, ende welcke Concilien, met hoedanige Decreten elck stuck bewaert is; ende ooc, hoe men de Schrift met de H. Roomsche Kerck over een brengen moet, ende Catholijckscher wijse verstaen, soo dat sy den Ketters tot geenen voordeel meer en dienen. Ende, om dat dit van velerley en menigerhande bloemkens by een geraept is, so hebbe ick het selve genaemt Den Byen-korf der Roomscher Kercken, om te kennen te geven, dat gelijcker wijs als een Honich-bey niet uyt eenderhande bloeme alleene, maer uyt vele verscheyden haren honich bereyt, also en staet de Roomsche Kercke oock niet op eenderhande Schrift, Bybel, Concilie oft Decreetboec, dan sy raept het uyt een yegelijck, t' geene dat haer alderbest dient, so alsmen inden voortganc oogmerckelijc sal mogen sien, ende op het eynde des Boeckx noch breder verstaen; aldaer de eygentlijcke reden verhaelt werden, waerom wy desen Boec met alsulcke naem genoemt hebben.
Ende nu, also ick verstaen hebbe dat U. E. een boecxken hadde onlangs laten uytgaen, tegen de belijdinge des Gheloofs van dese nieuwe Evangelische gemaect, hebbe met alle neersticheyt gearbeyt om dat Boecxken te krijgen, verhopende dat het my hadde vandese mijnen arbeyt ontslaen mogen, overmidts U. E. aldaer soude mogen dese stucken in't breet ende lanck verhaelt hebben: maer, naer dat ic het | |
| |
Boecxken met lichterhant hebbe overlesen (om dat my sulcke geluc niet en konde geschieden, dat ick het by my langer mochte houden), so hebbe ic noch meer ontsteken geweest, om desen mijnen Byen-korf uyt te laten gaen, overmidts ic sach, dat hy ooc soude grootelijcx dienen tot verclaringe des voorschreven boecxken, dat U. E. heeft ghemaecht, aenghesien dat U. E. alomme vermelt vande authoriteyt ende weerdicheyt der H. Kercken, van hare constitutien oft instellingen, ende aenghevinghen oft traditien, ende van de geestelijcke uytlegghinghen die sy op de H. Schrift heeft gemaect; doch sy en leyt nergens klaerlijck uyt, waermen dese constitutien ende aengevingen vinden sal, oft inde Schrift, oft by de Vaderen, oft inde Decreten oft Concilien, so dat een slecht mensche altijt in twijffel mochte staen, wat U. E. voor de geboden ende aengevingen oft Traditien der Kercken wil gehouden hebben, ende walmen de Kercke noemen sal, ende oock desgelijcx, wat regel oft richtsnoer dat dese H. Kercke gemeynlijc hout inde uytlegginge der Schrift. Ic dencke dat het U. E. om dese oorsake heeft nagelaten, als onse tegenwoordige Gentianus Hervet doet, namelijc om dat het al te cleyne ende lichte sake was, om u ghemyterde hooft daer over te breken. Daerom hebbe ick dese moeyte ende arbeydt geerne aengenomen, ende hebbe in desen mijnen boeck klaerlyc bewesen, op wat gront ende fondament dit alles bestaet, soo dat de nuttigheyd van dit boecxken is onsprekelijk, gelijk als een yegelijck goet Catholijcx man by hem selven sal konnen genoechsaem vermercken. Ende mits hier niet en is geschreven, het welcke op het voorgenoemde boecxken van U. E. gemaeckt, niet evenwel, ja noch beter passe, dan op het boecxken Gentiani, so soude ic het geerne also hebben uytgegeven, als een verclaringe, uytlegginghe oft commentarius van u voorseyt boecxken. Maer, de wijle ick de copye des selfs onder handen niet en hadde, ende vreesde oock dat U. E. sich hadde mogen belgen, dat yemant sijne schriften, die doch so klaer zijn als de helle | |
| |
Sonne (gelijc als uwen naem Sonnius ooc mede brengt), hadde onderstaen te verclaren ende uyt te leggen, so ben ik in het mijne voortgegaen, ende hebbe hier mede te vreden geweest, dat ik slechts mijnen arbeyt onder de vleugelen uwer Eerweerdicheyt (daer alle de nieuwe Bisschoppen onder gebroeyt zijn geweest) soude mogen bergen: ende bidde uwe Eerweerdicheyt mijne kleyne gave genaedichlijc, ende so alst eenen alsulcken Bisschop betaemt, te willen aenveerden ende ontfangen: verhopende noch metter tijt meer alsulcke stucken in 't licht te laten uytgaen; ende also puntelijc te vercklaren alle de schriften van U. E. ende vande andere docktoren van Loven uwe Mede-broeders, dat een blint man met handen sal mogen tasten, ende sonder keers oft bril vernemen, wat voor groote heylichdom in alsulcke cassen verborgen leyt. Soo het nochtans daerentusschen U. E. aennemen wil tot eene verclaringe ende commentarium op uwen boeck, dat staet in U. E. goede wille. Hier mede wil ic uwe Bisschops myter ende staf onsen Heere den Paus bevolen hebben, die u met al u medebroeders, onse nieuwe Bisschoppen, wil in u goede welvaert ende voorspoet tegen alle Ketters bewaren, ende vele goede renten ende vette prebenden (om de keucken altijt warm te houden) deur sijne Pauselijcke mildicheyt verleenen.
Datum in onse Musaeo, den vijfden Januarij, welcke was dry Coningen avont, als de goede Catholijcken hen vrolijc maken, ende roepen: De Coninc drinckt. Int Jaer 1569.
V.E. Goetwillige Dienaer in alles, wat ick lichtelijck vermach.
|
|